Verlaat uw vriend, noch de vriend van uw vader niet. Spr. 27:10
Een mens kan veel kennissen, doch slechts weinig vrienden hebben. Hij kan zich gelukkig achten, zo hij een vriend heeft, die hem trouw blijft in tijden van nood. Indien deze vriend nu ook reeds weldadigheid heeft bewezen aan zijn vader, dan moet hij hem nooit veronachtzamen: en nog veel minder mag hij hem van zich vervreemden. Wezenlijke vrienden moeten zorgvuldig worden aangehouden en indien nodig, moet men er grote offers voor over hebben. De wijsheid van de wereld leert dit, en de door Gods Geest ingegeven Schrift bevestigt het.
Verheffen wij ons nu tot een hogere sfeer dan is dit nog veel meer waar. Daar hebben wij een vriend, de vriend van de zondaren, die in zijn oneindige verwaardiging ons vrienden noemt en ons die grootste van alle liefde betoond heeft dat Hij zijn leven voor zijn vrienden heeft gegeven. Hem moeten wij aanhangen in leven en sterven. Hem te verlaten zou gruwelijke ondankbaarheid zijn.
I. Omschrijvende titel. “Uw vriend en de vriend van uw vader.”
1. “Vriend:” daarin ligt welwillendheid, aanhankelijkheid en hulp opgesloten.
2. “Uw vaders vriend:” Een, die getrouw was, standvastig, geduldig, verstandig en beproefd; en dit werd ondervonden door onze eigen vader, op wiens oordeel wij aan kunnen. In veel gevallen is de beste dokter de arts die uw familie altijd heeft bijgestaan, en het gestel van uw ouders kent, zowel dat van u. De vriend van het gezin moet een altijd welkome gast zijn.
3. “Uw eigen vriend,” met wie gij omgang hebt gehad, in wie gij veilig vertrouwen kunt stellen, met wie gij veel belangen gemeen hebt, die gij met uw bijzondere zaken bekend gemaakt hebt.
4. Vergeet de andere zijde van de vriendschap niet: gij moet een vriend zijn voor hem, die gij vriend noemt. “Die vrienden heeft, heeft zich vriendelijk te houden.”
In al deze punten is de Here Jezus het beste voorbeeld van een vriend, en het is goed om Hem op de voorgrond te stellen, als een “Liefhebber, die meer aankleeft dan een broeder.” “Zo een is mijn liefste, ja zo een is mijn vriend.”
I. Een veelzeggende raad. “Verlaat niet.”
1. Wat hij niet zegt. Er wordt niet in het minst te kennen gegeven, dat Hij ons ooit zal verlaten. Heeft Hij niet gezegd: “Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten?”
2. In welke zin kunnen wij Hem verlaten? Helaas! sommigen, die belijden Jezus’ vrienden te zijn, worden verraders; anderen volgen Hem van verre, worden koud, keren zich tot de wereld, hebben geen gemeenschap meer met Hem, verdedigen zijn zaak niet, enz.
3. Welke bijzondere tijden zijn ons hiertoe een verzoeking? Tijden, beide van voorspoed en van tegenspoed. Tijden van toenemende ketterij, wereldgezindheid, ongeloof, enz.
4. Hoe gaat dit verlaten in zijn werk? Een langzame verkoeling leidt tot volkomen afkering. Arme mensen worden veracht, zijn leer wordt in twijfel getrokken, zijn wegen worden vergeten, aan zijn zaak wordt geen hulp meer verleend en eindelijk laat men de gehele belijdenis varen.
5. Wat zijn de tekenen van dit verlaten? Zij kunnen gezien worden in het hart, gehoord in de gesprekken, opgemerkt in het gebrek aan ijver en vrijgevigheid, en ten laatste waargenomen in werkelijke zonde.
6. Wat zijn de oorzaken van dit verlaten? Hoogmoed, doodsheid van hart, nalatigheid in het bidden, liefde tot de wereld, mensenvrees, enz.
7. Welke redenen moesten dit beletten? Onze verplichtingen, onze trouw, onze geloften, ons gevaar, als wij van Hem weg zijn; enz.
8. Wat zal als laatste het gevolg zijn van dit verlaten? Allerlei kwaad voor ons zelf, voor zijn zaak, voor andere vrienden, voor de wereldlingen om ons heen.
III. Een daaruit voortvloeiend besluit: Ik zal Hem aankleven.
Laat ons Jezus aanhangen.
In geloof, vertrouwende alleen op Hem.
In geloofsbelijdenis, zijn leer omhelzende.
In het belijden voor de mensen, daar wij openlijk onze trouw aan Hem uitspreken.
In de praktijk, zijn voetstappen volgende.
In liefde, in gemeenschap met Hem blijvende.
Verlaat Christus niet, als Hij vervolgd en gelasterd wordt.
Verlaat Hem niet, wanneer de wereld u gewin, eer en gemak belooft als prijs voor uw verlaten.
Verlaat Hem niet, als alle mensen Hem schijnen te verlaten en de kerk verzwakt is en op het punt van te sterven.