Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. 1 Timotheüs 1:16
Men dwaalt grotelijks als men denkt dat de bekering van de apostel Paulus een buitengewone gebeurtenis is en dat men niet kan verwachten dat heden ten dage iemand op dezelfde wijze behouden wordt. Men zegt wel eens, dat de gehele zaak een uitzondering op de regel is, een wonder op zichzelf. Onze tekst weerspreekt die gedachten, want daarin wordt ons verzekerd, dat de apostel, in plaats van een uitzondering te zijn op de regel, juist een voorbeeld van bekering is en beschouwd moet worden als een type van Gods genade ten opzichte van andere gelovigen. De door de apostel gebruikte uitdrukking tot een voorbeeld kan betekenen, dat hij, wat boekdrukkers een eerste proef noemen, een eerste afdruk van gravure was, een model van wat volgen zal. Hij was het voorbeeld van de goddelijke lankmoedigheid, het model, waar anderen naar gevormd zijn. Paulus was om een beeld te ontlenen aan het atelier van een kunstenaar, een eerste schets van een bekeerling, een omtrek van het werk van Jezus op de mensheid. Evenals kunstenaars schetsen maken met houtskool, als basis van hun werk, die zij langzamerhand uitwerken, zo maakte de Heere, om bij het beeld te blijven, een modeltekening, of eerste schets, van Zijn gewoon genadewerk.
Die schets werkt Hij in het geval van iedere volgende gelovige met eindeloze verscheidenheid uit, zodat ieder Christen individueel te voorschijn komt, maar de eerste lijnen zijn toch in werkelijkheid aanwezig. Alle bekeringen lijken in hoge mate op dit voorbeeld van bekering. De verandering van de vervolger Saulus van Tarsen in de apostel Paulus is een typisch beeld van het werk der genade in het hart. Wij zullen hier niet langer bij stilstaan, maar ons bij twee of drie bijzonderheden bepalen. De eerste is, dat de Heere met de bekering van Paulus ook anderen op het oog had en daardoor is Paulus een voorbeeld. Het individu wordt niet alleen om zijn eigen wil behouden, maar ook met het oog op het welzijn van anderen. Al vindt men de leer van de uitverkiezing hard, men kan haar toch niet ontkennen, want zij is schriftuurlijk; maar men kan haar voor het gevoel enigermate verzachten door te bedenken, dat de uitverkorenen het duidelijk zichtbaar merkteken dragen, dat zij bij dat volk horen. Als uitverkoren volk waren de Joden gesteld om Gods Woord te bewaren voor alle volken in alle tijden. Zij, die door goddelijke genade persoonlijk uitverkoren zijn tot het eeuwige leven, zijn evenzeer uitverkoren om vaten ter ere te zijn, die de Naam van Jezus en anderen bekend moeten maken. Terwijl van onze Heere gezegd wordt, dat Hij bovenal de Behouder is van hen, die geloven, zo wordt Hij toch de Behouder genoemd van alle mensen; en terwijl Hij in het bijzonder het welzijn op het oog heeft van die ene door hem uitverkoren persoon, zo wil Hij in Zijn liefde toch ook weer door die persoon het eeuwig heil bevorderen van anderen, misschien wel van duizenden, die nog niet eenmaal het levenslicht hebben gezien.
De Apostel Paulus zegt: Daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwig leven. Nu meen ik hier zeer duidelijk in te zien, dat Paulus’ bekering in onmiddellijk verband stond tot de bekering van vele anderen. Moest hij b.v. niet de belangstelling opwekken van zijn broeders, de Farizeeërs? Mannen van zijn stand, mannen van beschaving, die even goed thuis waren in de geschriften van de Griekse wijsgeren als der Joodse rabbijnen, mannen van invloed, van rang, zouden ongetwijfeld vragen: Wat is dat toch voor een nieuwe godsdienst, die Saulus van Tarsen zo kon bekoren? Die ijveraar voor het Jodendom is nu een ijveraar voor het Christendom geworden; wat kan daar toch aantrekkelijk in zijn? Mij dunkt, de natuurlijke strekking van zijn bekering was navraag en nadenken op te wekken, en zodoende anderen van zijn stand tot het geloof te brengen. Dus, mijn lieve vriend, u moet, indien u behouden bent, dat beschouwen als een teken van Gods genade jegens mensen van uw stand. Behoort u tot de arbeidende klasse, welnu, laat uw redding van het eeuwig verderf een zegen zijn voor de mensen met wie u arbeidt. Bent u een man van rang en stand, bedenk dan dat God u ten zegen wil stellen voor sommigen met wie u vertrouwelijk omgaat. Bent u nog jong van jaren, hoop dan en bid dat God uw makkers of gezellinnen wil zegenen, en behoort u tot de oude van dagen, bid dan dat uw bekering, al zij het ook ter elfder ure, het middel mag zijn, om andere bejaarde pelgrims aan te moedigen rust voor hun zielen te zoeken en te vinden.
