Een preek uitgesproken op zondagavond, 29 juni November 1885, door C.H. Spurgeon, In The Metropolitan Tabernacle, Newington.
De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen van den HEERE, den God Israëls, onder Wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen. Ruth 2:12
Dit waren de woorden van Boaz, een vermogend man en een man van aanzien in Bethlehem, voor een arme vreemdeling. Hij had gehoord dat zij haar familie en de afgoden van haar volk had verlaten, om een aanbidster van de levende en ware God te worden. Hij vervulde een edele rol toen hij haar opbeurde en haar vroeg om goede moed te hebben nu ze zich verbond aan Naomi en het verkoren volk.
Merk op dat hij haar begroette met woorden van tedere aanmoediging. Dit is precies wat ik wil dat alle oudere christenen onder u doen met degenen die het evenbeeld zijn van Ruth. U die al lang gelovigen bent in de Heere Jezus, die meer en meer ervaren hebt van de Heere, die de liefde en trouw van onze Verbondsgod kent en die sterk bent in de Heere en in de sterkte van Zijn macht: ik wil dat u het belangrijk vindt om oog te hebben voor jonge bekeerlingen en dat u goede en troostende woorden tot hen spreekt, waardoor ze opgebeurd en gesterkt worden.
Er is een tekst, een heel korte, waarover ik vaak wil preken als het om pas bekeerden gaat. Ik nodig u uit om die tekst voortdurend in praktijk te brengen. Die tekst luidt: ‘Bemoedig hem.’ Veel mensen werpen koud water op hen die naar heiligheid staan, zodat ik anderen onder u hartelijk wil aansporen om hen aan te moedigen. Waar het geestelijk leven zwak is, moet het gevoed worden met liefdevolle zorg. Wij willen graag koesteren en niet afkeuren. De lammeren moeten gehoed worden, zodat ze kunnen groeien. Ze moeten verzorgd en gevoed worden, zodat de prille baby’s in het huisgezin sterke leden van het goddelijk gezin kunnen worden. Als Ruth gelukkig wil worden in het land van Israël, moet er een Boaz voor haar zorgen en haar ware vriend zijn. Laten haar allernaaste verwanten haastig zijn in het vervullen van deze plicht.
Ik twijfel er niet aan, dat veel verdriet voorkomen zou kunnen worden als er vaker vertroostende woorden op de juiste tijd gesproken zouden worden. Het is daarom een zonde om deze woorden achter te houden. Ik ben bang dat er veel arme zielen in donkerheid verblijven, opgesloten in zichzelf, terwijl twee of drie minuten broederlijke aanmoediging de gordijnen zouden openen en het daglicht binnen zouden laten. Veel zaken zijn werkelijk moeilijk voor jonge gelovigen, terwijl ze voor ons, die langer op de weg zijn, geen moeilijkheid meer vormen. U en ik zouden in een gesprek van een minuut of tien vragen en twijfels kunnen oplossen die onze niet-onderwezen vrienden maandenlang ellende bezorgen. Waarom zijn we zo zwijgzaam als één woord onze zwakke broeders hun weg met blijdschap zou laten vervolgen? Daarom beveel ik allen die God geweldig heeft gezegend, om te zorgen voor hen die terneergeslagen zijn in geestelijke zaken en te proberen hen te vertroosten en bemoedigen. Als u dit doet, zal God u op Zijn beurt zegenen, maar als u deze tere plicht veronachtzaamt, kan het zijn dat u zelf wanhopig wordt en vriendelijke ondersteuning nodig krijgt. Bemoediging hoort bij jongbekeerden: elke Ruth zou versterkt moeten worden wanneer ze zich verbindt aan het volk van God.
Ik denk dat ik voor iedere christen kan spreken als ik zeg dat de jong bekeerden onder ons onze beste wensen ontvangen. We wensen hun alle goede en geestelijke gaven toe. Het zou wijs van ons zijn als we onze vriendelijke wensen ook omzetten in gebeden. Wensen zijn lam, maar het gebed heeft voeten, ja, zelfs vleugels, waarmee het loopt en zelfs vliegt naar God. Wensen zijn manden, maar het gebed vult deze met brood. Wensen zijn wolken, maar het gebed is de regen. Zie hoe Boaz het goede wenste voor de nederige maagd uit Moab: eerst sprak hij met haar en daarna sprak hij met God in het gebed voor haar.
Ik neem aan dat mijn tekst zowel een gebed als een zegenwens is: ‘De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen van den HEERE, den God Israëls, onder Wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen!’ Laten wij meer dan ooit bidden voor de zwakgelovigen en de jongbekeerden. Denk elke keer aan hen wanneer de Koning u een audiëntie aanbiedt. Zoek hen op met vriendelijke zorg, zoals een herder zijn jonge lammeren opzoekt. Leg hen daarna in de boezem van uw liefde en draag hen over de woeste plaatsen.
