Wij weten dat er grote oorlogen zijn geweest, waarin naties elkaar bevochten, en waarbij de een de ander overwon. Maar wie heeft ooit gehoord van een overwinning over de hele wereld? Sommigen zullen zeggen dat Alexander de veroveraar van de hele wereld was, maar dan zeg ik van nee. Hij was zelf de overwonnene, hoewel hij alles in bezit had. Hij bevocht de hele wereld en won; maar zie hoe dit zijn meester overmeesterde, zijn overwinnaar overwon, en de vorst die eens z’n gesel was geweest, geselde. Zie hoe de koninklijke jongeling huilt en onder het slaken van de kreten van een idioot zijn handen uitstrekt naar een andere wereld om die te mogen verwoesten.
Uiterlijk leek het alsof hij de Oude Wereld had overwonnen, maar in werkelijkheid, in het binnenste van zijn ziel, had de aarde hem overwonnen, hem overweldigd, hem gewikkeld in de droom van de eerzucht en geketend met de ketenen van de hebzucht, zodat hij, toen hij alles bezat, nog steeds ontevreden was. Hij werd, zoals een arme slaaf, voortgesleept door de wagenwielen van de wereld, huilend, jammerend en klagend, omdat hij geen andere wereld kon winnen. Welke man heeft ooit de wereld overwonnen? Laat hem een stap naar voren doen.
Hij is een Triton onder de zeegoden, hij zal Caesar en zelfs generaal Wellington overtreffen, als hij kan zeggen dat hij de wereld overwonnen heeft. Het is zoiets zeldzaams, het is zo’n wonderbaarlijke overwinning en zo’n geweldige verovering dat hij die beweert dat hij dit gewonnen heeft, met kop en schouders boven zijn medemensen uitsteekt, net als Saul. Hij verdient ons respect, zijn aanwezigheid beweegt ons ertoe een buiging te maken en zijn stem overreedt ons tot gehoorzaamheid. En, ere wie ere toekomt, als we naar zijn stem luisteren zullen we zeggen: Het is alsof een engel zijn vleugels beweegt.
De christen overwint de wereld. Het is een harde strijd: niet een strijd die pantoffelhelden zullen winnen; het is geen gemakkelijke schermutseling die hij wint, die op een zonnige dag uitgedaagd wordt tot een gevecht, zijn vijand aankijkt, dan de teugels wendt en sierlijk verdwijnt door de deur van zijn zijden tent. Het is geen gevecht dat hij zal winnen, die nog maar pas in dienst is en die zijn legerkleding aantrekt en dwaas genoeg denkt dat een week in dienst hem zal verzekeren van een gloriekroon. Nee, het is een levenslang gevecht, een gevecht dat alle kracht nodig heeft die deze spieren en dit hart kunnen opbrengen; een verovering die al onze krachten vereist, als we tenminste willen triomferen. En als we uit dit gevecht komen als meer dan overwinnaars, dan zal van ons gezegd worden, net als van Jezus is gezegd: Hij had voldoende krachten en niets te over. Het is een strijd waarbij het dapperste hart de moed kan verliezen, een gevecht waarbij de stoutmoedigste kan sidderen, als hij er niet aan dacht dat de Heere aan zijn zijde was, en daarom: voor wie zal hij bang zijn? God is de kracht in zijn leven, voor wie zal hij dan vrezen?
Dit gevecht met de wereld is er niet een van lichamelijke of fysieke kracht; als dat zo was, zouden we het snel kunnen winnen. Maar het is des te gevaarlijker omdat het een geestesstrijd is, een gevecht van het hart en de geest, een strijd van de ziel. Als we de wereld op een manier hebben overwonnen, is ons werk nog niet half af; want de wereld is als Proteus, steeds veranderend van vorm. Zij heeft, net als een kameleon, alle kleuren van de regenboog. En wanneer u de wereld in een vorm heeft verslagen, zal zij u in een andere vorm weer aanvallen. U zult tot uw dood toe steeds tegen nieuwe vormen van de wereld moeten vechten. Wij komen in opstand tegen de gewoonten van de wereld
Als we dat doen, wat is dan het gedrag van onze vijand? Die verandert van aanzien. De wereld zegt direct: Die man is een ketter; die man is een fanaticus; hij is een huichelaar, hij is een hypocriet. De wereld grijpt naar het zwaard, fronst de wenkbrauwen en kijkt dreigend als een demon, omringt zich met stormen en zegt: Deze man durft mijn heerschappij te tarten; hij gedraagt zich niet zo als anderen. Nu zal ik hem vervolgen. Laster, kom te voorschijn uit de diepten van de hel en sis naar hem. Jaloersheid, scherp uw tanden en bijt hem. De wereld roept alle gemene dingen op en vervolgt de man, zo niet handtastelijk, dan wel met de mond. Zij valt hem aan, waar hij ook maar is.