Door één persoon uit een kring tot zich te trekken verschaft de Heere Zich een werfofficier, die zijn makkers zoekt over te halen, om zich met hem te scharen onder de kruisbanier. Zou dit denkbeeld niet in staat zijn, om de een of andere zoekende ziel aan te moedigen, in de hoop dat de Heere haar behouden zal, al is zij de enige van het gezin, die tot nadenken gekomen is, om daarna het middel te zijn tot de bekering van de overige familieleden? Wij hebben opgemerkt, dat Paulus meerdere keren zijn eigen levensgeschiedenis aanhaalde tot een bemoediging van anderen. Hij schaamde er zich niet over zijn eigen levensgeschiedenis te vertellen. Mannen, die menige ziel voor de Heere gewonnen hebben, zoals Whitefield en Bunyan, voerden menigmaal de genade van God, aan henzelf bewezen, als een beweeggrond aan voor anderen. Hoewel andere grote predikers, b.v. Robert Hall en Chalmers, daarentegen nooit over zichzelf spreken en ik hun terughoudendheid op dat punt bewonderen kan, zo geloof ik toch zeker, dat wij, indien wij allen dat voorbeeld volgen wilden, een van de krachtigste wapenen in onze strijd zouden wegwerpen. Wat is aandoenlijker, overtuigender, aangrijpender, dan het verhaal van de goddelijke genade, gedaan door de man zelf, die haar ondervonden heeft? Dat treft meer dan een twintigtal verhalen over bekeerde Afrikanen, en heeft oneindig meer kans om de harten der mensen te winnen, dan de zorgvuldigst bewerkte verhandelingen over zedelijke uitnemendheid.
Telkens weer opnieuw gaf Paulus een uitvoerig verslag van zijn bekering, want hij voelde, dat hij weinig dingen kon meedelen, die zo veelzeggend waren, als dat. Of hij voor Felix stond of voor Agrippa, dat was de grond, waarop hij voor het Evangelie pleitte. In al zijn brieven vinden wij gedurig de genade van God aan hemzelf bewezen, aangehaald, en wij mogen veilig aannemen, dat de apostel wel deed met zo te handelen; het is een ronde en krachtdadige redenering en moet in geen geval ongebruikt gelaten worden uit een zelfzuchtige vrees, dat men als egoïstisch bestempeld zal worden. God wil, dat wij onze bekering zullen aanwenden om anderen over te halen tot Hem te komen. Wij moeten zeggen: Komt en hoort, u allen die God vreest, en ik zal u zeggen wat Hij voor mijn ziel gedaan heeft. Wij wijzen op de vergeving van onze zonden en zeggen: Gelooft slechts in de levende Verlosser en u zult evenals wij ondervinden, dat Jezus de zonden van de gelovigen uitdelgt. De bekering van Paulus was hem zijn gehele leven door een aanmoediging, om voor anderen te blijven hopen. Hebt u ooit het eerste hoofdstuk van de brief aan de Romeinen gelezen? Nu, de man, die zulke vreselijke verzen schrijven kon, zou zeer natuurlijk hebben kunnen eindigen met de woorden: Kunnen deze monsters nog terecht gebracht worden? Het zal niet baten het Evangelie te prediken aan mensen, die zo diep in de zonde zijn vervallen. Dat hoofdstuk geeft een zo naakte schets van de afschuwelijke schandelijke misdaden in de heidenwereld, als de kiesheid slechts toestond, en niettegenstaande dat alles ging Paulus het Evangelie toch verkondigen aan dat onreine verdorven geslacht, in de vaste overtuiging, dat God voornemens was er Zich een volk uit te verkiezen.
Zijn eigen behoud deed hem hoop koesteren voor de mensheid. Hij rekende zich in sommige opzichten even slecht als de heidenen, in andere opzichten zelfs slechter. Hij noemt zich de voornaamste der zondaren, en zegt, dat Jezus Christus juist hém behouden heeft, om in hem alle barmhartigheid te betonen. Nu hij tot bekering gekomen was kon Paulus de mogelijkheid van iemands bekering, wie hij ook zijn mocht, niet meer in twijfel trekken. Dat gaf hem kracht, om te velde te trekken tegen de felste tegenstanders. Hij, die zulk een wild beest, als ik was, temde, kan ook anderen ten onder brengen en hen aan Zijn liefde zich vrijwillig doen onderwerpen. Er was nog een ander verband tussen de bekering van Paulus en de redding van anderen. Zij was hem tot een drijfveer, die hem aanzette in zijn levenstaak om zondaren tot Christus te brengen. Mij is genade bewezen, zegt hij, en diezelfde stem, die van vrede tot mij sprak, zei ook: Ik heb u tot een uitverkoren vat gesteld, om Mijn Naam te dragen voor de heidenen. En waarlijk, dat heeft hij gedaan. Hij werd een groot bouwmeester aan de Kerk van Christus. Hoe onvermoeid arbeidde hij! Hoe vurig bad hij! Hoe aangrijpend predikte hij! Laster en verachting verdroeg hij met het grootste geduld. Vuurdood noch steniging was in staat hem te verschrikken. Gevangenschap, ja de dood zelfs, trotseerde hij; niets kon hem ontmoedigen. Daar de Heere hem behouden had voelde hij, dat hij, wat het ook kostte zou, ook het middel moest zijn tot behoud van anderen.