We zouden hoogstwaarschijnlijk een veel snellere groei in genade zien onder pasbekeerden als zij beter werden verzorgd en bewaakt. Sommigen van ons zijn veel verschuldigd aan de oude en ervaren christenen die wij ontmoetten toen we jonger waren. Dat geldt ook voor mij. Ik zal voor altijd de gedachtenis in ere houden van een ootmoedige dienstknecht in de school in New Market, waar ik ondermeester was. Er was daar een oude vrouw die met mij sprak over de dingen van het Koninkrijk en me de weg van de Heere nader onderwees. Ze kende de leer van vrije genade beter dan veel doctoren in de godgeleerdheid en ze hield zich eraan vast met de vaste vastheid van iemand die daarin het leven heeft gevonden. Het was mijn grote voorrecht haar te helpen toen ze oud was. Kortgeleden is ze gestorven en naar de hemel gegaan. Ik heb veel dingen van haar geleerd die ik vandaag nog met vreugde preek. Laat het van ons, als ook wij oud geworden zijn, gezegd worden dat wij in onze jongere jaren degenen die toen kinderen waren geholpen hebben om nuttig te worden in hun rijpere jaren. Ze zullen ons niet vergeten, als wij voor hen geweest zijn wat Aquila en Priscilla waren voor Apollos, of Ananias voor Paulus, of Paulus voor Timotheüs. Zij zullen voor ons bidden en God zal ons zegenen in antwoord op hun gebeden, als ook voor ons geldt dat ‘de sprinkhaan zichzelf tot een last geworden is’ en onze zwakheden vermenigvuldigd zijn.
Deze tekst is een voorbeeld van een bemoediging. Nu we op deze manier de tekst ingeleid te hebben, kunnen we in dit voorbeeld zien wat de bekeerde heeft gedaan dat we hem zouden bemoedigen. Ten tweede kunnen we zien welke volkomen beloning hij zal ontvangen en ten derde – wat volgt uit het historische verband van de tekst – zou ik willen afsluiten met te bezien welke persoon deze volkomen beloning in het vooruitzicht stelt. We wensen dat iedereen die als Ruth al degenen die buiten het verbond in Moab waren heeft verlaten, zal komen en zich verbinden met het Israël van God en de God van Israël.
1. Wat heeft de pasbekeerde gedaan?
We illustreren het onderwerp met het voorbeeld van Ruth. Veel pasbekeerden hebben bemoediging nodig, omdat ze al hun oude vrienden verlaten hebben. Ruth had ongetwijfeld veel vrienden in haar geboorteland, maar ze scheurde zichzelf los om Naomi en haar God aan te kleven. Misschien moest ze afscheid nemen van haar moeder en vader. Als die nog in leven waren, heeft zij hen zeker verlaten om naar het land van Israël te gaan. Mogelijk nam ze afscheid van broers en zussen. Ze verliet oude vrienden en buren, want ze was vastbesloten om met Naomi mee te gaan en haar lot te delen. Ze zei: ‘Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God. Waar gij zult sterven, zal ik sterven, en aldaar zal ik begraven worden; alzo doe mij de HEERE en alzo doe Hij daartoe, zo niet de dood alleen zal scheiding maken tussen mij en tussen u!’
De pasbekeerde is als het ware uit de wereld geëmigreerd. Hij is om Christus’ wil een vreemdeling geworden. Misschien had hij veel metgezellen, vrienden, die hem op hun manier vrolijk maakten. Mensen met aanstekelijke manieren, die hem gemakkelijk aan het lachen konden krijgen en de uren voorbij konden laten vliegen. Maar omdat hij bij hen niets van Christus vond, heeft hij hen verlaten en om Christus’ wil hebben zij hem verlaten. Onder zijn oude vrienden is hij een vreemde vogel geworden en zij zijn allen tegen hem. U hebt misschien wel eens een kanarie gezien die van huis is weggevlogen waar hij de liefde genoot van zijn bazin. Buiten tussen de mussen werd hij achtervolgd alsof zij hem in stukken wilden scheuren. Zij gunden hem nergens rust. Zo is het ook met de pasbekeerde; zijn vrienden vervolgen hem, omdat hij niet langer bij hen hoort. Hij verdraagt beproevingen van wrede bespotting en deze zijn als hete ijzers voor de ziel. Voor hen is hij nu een hypocriet en een fanaticus. Ze geven hem bespottelijke namen waarmee ze hun afkeer uitdrukken. In hun hart kronen ze hem met een narrenmuts en zetten hem neer als een idioot en zot.
Hij zal jaren van heilig leven moeten laten zien, voordat ze gedwongen zullen worden hem te respecteren. En dat allemaal omdat hij hun Moab verlaat om zich aan Israël te verbinden. Waarom zou hij hen verlaten? Is hij beter geworden dan zij? Doet hij alsof hij een heilige is? Kan hij niet met hen drinken zoals hij eens deed? Hij is een aanklacht tegen hun uitspattingen en mensen trekken zich niets aan van zulke protesten. Kan hij niet een vrolijk lied zingen net als zij? Waarachtig, hij is een heilige geworden. En wat is een heilige anders dan een hypocriet? Hij is veel te precies en puriteins en kan niet worden verdragen in hun vrije gezelschap. Afhankelijk van de maatschappelijke status neemt de tegenstand deze of gene vorm aan, maar Moab bewondert in geen geval de Ruth die haar afgoden verlaat om de God van Israël te aanbidden. Het is onnatuurlijk dat de prins van de duisternis erom zou geven een van zijn onderdanen te verliezen of dat wereldse mensen zouden houden van degenen die hen met schaamte vervullen.
