Door C.H. Spurgeon
Er is geen pleidooi nodig voor het bestaan van een weeshuis, want het spreekt in alle opzichten voor zichzelf. Niemand met ook maar een greintje menselijkheid kan bezwaar hebben tegen het ondersteunen van weduwen en wezen. Kinderen roepen altijd ons medeleven op; het is ondraaglijk om te denken aan baby’s die huilen van de kou, of aan kinderen die wenen om brood. Men kan wellicht glimlachen om de honger van een luiaard die weigert zijn ledematen te bewegen, ook de lompen op de rug van een dronken verkwister zijn hem wellicht niet misplaatst. Maar wanneer wij kleine kinderen in nood zien, vragen wij ons af: ‘Wat hebben deze lammetjes misdaan?’ Onmiddellijk worden onze harten geopend voor medelijden en hulp.
In het geval van kinderen hoeven wij niet te vrezen dat liefdadigheid verkeerd gebruikt zal worden, noch dat zij een middel zal zijn tot zondige zelfgenoegzaamheid. Dit geldt des te meer wanneer deze liefdadigheid zich uitstrekt tot het bieden van onderwijs, medische zorg en een thuis.

Geen werk kan het hart van Jezus meer behagen dan de zorg voor de kleintjes. Hij die de jonge kinderen tot zich liet komen toen hun moeders hen brachten, zou de wezen des te meer welkom hebben geheten. Indien Hij nu zou zeggen: ‘Weid mijn lammeren,’ zou Hij met dubbele nadruk doelen op het hoeden van hen die hun aardse ouders hebben verloren. Wij kennen Zijn hart en zijn ervan overtuigd dat Hij graag de oude belofte wil vervullen: ‘Laat uw wezen achter, en Ik zal hen in het leven behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen’ (Jer. 49:11). In dit opzicht is de grote Zoon van God gelijk aan de Vader, met wie Hij één is; van wie geschreven staat: “Een Vader voor de wezen en een Rechter voor de weduwen is God in zijn heilige woning.”
Zoals het de vreugde is van verloste mensen om hun Verlosser te behagen, zo biedt een weeshuis hun een gelegenheid om hun diepste gevoelens van mededogen te uiten. ‘Omwille van Jezus’ is een krachtig motief, en zelden werkt het sterker dan wanneer het ons beweegt tot de zorg voor wezen.
De zegen van hem die op het punt staat te sterven, wordt door Job genoemd als een deel van zijn geestelijke rijkdom, en het is een schat van onschatbare waarde. Coleridge verwoordt het krachtig, zij het wat overdreven: ‘Het is alsof de vloek van een wees zo krachtig is, dat die zelfs een ziel uit de hemel zou kunnen verdrijven en naar de hel zou kunnen slepen.’
Het is beter om te zeggen dat de dankbaarheid van een wees zelfs een engel gelukkig zou kunnen maken. Wat voor de minsten onder ons wordt gedaan, wordt voor de Heer gedaan; en daarom rust de zegen van de grote Vader daarop. Het is beter de gebeden van een vaderloos kind te winnen dan de gunst van een keizer.
‘Ik heb het hart van de weduwe doen zingen van vreugde’ – deze woorden klonken als muziek uit de mond van een diepgekwelde man en boden hem troost in zijn meest bittere uur. Het zijn herinneringen als bloemen, die opbloeien rond het eeuwige fundament van het vertrouwen van een goed mens. Hoewel hij niet op deze daden vertrouwt voor zijn redding, vormen zij een welriekend getuigenis van genade, rijk aan geur en betekenis. Zoals klokken die om middernacht een nieuw en gelukkiger jaar inluiden, verlichten deze herinneringen het zwaarste hart met de hoop op goede dingen die nog zullen komen. De liefde van hen die wij hebben gekoesterd, blijft voor altijd een heilige erfenis.
Wat is grootsheid? Wat is macht?
Zwaarder werk en grotere klacht.