Hij kon niet stil blijven zitten. De goddelijke liefde brandde in hem als een vuur, en als hij gezwegen had zou hij binnenkort met de profeet hebben moeten uitroepen: Ik ben moe geworden van inhouden. Hij is de man, die zei: De nood is mij opgelegd, en wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig. Paulus, die grote zondaar, werd behouden, opdat hij vol zou zijn van grote ijver en velen brengen zou tot het eeuwige leven. Ik moet hier even stilstaan, om u een vraag voor te leggen. U zegt, dat u bekeerd bent, mijn vriend. Wat heeft uw bekering reeds uitgewerkt ten opzichte van anderen? Zal het goed zijn, dan moet men daar niet lang naar behoeven te zoeken. Whitefield zei, dat hij, nadat zijn hart vernieuwd was, allereerst begeerde, dat zijn metgezellen, met wie hij vroeger zijn tijd verbeuzelde, tot Christus gebracht mochten worden. Het was natuurlijk en prijzenswaardig, dat hij met hen begon. Herinner u hoe een van de apostelen, nadat hij de Heiland gevonden had, dat onmiddellijk aan zijn broeder ging zeggen. Het is alleszins billijk, dat jonge lieden in het eerste vuur van hun godsdienstige ijver hun broeders en zusters voor de Heere proberen te winnen. Wat bekeerde ouders aangaat, hun zonen en dochters liggen het eerst voor hun verantwoording. Ieder vernieuwd mens moet zich aanstonds opgewekt voelen het eeuwig heil te behartigen van zijn bloedverwanten, vrienden of buren, en moet denken: Niemand leeft voor zichzelf alleen. Heeft de goddelijke genade een vuur in u ontstoken, het is, opdat uw medemensen door hetzelfde vuur zou ontvlammen. Heeft de eeuwige bron u vervuld met levend water, het is, opdat uit u stromen van levend water zouden vlieten. U bent gezegend, om tot een zegen te zijn. Wie bent u reeds ten zegen geweest? Stel u die vraag duidelijk voor ogen. Ontduik haar niet. U kunt God niet beter uw dankbaarheid tonen voor de u bewezen weldaad, dan door te trachten in Zijn hand het middel te zijn tot behoud van anderen.
Wat hebt u reeds gedaan? Hebt u ooit gesproken met de vriend, die met u in dezelfde bank zit? Hij heeft daar reeds geruime tijd gezeten en is misschien nog onbekeerd; hebt u hem reeds gewezen op het Lam Gods? Hebt u uw dienstboden ooit onderhouden over het welzijn van hun ziel? Hebt u het ijs reeds genoegzaam gebroken, om tot uw eigen zuster of broeder te zeggen wat zij te doen hebben om behouden te worden? O, begin er toch mee, lieve vriend. Een christendom, dat verenigbaar is met zelfzucht, is niet verenigbaar met Christus. U hebt de geest van Christus niet, zo u alleen maar acht geeft op uw eigen behoud, en zo enig mens de geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. Schaamt u u over uwe vroegere nalatigheid, grijp u dan aan voor de toekomst. IJdele klachten kunnen niet meer goedmaken, dat men een goede gelegenheid ongebruikt voorbij liet gaan, maar heilige voornemens kunnen dergelijke misslagen voor het vervolg voorkomen. Zeg, wat kunt u doen? Wat wilt u doen? Overleg het eens goed met een dankbaar hart en wees niet langer een stomme hond, een boom, die geen vruchten draagt, een figurant in de Kerk van Christus. U weet niet welke geheimzinnige draden u verbinden met uw medemensen en hun verder lot.
Er was, zoals u ook wel weet, eens een schoenlapper in Northamptonshire. Wie zou tegelijkertijd aan hem en de miljoenen mensen in Indië gedacht hebben? Maar de liefde Gods woonde in zijn hart, en Carey had geen rust, voordat hij te Serampore begonnen was de Bijbel te vertalen en aan de inboorlingen het Evangelie te prediken. Wij moeten niet met onze gedachten blijven stilstaan bij de enkelen, die door Carey tot Christus gebracht werden, hoewel het behoud van één ziel wel waard is, dat men er een leven vol opoffering voor over heeft, maar Carey werd de voorloper en aanvoerder van een reeks van zendelingen, die niet zullen ophouden te werken, voordat Indië zich heeft leren buigen voor Immanuël. Die man trok, trekt, en zal op geheimzinnige wijze Indië tot de Heere Jezus blijven trekken. Broeder, u weet niet welke macht u hebt. Ontwaak en onderzoek het eens. Hebt u nooit dit woord gelezen: U hebt Hem macht gegeven over alle vlees, opdat al wat u Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geeft? Welnu, God heeft Zijn Zoon macht gegeven over alle vlees en Jezus bekleedt Zijn dienaren met een gedeelte van die macht. Door u wil Hij aan sommigen van Zijn Uitverkorenen het eeuwige leven geven, door u en door niemand of niets anders zullen zij tot Hem gebracht worden. Zie dan wel toe, u wedergeboren mannen en vrouwen. Uw leven kan een heerlijk leven worden. Grijp u aan! Begin eens met te overdenken wat God wel door u zou kunnen bewerken. Bereken de kansen eens, die u zou kunnen wagen met de eeuwige God tot uw helper. Schud het stof van uw gewaad en bekleed uzelf met het schone kleed van belangeloze liefde jegens anderen, dan zal het nog openbaar worden hoe grootmachtig genadig God geweest is voor honderden, en dat door uw bekering.