Zij probeert hem in zijn zaken te ruïneren; en lacht, bespot en smaadt hem, wanneer hij als kampioen van de waarheid rechtop blijft staan. Ze laat geen steen onberoerd om hem ermee te treffen. Hoe is dan het gedrag van de soldaat van God, als hij ziet dat de wereld de wapens opneemt tegen hem, en als hij ziet dat de gehele aarde als een legermacht achter hem aan jaagt om hem uiteindelijk te vernietigen? Zal hij het dan opgeven? Zal hij zich buigen? Zal hij in het stof kruipen? Nee, zeker niet. Hij zal, net als Luther, op zijn vaandel schrijven: Cedo nulli – Ik wijk voor niemand, en hij trekt ten strijde tegen de wereld, wanneer de wereld tegen hem ten strijde trekt.
Het ware kind van God geeft maar weinig om de mening van andere mensen. Hij zal zeggen: Laat mij maar zonder eten, laat mij maar zonder een cent op zak gedoemd zijn de wereld door te trekken, ja laat mij maar sterven: want elke druppel bloed die door mijn aderen stroomt, behoort Christus toe, en ik ben er klaar voor om in Zijn naam mijn bloed te storten. Voor hem tellen alle dingen ten goede, als hij Christus maar mag winnen, als hij maar in Hem gevonden mag worden. En wanneer de donder door de wereld rolt, lacht hij om dat lawaai, terwijl hij een leuk deuntje neuriet. Als de wereld haar zwaard trekt, kijkt hij er naar en zegt: Zoals de bliksemflitsen, die de lucht doorklieven, de wolken splijten en de sterren bang maken, machteloos staan tegenover de bergbeklimmer die de rotsen bedwingt en lacht om hun grootheid, zo ook kan de wereld mij geen pijn doen, want in tijden van nood verbergt mijn Vader mij in Zijn woning, in het verborgene van Zijn tent laat Hij mij schuilen, en Hij stelt mij op een rots. Dus, ik herhaal het, overwinnen we de wereld door ons niets aan te trekken van haar afkeuring.
Het meest gevaarlijke van alles is dan de reactie van de wereld, namelijk dat zij zegt: Ik zal een andere manier proberen. Een wereld die glimlacht is erger dan een wereld die dreigend kijkt. Ze zal zeggen: Als ik die man niet eronder kan krijgen met mijn herhaalde pogingen, zal ik mijn gepantserde handschoen uittrekken en hem een eerlijke, witte hand toesteken en hem smeken die te kussen. Ik zal hem vertellen dat ik van hem houd; ik zal hem vleien en mooie woorden tegen hem gebruiken. John Bunyan beschrijft deze mevrouw Pruttel heel precies: Zij heeft zo’n air over zich van alles voor zich te winnen, ze glimlacht aan het einde van elke zin; ze zegt veel ware dingen en probeert mensen te winnen en over te halen. Geloof me, christenen verkeren minder in gevaar wanneer ze vervolgd worden, dan wanneer ze bewonderd worden.
Als we op het toppunt van onze populariteit zijn, mogen we wel beven en bang zijn. Wanneer we uitgefloten en gesmaad worden, is dat geen reden om alarm te slaan; nee, juist als we vertroeteld worden in de schoot van het geluk en gewiegd op de knieën van de mensen, als iedereen goede dingen over ons zegt, juist dan moeten we oppassen. In de koude, winterse wind doe ik mijn jas van gerechtigheid niet uit en gooi die weg; maar als de zon doorbreekt en het warm weer wordt met zachte lucht, dan, in een onbewaakt moment, doe ik mijn kleren uit en word naakt. Hoeveel mensen zijn er niet naakt geworden door de liefde van de wereld? De wereld vleide hem en juichte hem toe. Hij raakte dronken door alle vleierij; het was als een giftige drank. Hij begon te wankelen en te waggelen, hij zondigde en verloor zijn reputatie. Hij werd als een komeet, die eerst hoog door de lucht flitst en dan in de ruimte verdwijnt en zich verliest in de duisternis; zo groot als hij was, valt hij neer, machtig als hij was, verdwaalt hij en raakt verloren.