Wat is de rijke vrucht van liefdezaad?
De dankbare herinnering van wie in armoe gaat.
Zoet is de adem van de lenteregen,
Zoet is de schat die bijen hebben verkregen,
Zoet klinkt de melodie van zachte muziek;
Maar voor wie goed doet, week na week,
Is dankbaarheid het zoetste van allen,
Die in het hart blijft naklinken, dat nimmer zal vervallen.
De dankbare handdruk van de weduwe en de glimlach die haar betraande gezicht verlicht, schenken haar weldoener een wereld van geluk. Evenzo biedt het aanschouwen van een groep gelukkige jonge mannen, die ooit de wezen waren die wij verzorgden, een voorproefje van de hemelse beloning. Indien het geoorloofd zou zijn om ons eigen geluk tot het hoogste doel van ons bestaan te maken, dan zou het een wijs beleid zijn om liefdadigheid te betonen aan behoeftige kinderen. Het staat vast dat geld, besteed aan de armen en hulpbehoevenden, meer vreugde schenkt dan alle rijkdommen van een miljonair ooit zouden kunnen bieden.
In het Stockwell Weeshuis komt de kerk van God daadwerkelijk in contact met wezen, aangezien de beheerders bestaan uit de predikanten en diakenen van een van de grootste kerken binnen het christendom. Hoewel geen van hen sektarisch is en geen enkel kind wordt uitgesloten, worden de grote waarheden van het evangelie voortdurend onder de aandacht gebracht van de jonge geesten die aan ons zijn toevertrouwd. Het is onze vurige wens dat elk van onze kinderen een kind van God mag worden door het geloof in Christus Jezus. Wij hopen dat iedere jongen en ieder meisje zich tot de Heer bekeert voordat zij ons huis verlaten, en ons gebed is dat dit werkelijkheid mag worden, of dat er in elk geval een zaadje in hun hart wordt geplant dat op latere leeftijd zal ontkiemen en vrucht zal dragen tot in het eeuwige leven. In veel gevallen is dit reeds werkelijkheid geworden, tot onze grote vreugde.
Het is voor ons geen geringe zaak dat de kerk van God zo veel jonge onsterfelijken onder haar hoede heeft, juist in die levensfase waarin het hart het meest ontvankelijk is. Met de hulp van Gods Geest biedt Stockwell een unieke gelegenheid: honderden jonge zielen die onder de invloed staan van genade, waardoor een godvruchtig karakter gevormd kan worden. Het zou reeds een grote winst zijn om zo velen onder heilige zorg te hebben, zelfs als wij de verlichte ellende, de gelenigde nood en het afgewende gevaar buiten beschouwing zouden laten. Laat het volk van God dagelijks bidden dat er onder ons jonge heiligen mogen opgroeien, die herauten van het kruis worden, zendelingen voor de heidenen, of genadige vrouwen, wier zachte invloed vele harten zal winnen voor het Koninkrijk van onze Heere.
Er zijn onvermijdelijk moeilijkheden verbonden aan een werk als dit; zou het de naam van christelijke ijver waardig zijn als die er niet waren? Tegenslagen en fouten stemmen ons soms verdrietig, maar zouden de werkers en hun jonge pupillen werkelijk menselijk zijn als dit niet zo was? Toch is de Heer der heerscharen met ons, en daarom is waarachtig succes verzekerd. Wie wil zich bij ons aansluiten? Dit werk behoort ons niet exclusief toe, zodat wij er ooit het alleenrecht op zouden kunnen claimen. Integendeel, wij zijn graag bereid onze vreugde te delen.