Paulus’ redding van het eeuwig verderf was dus een voorbeeld van alle bekeringen, omdat zij zo klaarblijkelijk in nauw verband stond tot anderen. Vervolgens is Paulus ons hierin ten voorbeeld, dat hij, hoewel hij de grootste der zondaren was, niettemin de meest begenadigde werd. Vooraan in het zondigen, vooraan in de dienst van de Heere. Saulus van Tarsen was een godslasteraar, maar het is prijzenswaard in hem, dat hij geen van die lasterlijke woorden heeft opgetekend. Wij kunnen er niets tegen hebben, dat bekeerde dieven en schoorsteenvegers hun bekeringsgeschiedenis vertellen; maar wanneer zij afdalen in niet oorbare bijzonderheden, dan doen zij er beter aan als zij zwijgen. Paulus zegt ons zelf, dat hij een godslasteraar was, maar haalt geen enkel voorbeeld aan. Ons eigen hart verzint genoeg kwaads, zonder dat ons de goddeloosheid van anderen behoeft meegedeeld te worden. Is echter iemand heel nieuwsgierig, om eens te weten welke soort van godslasterlijke taal Paulus wel gebruikt zou hebben, ga dan slechts tot een bekeerde Jood, die zal u wel zeggen welke vreselijke woorden sommigen van zijn volk onze Heere naar het hoofd werpen. Ik twijfel er niet aan, of Paulus dacht in zijn onbekeerde staat zo slecht van Christus als maar enigszins mogelijk is – hield Hem voor een bedrieger, noemde Hem ook zo, en voegde daar menige beledigende uitdrukking aan toe.
Hij zegt niet van zichzelf, dat hij een ongelovige en twijfelaar was, maar wel dat hij een godslasteraar was, een zeer sterk woord voorwaar, maar niet te sterk, want de apostel zei nooit een onwaarheid. Hij was ook oorzaak, dat anderen God lasterden. Zullen deze regels misschien iemand onder de ogen komen, die zelf ook godslasterlijke taal spreekt, maar nu de grootheid van zijn zonden leert inzien? Geve God, dat hij moed mag vatten, om te zoeken genade te verkrijgen, evenals Saulus van Tarsen die verkreeg. Van de zonde der lippen, het spreken van godslasterlijke taal, verviel Saulus in een andere, die der handen, het vervolgen van de gelovigen. Hij haatte Christus en haatte dus ook Zijn volgelingen. Met welgevallen hoorde hij het doodvonnis uitspreken over Stefanus, en bewaarde de kleren van de mannen, die die martelaar stenigden. Hij leverde mannen en vrouwen over in de gevangenis en dwong hen te lasteren. Toen hij het gehele land van Judea doorgezocht had, zocht hij brieven te verkrijgen naar Damaskus, opdat hij daar zijn werk mocht voortzetten. Zijn prooi had zich genoodzaakt gezien Jeruzalem te ontvluchten en zich naar verwijderde plaatsen te begeven, maar boven mate tegen hen woedende, heeft hij hen vervolgd; ook tot in buitenlandse steden. Hij stond vooraan in de rijen van lasteraars en vervolgers.
Het is niet onmogelijk, dat een vervolger deze woorden leest of hoort, en dan hoop ik dat hij mag leren inzien, dat ook voor hem nog vergeving te vinden is. Jezus, die aan het kruis bad: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen, treedt nog steeds als Middelaar op voor Zijn bitterste vijanden. Vervolgens zegt hij van zichzelf, dat hij een geweldenaar was. Bengel, de grote criticus en schriftverklaarder, zegt: De lastering was de zonde tegen God bedreven, het vervolgen de zonde tegen de gemeente en het plegen van geweld de zonde in zijn eigen hart. Hij was een geweldenaar, dat wil zeggen, hij deed al wat hij kon om de zaak van Christus te benadelen, en daardoor deed hij zichzelf geweld aan. Hij sloeg de verzenen tegen de prikkels en deed zijn eigen geweten geweld aan. Hij was zo vijandig gezind tegen Christus, dat hij geen kosten te hoog rekende waardoor hij de uitbreiding van het geloof kon tegengaan, en hij ging haar met alle macht tegen. Hij stond vooraan onder degenen, die het kruis van Christus tegen stonden. Merkt nu op, dat hij behouden werd tot een voorbeeld, waaruit u zien moet, dat u, zo u vooraan stond onder degenen, die de zonde dienen, toch, net zo goed als Paulus, genade geschonken kan worden, maar tevens dat de barmhartigheid Gods, die machtig is de voornaamste der zondaren te behouden, natuurlijk ook hen, die niet met zo zware schuld beladen zijn, redden kan. Dit voor hen, die niet een plaats in de eerste rijen der zondaars innamen.