Is het niet zeer gepast dat u, oudere christelijke mensen, die allang van de wereld bent gescheiden en gehard bent tegen hun sneren, tussenbeide komt en de nieuwkomers verdedigt? Zou u niet moeten zeggen: ‘Kom maar met ons mee en wij zullen je goed behandelen. We zullen betere vrienden voor je zijn dan degenen die je verlaten hebt. We zullen je op een betere weg vergezellen dan die je verlaten hebt. We zullen je betere vreugden geven dan wereldlingen ooit kunnen bevroeden’?
Als van onze rust aanbrengende Koning wordt verteld dat Hij tegen Zijn bruid zegt: ‘Vergeet uw volk en uws vaders huis’, voegt hij eraan toe: ‘Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is.’ Op deze manier geeft Hij haar nieuw gezelschap in de plaats van dat wat ze opgegeven heeft. Laten we dit ter harte nemen en omgang hebben met degenen die de wereld uitwerpt.
Misschien is er op dit moment in dit huis een man of vrouw die net uit stad Verderf is gevlucht; zielsblij om buiten haar muren te zijn. De arme ziel weet niet welke kant hij op moet rennen. Het enige dat hij weet, is dat hij moet wegrennen van zijn voormalige, zondige plaats, want hij komt erachter dat de stad vernietigd zal worden. O broeders, terwijl zulke vluchtelingen zich afvragen welke kant ze op moeten gaan en hun kwade metgezellen hen uitnodigen om terug te keren, dient u tussen te treden en hun de echte schuilplaats te wijzen. Ren met hen naar de holen in de Rotssteen. Til hen op als ze struikelen, wijs hun de weg als ze die kwijtraken. Houd hun voormalige verleiders uit hun buurt. Vorm een lijfwacht om hen heen en begeleid hen totdat ze buiten ogenblikkelijk gevaar zijn. Betover hen met uw liefdevolle gesprekken tot ze hun valse vrienden vergeten.
Toen Ruth haar voormalige betrekkingen had verlaten, was het verstandig en vriendelijk van Boaz om haar met troostrijke woorden aan te spreken. Ik zal ze voor u nog een keer aanhalen:‘ De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen van den HEERE, den God Israëls, onder Wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen!’
Ruth was vervolgens onder vreemdelingen gekomen nadat ze haar oude bekenden had achtergelaten. Ze was nog niet echt thuis in het land van Israël, maar beleed zelf een vreemde te zijn. Ze kende Naomi, maar in de hele stad Bethlehem kende ze verder niemand. Toen ze op de te oogsten akker kwam, waren de buren daar aan het aren lezen, maar ze waren niet haar buren. Van hen kreeg ze geen blik van verstandhouding, misschien keken ze wel naar haar met koude nieuwsgierigheid. Ze hebben mogelijk gedacht: Wat heeft die Moabietische hier te zoeken om een deel van de aren te lezen die de armen in Israël toebehoren? Ik weet dat zulke gevoelens voorkomen onder plattelanders als er een vreemdeling van een ander dorp aren komt lezen op de akker. Ruth was een vreemdelinge en was in hun ogen natuurlijk een indringer. Ze voelde zich alleen, hoewel ze onder de vleugels van Israëls God was.
Boaz bedacht terecht dat ze niet zou moeten denken dat hoffelijkheid en vriendelijkheid waren uitgestorven in Israël. Hij deed daar ook iets aan, door naar haar toe te gaan en een bemoedigend woord tot haar te spreken, ook al was hij maatschappelijk gezien superieur aan haar. Zouden sommigen van u niet hetzelfde voorbeeld moeten volgen? Mag ik u niet oproepen om meteen hetzelfde te doen? Er zullen in onze bijeenkomsten mensen komen die onlangs een indruk van hun schuld hebben gekregen of die de Zaligmaker opnieuw hebben gezocht en gevonden. Zouden zij vreemdelingen onder ons mogen blijven? Zouden er geen herkenning, vriendschap en gastvrijheid moeten plaatshebben om hen zich bij ons thuis te laten voelen?
Ik zou iedereen, die al enige tijd naar deze kerk komt en nog steeds onopgemerkt is, oprecht willen verzekeren dat dit zeer zeker niet de bedoeling is. Want in de regel wordt er voor een vreemdeling gezorgd en in ieder geval wordt hij verwelkomd. Als u niet bent opgemerkt, moet u wel in een apart stuk van de kerk hebben gezeten, omdat een aantal van onze vrienden tot taak heeft om nieuwkomers op te zoeken en met hen te praten. Soms gebeurt dat in zo’nmate dat ik klachten krijg over hun vermeende opdringerige gedrag. Deze klachten verheugen mij, want ze laten zien dat deze taak nog steeds serieus genomen wordt. Wees natuurlijk verstandig, voorzichtig en hoffelijk, maar wees waakzaam voor iedereen die de Heere zoekt en verbonden wenst te worden met Zijn volk.