Deze tros van Eshcol kan niet door slechts twee mensen worden gedragen; wij zoeken meer bereidwillige schouders om deze vrucht van barmhartigheid te ondersteunen. Sommigen van ons hebben de last en de hitte van de dag gedragen, maar als anderen nu deze wijngaard betreden en het werk later aanvangen dan wij het voorrecht hadden te doen, zullen wij hun loon nooit misgunnen, noch onszelf onderbetaald achten als hun vreugde de onze zou overtreffen. Wij nodigen al onze christelijke broeders van harte uit om deel te nemen aan dit liefdadigheidswerk, deze coöperatieve onderneming van naastenliefde. Wie is bereid direct een bijdrage te leveren en vervolgens periodiek te investeren in deze aandelenbank van vrijgevigheid? Vrienden mogen zoveel betrokkenheid tonen als zij wensen; hoe groter hun inzet, des te beter voor henzelf en voor het geheel.
Onze oproep richt zich tot allen die menselijk en filantropisch zijn, tot allen die zich inzetten voor sociale zuiverheid en orde, en tot allen die matigheid en spaarzaamheid hoogachten. Van allen die onze Heere Jezus liefhebben en schuldenaar zijn van zijn genade, verwachten wij overvloedige steun. Hoe zouden zij zich kunnen onttrekken? Alleen wie zijn medemens niet liefheeft, kan de tranen van een wees negeren. Alleen wie zijn Verlosser niet liefheeft, kan ongevoelig blijven voor het geroep van een weduwe. Onze lezer is geen hardvochtig mens met een hart van steen, en daarom zal hij medelijden hebben met de wezen en zijn vrijgevigheid tonen, want zijn gevoelens zijn oprecht. Mocht er ergens een vrek of een gierigaard zijn, dan zal hij zijn blik afwenden van een arme jongen die zijn vader heeft verloren; en als wethouder Greedy of landheer Grabber een weesmeisje tegenkomt, zullen zij de andere kant op kijken. Maar u, lezer, bent niet verwant aan deze grimmige figuren, en daarom vraagt u zich af: Waar kan ik mijn bijdrage naartoe sturen? Het antwoord vindt u op de laatste pagina van dit verslag.
Dankzij de gestage instroom van vrijwillige giften, groot en klein, is een indrukwekkend complex van gebouwen verrezen, met woon- en schoolvoorzieningen voor ongeveer vijfhonderd kinderen. Dit aantal lijkt ons het maximum dat een groep drukbezette mensen verantwoord kan verzorgen; daarom stellen wij niet voor om onze grenzen te verleggen, al kunnen wij niet beloven dat wij dit nooit zullen doen. De zaak is vrijwel voltooid en op dit moment zijn wij niet voornemens het plan uit te breiden. Echter, om het project in zijn huidige vorm te voltooien, zijn een wasserij en een bakkerij noodzakelijk, en beide gebouwen zijn reeds tot boven de fundering opgetrokken. Voor deze bouwwerken is financiële steun dringend gewenst. Onze vrienden zullen nooit een schip in gevaar brengen door te bezuinigen op het noodzakelijke, en daarom vertrouwen wij erop dat dit, waarschijnlijk ons laatste bouwproject, niet zal worden vertraagd. Er is direct een aanzienlijk bedrag nodig; wie wil deelnemen aan deze noodzakelijke dienst?
Wij zullen onszelf of onze vrienden nooit tot bedelaars maken door te smeken, alsof de Heere Jezus aalmoezen zou zoeken voor Zijn kinderen; wij maken de nood bekend aan de discipelen van onze Heere, in de overtuiging dat hun liefde voor Hem hen zal aansporen tot vrijwillige vrijgevigheid. Wij hebben ons verzoek tot in de hoogste regionen gericht; en nu, zoals een broeder vriendelijkheid verwacht van zijn broeders, en een dienaar op hulp rekent van allen die dezelfde Meester dienen, zo vertrouwen wij op de bereidwillige steun van hen die onze Meester en Zijn kleine kinderen liefhebben. Ons hart jubelt reeds bij de gedachte aan de voltooide en betaalde gebouwen, omdat wij geloven dat de gebeden die wij tot Hem hebben gericht, verhoord zullen worden.