Als de brug van goddelijke genade de olifant dragen kan, zoveel te meer de muis. Als een poort hoog genoeg is om een reus door te laten, dan zal een sterveling van gewone grootte ten minste ruimte genoeg hebben. Door het behoud van de voornaamste der zondaren werd aan de wanhoop het hoofd afgehouwen en op een stok gezet. Niemand kan nu zeggen, dat zijn zonde te groot is, dan dat hij nog genade zou kunnen vinden, want de voornaamste der zondaren werd 1800 jaren geleden behouden. Indien de hoofdaanvoerder van de bende gewassen werd in het dierbaar bloed en nu in de hemel mag juichen, waarom dan ik ook niet, waarom dan u niet? Paulus werd na zijn bekering de grootste onder de heiligen. God wees hem niet een plaats van mindere rang aan in de Kerk. Al was hij de voornaamste der zondaren geweest, toch zei zijn Heere daarom nog niet tegen hem: Ik wil u behouden, maar Ik zal uw zonde in eeuwige gedachtenis houden ten nadele van u. Nee, Hij beschouwde hem als een getrouw dienaar en nam hem op onder de apostelen, zodat hij in geen enkel opzicht minder was dan een van hen. Broeder, er is geen enkele reden waarom u niet in even hoge mate bruikbaar zou worden, als u vroeger onnut, ja schadelijk was. Integendeel, er is een reden waarom u het worden zult, want wie veel vergeven werd, die heeft ook van harte lief en grote liefde stelt tot veel dienst in staat.
Wie had ooit helderder inzicht in de leer, dan Paulus? Wie verdedigde ooit met meer kracht de waarheid? Wie had er meer voor over? Wie betoonde meer moed? In ieder opzicht heeft de naam van Paulus in de christelijke kerk de beste klank na die van de Heere Jezus. Sla het Nieuwe Testament open en zie hoeveel de Heilige Geest door Zijn dienstknecht Paulus te zeggen had, en laat dan uw oog eens gaan over de geschiedenis van het Christendom en zie, hoe de invloed van die man nog steeds ten diepste gevoeld wordt, en zich zal blijven doen gelden, totdat zijn Meester komt. O, al hebt u ook op ditzelfde ogenblik lust om de Heere te honen, mijn gebed rijst voor u op tot God, dat Hij u in dit uur nog mag neerwerpen en u tot een van Zijn kinderen wil maken, even vurig in de dienst van de waarheid als tot nu in de dienst van de leugen, evenzeer met hart en ziel geneigd het goede te doen, als vroeger het kwade. Er zijn geen betere christenen en warmer predikers, dan zij, die uit de diepste poel van zonde opgehaald en gewassen en gereinigd werden in het bloed van Jezus Christus. Mag Gods genade dit voor u uitwerken, wie u ook mag zijn. Wij zijn nu genaderd tot dat gedeelte van onze tekst, waar de nadruk op vallen moet. In Paulus is ons een bewijs gegeven van Christus’ grote lankmoedigheid. Denk eens goed na over hetgeen Paulus zegt: Opdat Hij al Zijn lankmoedigheid betonen zou. Niet alleen de lankmoedigheid aan iedereen bewezen, maar zoveel men zich maar denken kan dat bestaat: alle lankmoedigheid. Hij was zo ver mogelijk gegaan op het pad der zonde, en de Heere had hem in de hoogste mate Zijn lankmoedigheid betoond. Allereerst door zijn leven te sparen, terwijl hij zich in het kwade stortte, alle christenen met dood en verderf bedreigde, en de Nazarener met Zijn volgelingen alle mogelijke vervloekingen naar het hoofd wierp. De Heere had slechts de vinger op te heffen en Saulus zou als een mot verpletterd zijn geweest, maar God verdroeg hem en de zondaar bleef in het leven.