Ik heb bij gelegenheid een vriend horen zeggen: ‘Meneer, ik bezoek uw kerkdiensten al maanden, maar degenen die met mij in de bank zaten, hebben nooit de minste aandacht aan mij besteed. Ik wenste vaak dat ze dat zouden doen, omdat ik echt begerig was om aan de hand tot de Zaligmaker geleid te worden.’ Ik houd er niet van om deze beschuldiging te horen. Ik heb oneindig veel liever dat mensen erover klagen dat u te veel met hen over de godsdienst sprak dan dat u er nooit een woord over zei. Uw vermeende opdringerigheid zou enorm tot uw voordeel kunnen strekken, maar uw stille onverschilligheid strekt u nu tot oneer.
Laten wij met al wat in ons is proberen om elkaar zo in het oog te houden dat geen enkele zoekende ziel zichzelf in de steek gelaten voelt. Zoekers zou de worsteling van het huilend roepen ‘Niemand zorgt voor mijn ziel’ bespaard moeten blijven. Bent u een gelovige? Dan bent u mijn broeder. Wij zijn niet langer vreemdelingen en buitenlanders, maar medeburgers met de heiligen en van het huisgezin van God. We doen ons best om onze medemens naar Jezus te brengen en om pasbekeerden te helpen volkomen vrede aan Zijn voeten te vinden. Laten we de kunst van het persoonlijk aanspreken leren. Laten we niet zo verlegen of bedeesd zijn dat we anderen in verdriet achterlaten, omdat we niet voldoende moed kunnen verzamelen om een vriendelijk woord in de Naam van de Heere Jezus te zeggen. Kom, laten we moed verzamelen en iedere Ruth aanmoedigen wanneer ze schuchter is onder vreemden. Laten we haar helpen zich thuis te voelen in Immanuëls land.
De nieuwe bekeerling is ook in een ander opzicht net als Ruth. Hij is erg gering in eigen oog. Ruth zei tegen Boaz: ‘Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben?’ Ze zegt nog een keer: ‘Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben, gelijk een uwer dienstmaagden.’ Ze had weinig gevoel van eigenwaarde en daardoor won ze de achting van anderen. Ze vond zichzelf een onaanzienlijk persoon, voor
Als ik de kleine vogels hun kopjes zie opsteken van onder de veren van de borst van hun moeder, lijkt dat het volmaakte geluk. Als zij hun kleine geluidjes maken, lijken ze te vertellen hoe warm en veilig ze daar zijn, hoewel er mogelijk een ruwe wind om de kip heen waait. Ze hadden niet gelukkiger kunnen zijn. Als ze een klein eindje weglopen, zijn ze spoedig terug onder de vleugel, want het is hun huis en thuis. Het is hun schild en bijstand, verdediging en bron van blijdschap.
Onze pasbekeerden hebben niet op zichzelf vertrouwd, maar hebben hun vertrouwen gesteld in Jezus. Ze hebben hun rechtvaardigheid in Christus ontdekt. Ja, ze ontdekken alles in Hem en betrouwen onder Gods vleugels. Is dit niet wat u doet? U, volwassen heiligen, is dit niet de plaats waar u zich bevindt? Ik weet dat dit het geval is. Goed dan, moedig de jonggelovige aan te doen waar u zelf ook genoegen in vindt. Zeg tegen hen: ‘Er is geen plaats als deze, laten we vrolijk bij elkaar blijven onder de vleugel van God.’ Er is geen rust, geen vrede, geenvolmaakte stilte, als die u krijgt bij het loslaten van alle zorg omdat u uw zorg op God hebt geworpen. U hebt alle vrees vaarwel gezegd, omdat uw enige vrees de vrees is om God te beledigen.
O, het volmaakte geluk, te weten dat het universum eerder ontbonden wordt dan dat het grote kloppende hart hierboven ophoudt vol te zijn van tederheid en liefde voor allen die eronder schuilen. Geloof, hoe klein dan ook, is een dierbaar stukje grond van de planting van Gods rechterhand. Vertrap het niet, maar draag er zorg voor en begiet het met liefde.
Maar nu moet ik dichter bij de tekst komen. Na aangetoond te hebben wat deze bekeerden gedaan hebben waarom ze bemoediging nodig hebben, wil ik de volgende vraag beantwoorden.