Maar het ware kind van God is nooit zo; hij is veilig, of de wereld nu tegen hem lacht of dreigend kijkt. Hij geeft net zo min om haar lof als om haar afkeuring. Wanneer hij terecht geprezen wordt, zegt hij: Mijn daden verdienen lof, maar ik geef mijn God alle eer. Grote geesten weten hoe ze beloond worden met betrekking tot de geuite kritiek; voor hen is het niets meer dan hun dagelijks inkomen. Sommige mensen kunnen niet leven zonder een grote hoeveelheid aan lofprijzing. Als ze echter niet meer krijgen dan ze verdienen, laat hen dan dat rustig krijgen. Als het kinderen van God zijn, zullen ze in balans blijven; ze zullen er niet door verwend raken, maar hun voeten zullen vast staan, als de voeten van een hinde hoog in de bergen. Dit is de victorie die de wereld overwint.
Soms ook keert de wereld zich tegen een christen. God stuurt rampen en smart, totdat het leven een gevangenis lijkt en de wereld haar cipier, en nog wel een gehate cipier ook. Hebt u ooit in moeilijkheden en problemen verkeerd, vrienden? En is de wereld toen nooit naar u toe gekomen om u te zeggen: Arme gevangene, ik bezit een sleutel en zal u vrijlaten. U zit in geldelijke moeilijkheden, maar ik zal u vertellen hoe u daar uit komt. Zet uw geweten, die u zal vragen of iets eerlijk is of niet, opzij. Let maar niet op hem, laat hem rusten. Pas als u uw geld gekregen hebt, denk dan na over de rechtmatigheid van uw daad en bekeer u, als het u schikt. Dat zegt de wereld. Maar u antwoordt: Ik kan dat niet doen. Wel, zegt de wereld dan, dan moet u maar steunen en kreunen, als een goed mens opgesloten in deze gevangenis. Daarop zegt de christen weer: Nee, want mijn Vader brengt me in deze nood en op Zijn tijd zal Hij mij er uit redden; maar als ik hier moet sterven, zal ik geen verkeerde middelen gebruiken om te ontsnappen. Mijn Vader heeft me hier neergezet voor mijn eigen bestwil, ik zal niet klagen.
Als mijn beenderen hier moeten liggen, als mijn graf hier onder deze stenen moet zijn, als mijn grafsteen zich in de muur van deze kerker zal bevinden, dan sterf ik hier liever, dan dat ik een vinger uitsteek waardoor ik op een oneerlijke manier hieruit kan ontsnappen. Daarop zal de wereld zeggen: Wat een dwaas bent u. De spotter lacht en loopt door, zeggende: Die man heeft geen verstand, hij wil geen slechte dingen doen; hij bezit geen moed; hij wil de zee niet oversteken; hij wil het oude platgeslagen spoor van de moraliteit volgen. Ja, dat doet hij; want zo overwint hij de wereld.
Ik kan nu vertellen over gevechten die zijn geleverd. Er zijn veel arme dienstmeisjes geweest die steeds maar door gewerkt hebben, tot hun vingers tot op het bot toe versleten waren. Ze deden hun best om een karig loon te verdienen met die dingen die wij nu dragen. Wij weten niet dat we soms het bloed, de botten en zenuwen van die arme dienstmeisjes dragen. Ook zij zijn wel duizend keer verzocht geweest, de duivel heeft gepoogd hen te verleiden, maar ze hebben een dappere strijd gestreden en zijn staande gebleven in hun integriteit en temidden van hun armoede. Ze zijn heldinnen, niet verslagen door de verleidingen en verlokkingen van het kwaad, helder als de zon, eerlijk als de maan en verschrikkelijk als een leger met vaandels houden zij zich staande.
Of in andere gevallen hebben veel mannen de kans gekregen om in een uur rijk, in een moment welvarend te worden, als ze maar iets wilden aanpakken waar ze niet naar wilden kijken, terwijl God in hen zei: Nee. De wereld zei: Word rijk, word rijk, maar de Heilige Geest zei: Nee, wees eerlijk, dien uw God. O, welk een tweestrijd en gevecht wordt er soms meegedragen in ons hart! Maar hij die zegt: Nee, al zouden de sterren veranderd worden in gouden werelden, dan nog wilde ik ze niet hebben, want deze gouden bergen druisen in tegen mijn principes en veroorzaken schade aan mijn ziel, diegene gaat als een overwinnaar. Dit is de victorie die de wereld overwint, ja, zelfs ons geloof.