Hij lasterde God en vervolgde de gelovigen te vuur en te zwaard; is het dan niet te verwonderen, dat God niet zei: Nu bent u eindelijk alle palen te buiten gegaan en u zult sterven als Herodes, van de wormen gegeten? Het zou waarlijk niet vreemd geweest zijn, als God hem daartoe veroordeeld had; maar Hij stond hem toe te blijven leven onder het bereik der genade en vertederde eindelijk zijn hart. Te midden van zijn verzet werd hij tot bekering gebracht. Hij had er niet om gebeden, verre van dat. Ongetwijfeld had hij diezelfde dag nog op de weg naar Damaskus de naam van de Heere gelasterd, maar Gods genade kwam tussen beiden en bracht hem tot stilstaan. O machtige genade, wijze genade, alles overwinnende genade! Dat was waarlijk grote barmhartigheid! Toen de goddelijke genade Paulus tot Zich geroepen had, werden al zijn zonden uitgedelgd, zijn bloedvergieten, zijn lastertaal, alles, zodat hij ten volle verzekerd was van zijn volmaakte reiniging. Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, zei hij. Daarom gerechtvaardigd zijnde door het geloof hebben wij vrede met God. Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?
U weet hoe helder hij over die zaak dacht en hij sprak uit eigen ondervinding. Gods lankmoedigheid had hem opgeheven uit de poel der zonde en tot het apostelschap verheven. Wat een groot voorrecht moet het voor hem geweest zijn het Evangelie te mogen prediken. Mij dunkt onder een ernstige prediking moet hij soms wel plotseling hebben willen ophouden, om zichzelf af te vragen: Paulus, bent u het, die zo spreekt? Vooral toen hij naar Tarsen ging, moet hij over zichzelf verbaasd geweest zijn en niet minder over de genade Gods die hem bewezen was. Hij predikte het geloof, dat hij vroeger had geprobeerd uit te roeien. Hoe zal hij onder menige predikatie uitgeroepen hebben: O, wonder aller wonderen! – Ik, die eenmaal vloeken kon, mag nu prediken – ik, die de christenen dreigde met gevangenschap, ja zelfs met de dood, heb mogen leren alle dingen als schade te achten om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere. O, broeders en zusters, u kunt Gods lankmoedigheid niet peilen, als u haar niet leert kennen tot in de diepste diepte, en u niet gedurig herinnert, dat God niet alleen de zonden van Zijn dienstknecht uitdelgde, maar hem een eerste plaats onder Zijn dienaren aanwees. Dat was tot een voorbeeld, om te tonen, dat Hij dezelfde lankmoedigheid wil bewijzen aan degenen, die in de Heere geloven.
Bent u een vloeker geweest? Hij zal uw onreine mond reinigen en er Zijn lof in leggen. Droeg u een diep bedorven wreed hart met u om, vol vijandschap tegen de Heere Jezus? Hij zal het van u wegnemen en er u een nieuwe voor in de plaats geven, dat naar Zijn wil is. Hebt u u overgegeven aan alle soorten van zonde? Zijn zij zo schandelijk, dat u er niet aan durft denken? Denk aan het dierbaar bloed, dat alle smetten wegneemt. Zijn uw zonden zo groot, dat u ze niet zou kunnen tellen? Hebt u een gevoel, alsof u reeds veroordeeld bent door de herinnering aan uw leven? Ik verwonder er mij niet over, maar Hij is machtig, diegenen, die door Hem tot God komen, volkomen te behouden. U bent niet verder gegaan, dan Saulus ging. Gods lankmoedigheid kan u dus ook wel bereiken, en voor het vervolg wordt u alle gelegenheid gegeven om uit te munten in heiligheid en bruikbaarheid. Al was u voorheen ook een straatloper of dief, Gods genade kan u reinigen en tot een uitstekend christen maken; menige fonkelende juweel in Immanuëls kroon werd van de mesthoop opgenomen. U bent een ruwe steen, maar Jezus kan u bearbeiden en polijsten en tot een pilaar in Zijn tempel maken. Wanhoop dan niet. Zie wat Saulus was en wat Paulus werd, en leid daaruit af, wat u worden kunt. Al verdient u in de diepte der hel geworpen te worden, toch kan Gods genade u opheffen tot in de hoogste hemel.
Al bent u er nu van overtuigd, dat de geesten van de duisternis geschikte metgezellen voor u zijn, geloof in de Heere Jezus en u zult eenmaal wandelen met de engelen, even vlekkeloos en rein als zij. Paulus’ ondervinding van Gods lankmoedige genade behoort u tot een voorbeeld te zijn, van wat God voor u wil doen. De wijze, waarop Paulus tot bekering werd gebracht, moet ons ook tot een voorbeeld zijn. Ik bedoel hier niet mee, dat wij verwachten mogen, dat er aan ons een wondervolle openbaring gedaan moet worden, zoals bij Paulus, maar dat zij een schets is, waarnaar iedere andere bekering afgewerkt kan worden. Geen twee gevallen zijn ooit volkomen gelijk. Hoe werd Paulus’ bekering gewerkt? Het is duidelijk, dat er volstrekt niets in Paulus was, dat medewerkte tot zijn behoud. U zou hem in een zeef hebben kunnen ziften, zonder iets te vinden, waarop u hoop zou mogen bouwen, dat hij tot het geloof in de Heere gebracht zou worden. Zijn natuurlijke neiging, zijn opvoeding, zijn gehele omgeving, zijn levensdoel, alles verbond hem aan het Jodendom en maakte het zeer onwaarschijnlijk, dat hij ooit christen zou worden. Ananias, de eerste, die tot hem over goddelijke dingen sprak, kon nauwelijks in zijn bekering geloven. Heere, zei hij, ik heb van velen gehoord over deze man, hoe veel kwaad hij Uw heiligen in Jeruzalem heeft gedaan. Het kostte hem moeite om te geloven, dat de roofzuchtige wolf in een lam veranderd zou zijn. De grond van zijn hart was zo steenachtig, de ploegschaar kon er niet door, en het goede zaad vond geen aarde om wortel te schieten.