2. Wat is de volle beloning van degenen die komen om te betrouwen onder de vleugels van God?
Ik antwoord dat een volle beloning tot ons zal komen op die dag wanneer we deze lichamen van vlees en bloed afleggen om ze te laten slapen in Jezus, terwijl onze ontklede geesten afwezig zijn van het lichaam, maar aanwezig zijn bij de Heere. In de van het lichaam gescheiden staat zullen we het volmaakte geluk genieten van een geest, maar een vollere beloning zal de onze zijn als de Heere voor de tweede keer zal komen. Dan zullen onze lichamen opstaan van het graf om te delen in de glorieuze regering van de verhoogde Koning. Dan zullen we het aangezicht zien van Hem, Die we liefhebben in onze volmaakte menselijke natuur. Dan zal de aanneming komen; te weten de verlossing van ons lichaam en zullen we voor eeuwig bij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, onze drie-enige God zijn naar lichaam, ziel en geest; een drie-eenheid in eenheid. Dit onuitsprekelijke geluk is de volle beloning van het schuilen onder de vleugels van Jehova.
Maar er is ook een beloning in de tegenwoordige tijd waarnaar Boaz verwijst. Er is in deze wereld een beloning voor de godvruchtigen, ondanks het feit dat de rechtvaardigen veel verdrukkingen lijden. Jaren geleden gaf een medebroeder een boek uit, getiteld Hoe het beste van twee werelden te maken2 dat veel wijsheid bevatte. Maar tegelijkertijd maakten velen van ons bezwaar tegen de titel, omdat die het streven van de gelovige zou verdelen en de twee werelden te veel op een lijn zou plaatsen.
Zeker, het zou verkeerd zijn voor welk godvruchtig man dan ook om het tot zijn levensdoel te maken om het beste van twee werelden te krijgen op de manier die de titel schijnt te geven. Deze tegenwoordige wereld moet ondergeschikt zijn aan de aanstaande wereld en moet, indien nodig, er blijmoedig aan worden opgeofferd. En toch, laten we nooit vergeten dat indien een mens voor God wil leven, hij het beste van beide werelden zal maken. Want de godzaligheid heeft de belofte van het tegenwoordige en het toekomende leven. Zelfs in hetverliezen van het tegenwoordige leven om Christus’ wil, redden we het. Zelfverloochening en het opnemen van het kruis zijn slechts vormen van zaligheid. Als we eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid zoeken, zullen alle andere dingen ons toegeworpen worden.
Vraagt u mij: ‘Hoe zullen wij beloond worden voor het vertrouwen op de Heere?’ dan antwoord ik, in de eerste plaats, door de diepe vrede in uw geweten die Hij u zal schenken.Bestaat er een betere beloning dan deze? Wanneer een mens kan zeggen: ‘Ik heb gezondigd,maar ben vergeven’, is die vergeving dan niet een onuitsprekelijke weldaad? Mijn zondenwerden gelegd op Jezus. Hij nam ze weg als mijn zondebok, zodat ze voor eeuwig weg zijn en ik in mijn geweten ben vrijgesproken.
Is dit geen heerlijke verzekering? Is dit niet veel meer waard dan alles wat de wereld biedt? Rust vestigt zich in het hart dat onder de kracht is van het bloed der besprenging. Van binnen verkondigt een stem de vrede van God en de Heilige Geest verzegelt die vrede door Zijn eigen getuigenis. Daarom is alles vrede. Als u alles wat u hebt, zou moeten betalen om deze vrede te kopen, dan kon u het niet kopen. Maar als het te koop zou zijn, dan zou het de moeite waard zijn om afstand te doen van ontelbare werelden om het te gewinnen. Als u alle rijkdom, kracht en eer had, ontbrak het u nog de parel van de vrede te kopen. De inkomsten van alle koninkrijken zouden nog niet genoeg zijn om een blik op deze edelsteen te werpen.
Een schuldig geweten is de onsterflijke worm van de hel. De marteling van het berouw is hetvuur dat nooit uitgeblust kan worden. Hij die zo’n knagende worm in zijn hart heeft en dat vuur voelt branden in zijn borst is al verloren. Anderzijds, hij die op God vertrouwt door Christus Jezus is verlost van inwendige helle-steken. De brandende koorts van onrust wordt genezen. Hij kan wel zingen van zielenvreugd, want de hemel is binnen in hem geboren en ligt in zijn hart, als Jezus in de kribbe. O harpen der heerlijkheid, u brengt geen zoetere toon voort dan die van overtreding die weggedaan is door het verzoenende offer!
Dit is echter nog maar het begin van de beloning van de gelovige. Hij die is gekomen om op God te vertrouwen, zal vrij zijn van de vrees van het kwaad. Wat moet dat een zegen zijn! Hij zal niet bang zijn voor onheilsberichten. Zijn hart is onbeweeglijk, vertrouwend op de Heere. Als een mens zich hier op aarde op zijn gelukkigst voelt, hoort hij de fluisterstem van eenboze geest zeggen: ‘Zal het zo blijven?’ Hij tuurt in de morgen met een bang voorgevoel, omdat hij niet weet wat zich schuilhoudt op zijn pad. Als een mens echter niet langer bang is, maar bereid om wat er maar komt welkom te heten, is hij in een gelukkige staat, omdat hij er de beschikking van een liefhebbende Vader in ziet.
