Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag. Genesis 1:5
De avond was “duisternis”, en de morgen was “licht”, en nochtans worden die beide tezamen slechts bij de naam genoemd, die alleen aan het licht gegeven wordt, dat is dag! Wel mogen wij dit enigszins vreemd vinden, maar het heeft een nauwkeurige overeenkomst met onze geestelijke ervaring. In ieder gelovige treft men duisternis aan, zowel als licht, en toch moet hij niet met de naam van zondaar bestempeld worden, omdat er nog zonde in hem is, maar een heilige moet hij genoemd worden, daar hij een zekere maat van heiligheid deelachtig geworden is. Een denkbeeld vol troost is dit voor allen, die hun ellende betreuren, en zich afvragen: “Zou ik een kind van God kunnen zijn, terwijl er nog zo veel duisternis in mij is?” Ja, gij zijt het; want gij ontleent, gelijk de dag, uw naam niet aan de avond, maar aan de morgen; en Gods woord spreekt van u, als waart gij nu reeds volmaakt heilig, gelijk gij dit eerlang wezen zult. Een kind van het licht wordt gij genaamd, schoon er nog duisternis in u is. Gij wordt genaamd naar ‘t geen in de ogen Gods nu het overheersende en eens het blijvende beginsel in u zal zijn. Let er wel op, de avond komt eerst. Volgens tijdsorde zijn wij natuurlijk eerst duisternis, en nog treden de nevels dikwijls op de voorgrond bij onze zwaarmoedige stemming, wanneer wij diep vernederd uitroepen: “O God! wees mij zondaar genadig!” De morgen neemt de tweede plaats in; hij vangt aan te lichten, wanneer de genade de natuur overwint. Terecht zegt Bunyan: “Wat laatst komt, duurt eeuwig.” Het voorafgaande maakt plaats voor het daaraanvolgende, maar op het laatste volgt niets anders meer. Hieruit besluiten wij, dat, schoon gij van nature duisternis zijt, wanneer gij eenmaal licht wordt in de Heere, er dan geen avond meer is, die volgen moet; uw zon zal niet weer ondergaan. In dit leven bestaat de eerste dag uit een avond en een morgen; maar de tweede dag, wanneer wij eeuwig met de Heere wezen zullen, zal een dag zijn zonder avond, een heilige, schitterende, eeuwige middag.