Toch bracht de Heere Saulus tot bekering en Hij kan hetzelfde doen aan andere zondaars; maar het moet een werk zijn van genade en goddelijke macht, want er is in het bedorven gemoed van de mens geen enkel zuiver plekje, waar Gods genade op werken kan. Die hervormende genade moet haar grond zelf bewerken, zij vindt geen plaats waar zij haar voet zou kunnen neerzetten, en geloofd zij God, zij kan het doen, want bij Hem zijn alle dingen mogelijk. Treurende ziel, laat dit u tot opbeuring strekken. Al is er niets goeds in u, Gods genade kan wonderen doen en ook u behouden. De bekering van een mens is even goed een werk van Gods almacht als de opstanding. Evenmin als de doden zich zelf kunnen opwekken, evenmin kunnen zondaars zich zelf tot bekering brengen. Saulus was onmiddellijk veranderd. Er was een kleine tussenpoos, voordat hij vrede vond, maar zelfs in die drie dagen was hij een veranderd man, hoewel hij in treurigheid neerzat. Het ene ogenblik was hij in satan’s macht en het volgende onder de heerschappij van Gods genade. Dat kan men bij elke bekering opmerken. Al breekt de dag ook slechts trapsgewijze aan, er is een ogenblik, waarop de zon door de horizon aan ons oog ontrokken is, terwijl zij een ogenblik later duidelijk zichtbaar wordt. Al kunt u het juiste ogenblik niet aangeven, waarop u uit de dood in het leven overging, toch was er zulk een uur, indien u ten minste een oprecht gelovige bent.
Wat een heerlijke gedachte wekt die snelheid van de wedergeboorte bij ons op. Wij hoeven niet door een langdurig zwaar proces aan de zonde te ontkomen. Wij behoeven er geen ogenblik langer in te blijven. Gods genade brengt onmiddellijk vrijheidstelling aan de gebondenen. Die in Jezus gelooft is behouden. Waarom zou u dan in de dood blijven? Waarom heft u de ogen niet op naar het leven en het licht, nu, in dit uur? Paulus gaf door zijn geloof het bewijs, dat hij wedergeboren was. Hij geloofde ten eeuwig leven. Hij zegt ons in zijn brieven telkens en gedurig, dat hij behouden werd door het geloof en niet door de werken. Zo is het met iedereen die behouden wordt, het is alleen door een eenvoudig geloof in de Heere Jezus. Paulus achtte zijn eigen werken als niets, en rekende ze schade en drek te zijn, opdat hij Christus mocht gewinnen. Zo rekent ieder oprecht gelovige zijn eigen werken als niets, omdat hij alleen door Gods genade behouden wil worden. Hetzij hij een zedelijk of onzedelijk leven geleid heeft, hetzij hij een beminnelijk uitnemend man was, of de kruik van zonde tot de bodem toe ledigde, iedere wedergeborene heeft zijn hoop alleen op Jezus gegrond. Het geloof in Jezus Christus is het kenteken van het behouden zijn, evenals de ademhaling het bewijs geeft, dat er leven aanwezig is. Door het geloof wordt de ziel behouden, is er geen geloof dan ziet het er slecht uit met de ziel.
Wat hebt u hierop te zeggen lieve vrienden? Gelooft u, ja of nee? Aan Paulus’ behoud hoefde niemand te twijfelen. Men hoefde hem niet te vragen: Is die man een christen of niet? Want de verandering viel genoeg op. Indien het mogelijk was, dat men Saulus van Tarsen en de apostel Paulus naast elkander had kunnen stellen, zodat men die éne man in die twee tijdvakken van zijn leven tegelijkertijd aanschouwde, dan zou men nooit hebben kunnen denken, dat zij iets met elkaar te maken hadden. Paulus de apostel zou gezegd hebben, dat hij volstrekt geen gemeenschap had met Saulus van Tarsen, en Saulus van Tarsen, zou de apostel Paulus knarsetandend hebben aangezien. Allen moesten opmerken, dat hij veranderd was, vrienden en vijanden. En zo is het met ieder, die waarlijk behouden is; er is een verandering gekomen, die niet verborgen kan blijven voor zijn omgeving. Wil mij toch niet wijs maken, dat u, nog bij uw ouders in huis, een christen geworden bent, zonder dat zij enige verandering in u hebben kunnen ontdekken, zou het mogelijk kunnen zijn, dat in een menagerie een luipaard zijn vlekken verloor, zonder dat iemand het bemerkte? Zou het kunnen gebeuren, dat een Ethiopiër blank werd zonder dat iemand er van hoorde spreken? Meesters en meesteressen, u kunt u niet bewegen te midden van uw dienstboden en kinderen, zonder dat zij een verandering in u bespeuren, zo u bent wedergeboren. Broeder of zuster, streef er ten minste met alle kracht naar, dat die verandering duidelijk zichtbaar wordt in uw woorden, in uw daden, in uw gehele gedrag. Dat uw gesprekken zo zijn, als een belijder van Christus past, opdat men aan u, evenals aan de apostel, zeer bepaald mag kunnen zien, dat er door de vernieuwing van uw gemoed een verandering bij u heeft plaats gehad.