Stel u voor dat er vanavond iemand naar huis ging en er, met Job, achter kwam dat al zijn bezit was verbrand of gestolen en dat zijn gezinsleden opeens allemaal waren gestorven. In wat voor een voortreffelijke omstandigheid moet hij zich dan bevinden, als hij te midden van zijn natuurlijke zielenpijn kon zeggen: ‘De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen; de Naam des Heeren zij geloofd!’ De ziel zo te bezitten in geduld is een van de volle beloningen van het geloof. Hij die dit bezit, draagt een edeler onderscheiding in zich dan alle eervolle onderscheidingen die de adel zou kunnen uitreiken. Bevrijding van de knagende pijn van uw geweten en de vrijmaking van de pijnlijke vrees zorgen voor een voortreffelijke gunst, zoals alleen God die kan geven.
Meer nog: de mens die op God vertrouwt, rust in Hem met betrekking tot al de behoeften die hij nu nodig heeft, of ooit nodig zal hebben. Wat een blijde muziek verblijdt de groene weiden van die drieëntwintigste psalm! Ik ben bijna geneigd u te vragen op te staan en het te zingen, want mijn hart springt op van vreugde terwijl ik het eerste couplet ervan opzeg:
‘De Heere is mijn Herder:
Mij zal niets ontbreken.
Hij is de mijne en ik ben de Zijne, Wat anders kan ik nog verlangen?’
Gewoonlijk bestaat de mens uit behoeftes. Hij die onverschrokken uitroept ‘Wat anders kan ik nog verlangen’, moet het land van overvloedige rijkdom wel bereikt hebben. Wij zijn nooitoprecht tevreden; er is altijd iets meer nodig om de kop tot de rand te vullen. Maar denk slechts aan het zingen van ‘Wat anders kan ik nog verlangen?’ Is deze zoete tevredenheidgeen volle beloning van de Heere op Wie we vertrouwen?
De menselijke natuur heeft een paardenbloedzuiger ingeslikt en roept daarom dag en nachtuit: ‘Geef, geef, geef.’ Wie anders dan de Heere kan dit hunkeren tot staan brengen? De maalstroom van ontevredenheid dreigt de oceaan op te zuigen en nog steeds onvervuld te blijven, maar de Heere beloont het geloof door haar mond te verzadigen met goede dingen en haar te laten zingen:
‘In welke behoefte zal onze God niet voorzien Vanuit zijn overvloeiende voorraadschuren? Wat een stromen van genade van boven Giet een almachtige arm uit!’
Ik kan me geen volledigere tegenwoordige beloning voorstellen dan volkomen rust van alle benauwdheid en kalm vertrouwen in een voorzienigheid waarvan de koers nooit verkeerd is. Een ander stuk van de grote winst van de gelovige ligt in het bewustzijn dat alle dingen medewerken ten goede. Uiteindelijk is niets in staat ons te verwonden. Lichamelijke pijnen, geestelijk lijden, zakelijke verliezen, gemene slagen van de dood, geen van die kunnen ons echt kwaad doen. De diefstallen van rovers, het gemompel van lasteraars, de veranderingen in de handel, het woeden van de elementen zullen allemaal ten goede worden gekeerd.
Deze vele geneesmiddelen en medicijnen, samengevoegd in de mortier van de onfeilbare Apotheker, zullen een heilzame drank vervaardigen voor onze ziel: ‘En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn.’
Het is een geweldige vreugde om dit als een onweerlegbaar feit te weten en er naar uit te zien dat het herhaald wordt bij ons zelf. Dit verwijdert terstond de angel uit alle wespen die ons anders bezorgd zouden hebben gemaakt. Dit verandert hen in bijen, die elk honing aanbrengen voor ons. Is dit geen beloning waarvoor een mens de vleierijen van de zonde graag zou moeten opgeven? O geloof, u verrijkt en veredelt allen die u beoefenen!
Laat me u vervolgens vertellen dat die in God betrouwen en Hem volgen nog een andere volkomen beloning hebben. Dat is de zegen van goed doen. Kan enig geluk dit overtreffen? Deze vreugde is een zuiverste diamant. Wat evenaart de vreugde van het helpen van een weduwe en wees? Vind de gelijke van de verheuging van het redden van een ziel van de dood en het bedekken van een menigte van zonden. Het zou werelden waard zijn om geloof in God te hebben, zelfs als we hier voor altijd zouden leven, indien onze omzwervingen gevuld zouden kunnen worden met goed te doen aan de armen en behoeftigen en het redden van hen die dwalen of gevallen zijn.
Als u begeert de zuiverste vreugde te proeven die ooit vloeide uit de fonteinen van het paradijs, drink dan van de onbaatzuchtige zegen van het redden van een verloren ziel. Als het geloof in God u leert om uzelf te verzaken en geheel tot eer van God te leven en uw naaste goed te doen, zet dat u op het pad van de Heere der engelen. Door het te volgen zult u uiteindelijk met Hem regeren.
