Mijn zoon, geef mij uw hart. Spr. 23:26
Het is de wijsheid, die hier spreekt. Wijsheid, is slechts een andere benaming voor God, of nog beter, voor de Here Jezus die de verpersoonlijkte wijsheid is. Het verzoek geldt het hart, de genegenheden, het middelpunt van ons bestaan. “Geef mij uw hart” is de eerste, de dagelijkse, de voornaamste en de laatste eis van de goede Geest.
I. Het is liefde, die de eis van de wijsheid stelt.
1. Alleen de liefde zal aldus liefde zoeken. Wat bekreunt zich de onverschilligheid om liefde van anderen? Indien zij aan haar doel kan beantwoorden met de handen, dan kan het hart heengaan, waar het wil.
2. Alleen uit liefde zal de wijsheid om het hart vragen van zulke arme schepselen als wij zijn. Welke dienst kunnen wij bewijzen aan Hem, die de engelen aanbidden? Wat is Hem aan onze liefde of onze haat gelegen?
3. Evenwel, de wijsheid wint een zoon, als haar het hart wordt gegeven, want niemand is een ware zoon, die niet liefheeft. “Die liefheeft is uit God geboren.”
4. Is men reeds een zoon, dan nodigt Gods liefde ons uit om nog wijzer te worden door een meer volkomen overgave van het hart aan God, aan Christus, aan de wijsheid. Hierin kan men niet te ver gaan.
II. De wijsheid beweegt ons om aan deze liefdevolle bede te voldoen.
Het is bevorderlijk aan ons eeuwig welzijn om de Heere en zijn wijsheid lief te hebben.
1. Slechte liefhebbers zullen ons zoeken en wij zullen aan de een of ander ons hart geven. Die keuze zal strekken of tot ons verderf, of tot onze verheffing en veredeling. Wie het hart heeft, heeft de mens.
2. Om het laagste te overwinnen, is het goed dat wij aan de hoogste liefde zijn verbonden. Gods dienstknecht kan Satans slaaf niet zijn.
3. Het zal God behagen, dat wij Hem liefhebben; een vader is geheel bekoord door de liefde van zijn kind. Welk een eer, welk een erfdeel, welk een hemel, om de Heere te mogen liefhebben!
4. Niets anders kan Hem behagen. Alles wat wij doen zonder ons hart, zal Hem grieven, het zal een ijdele, zinledige formaliteit zijn. Er werd Gode nooit vis ten offer gebracht, omdat zij niet levend op het altaar kon komen. De heidenen beschouwden het als een kwaad voorteken, als het hart van het offer niet gezond was.
5. Hij verdient ons hart, want Hij heeft het gemaakt. Hij bewaart het bij het leven, Hij bemoedigt het; Hij kocht het; Hij bereidt het toe voor de hemel; Hij geeft hart voor hart–Zijn liefde voor de onze.
6. Wij kunnen geen wijsheid bekomen, als wij er ons hart niet aan geven. God zal zich niet geven aan de hartelozen. Niets kan goed gedaan worden, als men het niet doet met het hart.
III. De liefde wil, dat wij met wijsheid aan die bede gehoor geven.
Geef God uw hart terstond. Uitstel is slecht en schadelijk.
Geef God uw hart vrijwillig; op een andere wijze kan het niet worden gegeven. De liefde kan niet gedwongen worden; de gave moet vrijwillig en uit eigen beweging geschonken worden.
Geef God geheel uw hart. Een half hart is geen hart. Een verdeeld hart is dood. “God is niet een God van de doden.”
Geef God uw hart eens voor altijd, en laat Hij het tot in eeuwigheid behouden.
Waar is heden uw hart? In welke toestand is het? Is het niet koud, wereldsgezind, rusteloos?
Kom en geloof in Jezus, opdat gij de macht mag verkrijgen een zoon van God te worden, en Hem met een liefhebbend hart te dienen.