O, mochten wij allen, evenals Paulus, de goddelijke genade deelachtig worden. Mochten ook wij tot stilstand gebracht worden in ons blindelings voorthollen, verblind door de luister van het hemelse licht, geroepen door een geheimzinnige stem, overtuigd van onze natuurlijke blindheid, bevrijd van de verduisterende schellen, zodat wij Jezus zien, als Degene, die alles in allen vervult. Mochten wij in onze eigen persoon tonen, hoe spoedig overtuiging kan overgaan tot bekering, bekering tot belijdenis, belijdenis tot toewijding. Mij rest nu nog te onderzoeken, in hoeverre wij overeen komen met het voorbeeld, dat God ons voor ogen heeft gesteld. Ik weet dat wij, voor zoveel onze zonden betreft, gelijk staan met Paulus, want al hebben wij nooit gelasterd of vervolgd, wij hebben toch gezondigd, een ieder op zijn eigen wijze. Wij staan ook met hem gelijk wat betreft Gods lankmoedigheid, en ik ben er nog niet zo zeker van, dat wij de parallel niet verder zouden kunnen trekken, de openbaring, die Paulus kreeg op de weg naar Damaskus, is ons ook gedaan; want ook wij hebben gehoord, dat Jezus de Christus is. Zo een van ons tegen Christus zondigt, het is niet omdat hij niet weet, dat Hij de Zoon van God is, want wij geloven alleen, dat Hij de Zoon van God is, omdat God Hem uit de doden heeft opgewekt. Tot zover de gelijkenis.
Mag God ook op u werken, mijn nog onbekeerde vriend, en het beeld voltooien door u tot een geloof als dat van Paulus te brengen. Dan zult u, evenals hij, behouden zijn. Dan zult u, als hij, Christus liefhebben boven alles en zeggen: Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht. Ja gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere. Hij verliet zich op hetgeen Jezus gedaan had door Zijn dood en opstanding, en ontving vergeving van zonden en het eeuwige leven op datzelfde ogenblik. Welnu, wat zegt u, lieve vriend? Bent u bewogen om Paulus’ voorbeeld te volgen? Hebt u geen moed om Paulus’ Behouder te vertrouwen en iedere andere grond op te geven, om u alleen op Hem te verlaten? Doe het dan en leef. Is het alsof een hand u tegenhoudt en hoort u een boos gefluister: “U bent een te groot zondaar?” – keer u om en beveel de vijand van u af te laten, want onze tekst zegt, dat hij onwaarheid spreekt. Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld van degenen, die in Hem geloven zullen. God heeft Paulus behouden. Terug dan, satan! God kan iedereen behouden. Hij kan ook mij behouden. Jezus van Nazareth is machtig te redden en ik wil op Hem vertrouwen.
Als een arm hart zo redeneert, is zijn logica gezond en onbetwistbaar. De genade aan één zondaar bewezen geeft grond van hoop voor een ander, want er wordt geen onderscheid gemaakt, maar Éénzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen. Mijn taak is geëindigd, ik heb u de zaak voorgehouden en kan er niet meer aan doen. Ieder moet voor zichzelf weten, of hij de uitnodiging wil aannemen of niet. Een enkel man kan wel een paard naar de drinkbak brengen, maar honderd man zijn niet in staat het tot drinken te dwingen. Ik heb u het Evangelie gepredikt, maar als u het niet wilt aannemen, dan moet ik u nog herinneren, dat zelfs dat Evangelie zo vol van liefde en genade u niets te zeggen heeft dan dit: Die niet geloofd zal hebben zal verdoemd worden. Niet die wet, maar het Evangelie spreekt zo streng. Het schudt zich het stof van de voeten u tot een getuigenis, als u zijn vriendelijke uitnodiging verwerpt. U keurt uzelf die oneindige genade onwaardig, maar diezelfde vergeving, die u nu voor niets kunt krijgen, zal, zo u ze weigert aan te nemen, het duidelijkste bewijs zijn van uw boosaardige vijandschap tegen God. God geve, dat u gehoor mag geven aan Zijn almachtige liefde, zodat u vrede vindt in Christus Jezus.
Amen.