Onlangs is iemand uit ons midden overleden, die in zijn vroegere leven de vloek van de dronkenschap kende, maar die door het horen van het Evangelie op de straat werd geleid om een Zaligmaker te zoeken en te vinden en op deze manier te ontsnappen aan de slavernij van een slechte gewoonte. Hij werd een nuchter christen, die zichzelf elke dag van de week overgaf aan de zaak van God. Al zijn vrije tijd werd besteed aan dat heilige doel. Hij is onlangs overleden, maar niet zonder een beloning van zijn God genoten te hebben. Als ik in het gezicht van onze vriend, meneer Thorniloe, keek, voelde ik dat hij een volkomen beantwoording had gekregen op het feit dat hij zichzelf op de Heere geworpen had, want de vreugde van zijn hart blonk op zijn gezicht en de vreugde in zijn werk maakte dat het zijn vermaak werd.
O dronkaard, als u werd zoals hij, zou geheelonthouding geen straf, maar een vreugde zijn! O ijdele naamchristen, als u net zo ijverig in het dienen van de Heere was als hij, zou het leven voor u muziek zijn. Hij die zelf in de zonde gevallen is, zou het tot zijn voornaamste vreugde rekenen om anderen weer op het rechte pad te brengen van dezelfde veroordeling. Zodoende zal hij neerstrijken op wolken van gelukzaligheid en ongelooflijk veel vreugde ervaren. Zoals een herder zich het meest verheugt als hij een afgedwaald schaap gevonden heeft, zult u, die op de Heere vertrouwt, indien u wilt, in de toekomst volop bezig zijn om mensen van hun eeuwige ondergang te redden.
Broeders en zusters, we hebben ook nog de bijzondere en zuivere vreugde die voortkomt uit de nederige gewaarwording van persoonlijke groei. Kinderen verheugen zich als ze ontdekken dat ze meer op hun ouders gaan lijken en spoedig net zo sterk en volwassen zullen zijn. De meesten van ons herinneren zich onze kinderlijke vrolijkheid toen we ons kleedden met kledingstukken waardoor we er als mannen uitzagen. Toen ik voor het eerst grote laarzen droeg en door de stoppels liep met mijn grote oom, voelde ik dat ik iemand was.
Dat was natuurlijk kinderlijke trots, maar het heeft een prijzenswaardige overeenkomst met de vreugde van het verkrijgen van geestelijke kracht en het bereiken van belangrijkere werken en diepere ervaringen. Als u bemerkt dat u niet uw kalmte verliest terwijl u getergd wordt, zoals dat een jaar geleden het geval was, dan bent u nederig dankbaar. Als een boosaardige lust verdreven is en u niet langer achtervolgt, dan bent u stil verheugd. U verblijdt zich met beven. Als u een verzoeking hebt doorstaan die u anders had verzwolgen, is de overwinning overweldigend zoet.
Elke vordering in heiligheid is een vordering in verborgen geluk. Een klein beetje geschikter voor de hemel te zijn is iets meer van de hemel in het hart te hebben. Terwijl we rijpen voor de eeuwige voorraadschuur zijn we ons bewust van een doordringender zoetheid, die in zichzelf geen geringe beloning van de deugd is.
Laat mij nog een ander geweldig onderdeel van deze volledige beloning vertellen. Dat is: kracht bij God in het gebed te hebben. Iemand schreef van mij dat ik hypocriet ben, omdat ik zei dat God mijn gebeden had verhoord. Dit was overduidelijk kwaadwillend bedoeld. Iemandmag dweperig genoemd worden vanwege zo’n bewering, maar ik zie niet in waarom het gerechtvaardigd is om iemand om die reden van hypocrisie te beschuldigen. Als hij met hypocrisie bedoelde: een eerlijke overtuiging dat de grote God het gebed beantwoordt, dan zal ik zolang ik leef hypocrieter worden. Ik zal de Naam van God prijzen, de God Die mijn gebed hoort. Als die schrijver had beweerd dat hij bad en werd gehoord, is het mogelijk dat hij schuldig zou zijn aan hypocrisie. Van die zaak is hij zelf het best op de hoogte, maar hij heeft geen recht om mijn koren met zijn maat te meten. Zeker zal ik zijn maat niet nemen om mijn koren te meten, maar ik zal spreken wat ik weet en waarvan ik overtuigd ben.
In diepe oprechtheid kan ik getuigen dat de Heere het gebed hoort en dat dit Zijn gewoonte is. Menige heilige van God hoeft maar te vragen en hij heeft wat hij vraagt. Wanneer zulke mensen met God in het gebed worstelen, vermogen ze altijd, net zoals eertijds Israël aan de Jabbok toen hij de Engel vasthield en Hem niet wilde laten gaan zonder een zegen te ontvangen. Als u deze macht ten volle hebt, zult u vaak tegen uzelf zeggen: ‘Als ik nietsanders zou hebben dan macht aan de troon van de genade, heb ik meer dan genoeg alsgenoegdoening voor elke zelfverloochening.’
Wat zijn de grappen en schimpen van een goddeloze en onwetende wereld in vergelijking met de eer van door de Heere begunstigd te zijn om te vragen wat we willen en het beste van onze verlangens te krijgen?
