Opdat zij de leer van God, onze Zaligmaker, in alles mogen versieren. Tit. 2:10
De apostel stelt grote prijs op de leer van het evangelie, anders zou hij er niet zoveel zorg voor dragen, dat zij versierd wordt.
De apostel waardeert grotelijks het practisch deel van de godsdienst, vandaar dat hij die als de schoonheid en het sieraad van het evangelie beschouwt.
Welk een wijd veld van practisch onderwijs vinden wij in deze korte brief.
Met wat heilige vernuftigheid is het met de leer ineengevlochten!
Er wordt ons bevolen het gebod te gehoorzamen, opdat wij de leer mogen versieren.
Wij hebben in onze tekst
I. Een naam van versiering voor het evangelie. “De leer van God, onze Zaligmaker.”
1. Die naam doet de grootheid uitkomen van het evangelie: “de leer van God.” Onze val, ons verderf, onze zonde en onze straf waren groot. Onze zaligheid en verlossing zijn groot. Onze veiligheid, ons geluk en onze hoop zijn groot.
2. Hij doet er de zekerheid van uitkomen. Het is van God. Het komt door een openbaring Gods. Het is gewaarborgd door Gods trouw. Het is, als God, onveranderlijk.
3. Hij stelt zijn betrekking tot Christus Jezus in het licht: “van God, onze Zaligmaker.” Hij is er de Werker van. Hij is er het Wezen van. Hij is er de Bekendmaker van. Hij is er het Voorwerp van. Het evangelie verheerlijkt Jezus.
4. Hij toont zijn gezag aan. Het gehele systeem van de geopenbaarde waarheid is van God. De Zaligmaker zelf is God en dus moet Hij aangenomen worden. Het evangelie zelf is goddelijk. Gods wil en bedoeling is belichaamd in de leer van de Here Jezus; het evangelie te verwerpen is dus God te verwerpen. Laat ons deze “leer Gods, onzes Zaligmakers” eren, verdedigen en verbreiden. Wat is er dat zo zeer onze liefde en ijver waardig is?
II. Een methode van versiering voor het evangelie.
Dit is een merkwaardig vers. Let op
1. De personen, die het evangelie moeten versieren. In de dagen van Paulus, dienstknechten of slaven. In onze dagen, arme dienstboden van de nederigsten stand. Het is vreemd, dat hun zoiets wordt opgedragen. Maar de vrouwelijke slaven versierden haar meesteressen en beide mannen en vrouwen, zelfs van de armste klasse van de maatschappij, waren volkomen bereid om zichzelf te versieren. Door niemand wordt het evangelie meer geëerd dan door de armen.
2. De wijze, waarop in het bijzonder deze personen het evangelie konden versieren. Door gehoorzaamheid aan hun meesters. Vers 9. Door er naar te streven hen te behagen: “dat zij in alles welbehagelijk zijn.” Door hun tong te bedwingen: “niet tegensprekende.” Door nauwgezette eerlijkheid: “Niet onttrekkende.”
Door een betrouwbaar karakter: “alle goede trouw bewijzende.” Door dit alles zullen hun meesters de Godsdienst van Jezus bewonderen.
3. De wijze van het evangelie te versieren in het algemeen. Ontkennenderwijs: het bestaat-Niet in de versiering van het gebouw, de priester, het koor of de aanbidders. Niet in de aantrekkelijkheid van een bijzonder gewaad of van een bijzondere sprake. Niet in schoonheid van wijsgerige denkbeelden. Niet in de smakeloze opschik van fraaie redekunstige wendingen. Bevestigenderwijs. Het bestaat in andere zaken. Wij moeten de leer van God, onze Zaligmaker, versieren door ons godvruchtig leven. Versiering, welke die naam wezenlijk verdient, voegt aan schoonheid. Heiligheid, barmhartigheid, blijmoedigheid zijn in overeenstemmig met het evangelie. Versiering is meermalen een hulde aan schoonheid. Zodanig is een godvruchtige wandel: het evangelie wordt er door geëerd. Versiering is een bekendmaking van schoonheid. Heiligheid vestigt de aandacht op de natuurlijke schoonheid van het evangelie. Versiering is een verophoging van schoonheid. Godsvrucht geeft klem en kracht aan de voortreffelijkheid van de leer.
Laat ons allen trachten het evangelie te versieren door: Strikte eerlijkheid in zaken. Voortdurende vriendelijkheid en beleefdheid in de omgang. Onzelfzuchtige liefde voor allen, die ons omringen. Bereidwilligheid om terstond het ons aangedane kwaad te vergeven. Overvloedig geduld onder beproevingen. Heilige kalmte en zelf beheersing.
Juwelen.
Ja en let wel op, dit moet gedaan worden, niet als het grote voorrecht van enkele hoog begaafden en bij een gelegenheid, die hen verlieft in de ogen van de mensen, zodat het gehele heelal hen bewonderend aanstaart. Gelijk wij zien in de tekst, het was van de macht van de arme slaven in Creta, dat de apostel schreef, van hun macht, niet in de een of andere ontzettende beproeving, zoals van pijniging of martelaarschap, waaraan de wreedheid van hun meesters hun geloof soms onderwierp, maar van hun macht om dit te doen “in alles” -in de dagelijkse, lagen en vernederende dienst van slaven in de kleine dingen, zowel als in de grote, in de morsige stal of schaapskooi, zowel als in het midden van de pracht en weelde van het paleis, de macht om geheel en volstrekt “in alles” het heerlijk evangelie van God te versieren. O gezegende slaven van Creta! Daar heengaande onder de zweep en de keten, maar met een hart vol van geloof, onder hun last en met de glimlach van de liefde te midden van hun tranen een arbeid verrichtende voor God, die aan een engel onmogelijk is!
CHARLES WADSWORTH, D. D.
Fox zegt: “Toen de mensen ervaring begonnen te krijgen van de trouw en eerlijkheid van de “Vrienden,” {1} en bevonden, dat hun ja, ja was, en hun neen, neen en dat zij in al hun handelingen hun woord hielden en dat zij hen niet konden misleiden of bedriegen; maar dat, als zij een kind om iets naar hun winkels zonden, zij even goed bediend werden, als wanneer zij zelf gingen, toen was het leven en de wandel van de “Vrienden” een prediking. Toen werd algemeen gevraagd, waar een winkelier, een kleermaker, een schoenmaker, of iemand van enig ander bedrijf of beroep woonde, die een Kwaker was.
(1) De Kwakers.