En als Hij nabijkwam en de stad zag, weende Hij over haar. Lukas 19:41
Onze Heiland weende in het meevoelen met de zorgen van Zijn land, en heiligde de tranen van hen die iemand door de dood hadden verloren. Omdat Jezus weende, mogen ook wij huilen als broeders en vrienden dood terneerliggen. Er hoeft in ons rouwen geen opstandigheid te zijn, want Jezus was het volkomen eens met de wil van God – en toch weende Hij. We mogen wenen bij de graven van onze geliefden, en ons toch niet schuldig maken aan ongeloof wat hun opstanding betreft, want Jezus wist dat Lazarus weer zou opstaan — en toch weende Hij. Toen onze Heere weende over Jeruzalem, liet Hij Zijn betrokkenheid bij de nationale problemen zien, Zijn droefheid over de onheilen die Zijn landgenoten te wachten stonden. Mensen hoeven niet op te houden goede vaderlanders te zijn wanneer ze tot geloof komen. Gelovigen moeten de ellende bewenen die komt over het schuldige volk waartoe ze gerekend worden, juist omdat ze gelovigen zijn. Dat onze Heere de derde keer weende, kwam door de grote last van de menselijke schuld die op Hem drukte. Dat laat ons zien dat we ook op de schuld van de mensen moeten zien, en die betreuren voor God. Toch is Jezus in dit bijzondere wenen alléén. Er is iets in de tranen van Gethsemane geweest waar we niet bij kunnen, want Hij Die ze stortte, begon toen als onze Borg te lijden, en zo moest Hij noodzakelijk de pers alleen treden, en niemand van de volken mocht met Hem zijn. Zie Hem Die onder de olijfboom in eenzaamheid weende, Die een smart verdroeg die nu – gezegend zij Zijn Naam – voor ons onmogelijk is, wanneer we zien dat Hij de overtredingen heeft weggenomen die deze smart nodig maakten.