Veel andere zaken dragen bij aan de volledigheid van de beloning. Maar misschien is de voornaamste van alle: de gemeenschap met God; toestemming te hebben om met Hem te spreken zoals een man met zijn vriend spreekt; geleid te worden tot de goddelijke Bruidegom; aan te zitten in de feestzaal terwijl Zijn banier over ons liefde is.
Degenen die buiten het paleis van de liefde verkeren, weten niets over onze geheime verrukkingen en vervoeringen. We kunnen hun niet veel vertellen over onze geestelijke verheugingen, want ze zouden zich alleen maar tegen ons keren en ons verscheuren. De vreugden van de hemelse omgang zijn te heilig om openbaar vertoond te worden. Er is een vreugde, de duidelijkste voorsmaak van de hemel hier beneden, wanneer de ziel wordt als de koets van Amminadib3 door de kracht van de Heilige Geest.
Broeders, ik geloof dat ons lot, zelfs als we arm, bedroefd en ingezonken zijn, oneindig te verkiezen valt boven dat van de heerlijkste keizer die de Zaligmaker niet kent. O, arme koningen, arme prinsen, arme edellieden, arme heren, die Christus niet kennen. Maar gelukkige bedelaars die Hem kennen! Gelukkige slaven die Hem liefhebben. Gelukkige stervende mannen en vrouwen die zich in Hem verblijden! Zij hebben duurzame vreugde en blijvende blijdschap, die God tot hun alles en in allen hebben.
Kom dan en stel uw vertrouwen onder de vleugels van God en u zult gezegend zijn in uw lichaam en ziel. U zult gezegend zijn in uw huis en in uw gezin, in uw portemonnee en in uw winkel, in uw ziekte en in uw gezondheid, voor de tijd en voor de eeuwigheid, want de rechtvaardigen worden gezegend door de Heere en hun nageslacht met hen.
Mijn gebed voor iedere pasbekeerde is de zegenwens van Boaz: ‘De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen van den HEERE, den God Israëls, onder Wiens vleugelen gijgekomen zijt om toevlucht te nemen!’ Moge deze zegening voor eeuwig op ieder van urusten.
3. Welke persoon vaardigt deze volledige beloning uit?
Ten slotte. Wat was de volle beloning die Ruth verwierf? Ik denk niet dat Boaz de volledige betekenis wist van wat hij zei. Hij kon niet alles voorzien wat door de Heere beschikt was. In het licht van Ruths geschiedenis zullen we lezen over de zegen van de goede man.
Deze arme vreemdelinge, Ruth, gaf alles op door haar vertrouwen op de God van Israël te stellen. Ja, maar ze verkreeg ook alles. Als ze achter het voorhangsel had kunnen kijken dat de toekomst verbergt, had ze zich niet méér tot haar eigen voordeel kunnen gedragen dan ze nu deed. Ze had geen vooruitzicht op gewin. Ze volgde Naomi en verwachtte armoede en onbekendheid. Maar, doende wat goed was, vond ze de zegen die rijk maakt.
Ze verloor haar Moabietische afkomst, maar vond een edel familielid in Israël. Ze verliet het huis van haar vaderen in haar land om een erfenis te krijgen onder de uitverkoren stammen. Een erfenis die vrijgekocht is door één die haar liefhad. Ach, wanneer u komt om in Christus te betrouwen, vindt u in de Heere Jezus Christus Iemand Die uw naaste familielid is, Die uw erfenis vrijkoopt en u aan Hem verbindt. U dacht dat Hij een Vreemde was. U was bang Hem te benaderen, maar Hij komt dicht bij u en u bevindt uzelf vlak bij Zijn hart en voor eeuwig één met Hem.
Ja, dit is een mooi beeld van de beloning van elke bekeerde. Ruth vond wat ze niet zocht, een man. Voor haar was dat precies haar troost en vreugde. Ze vond rust in het huis van haar man en kreeg zijn grote landhuis in bezit krachtens haar huwelijksverbintenis met hem. Wanneer een arme zondaar op God vertrouwt, verwacht hij niet zo’n geweldige zegen, maar tot zijnverrassing vindt zijn hart een man en een huis en een erfenis die oneindig groter is dan men denken kan. Dit alles wordt gevonden in Christus Jezus, onze Heere. Dan wordt de ziel gebracht in liefdevolle, levende, blijvende, onontbindbare vereniging met de Geliefde, de ongeëvenaarde Heere van liefde. Wij zijn één met Jezus. Wat is dit een heerlijk geheimenis! Ruth verkreeg een erfenis onder het uitverkoren volk van Jehova. Ze kon die niet anders dan door Boaz verkrijgen. Boaz stelde zich borg voor haar, maar op deze manier kreeg ze die erfenis in onbetwistbaar eigendom. Wanneer een arme ziel tot God komt, denkt hij dat hij alleen maar tot Hem vlucht voor een schuilplaats, maar feitelijk komt hij voor veel meer. Hij komt voor een onbevlekte en onverwelkelijke erfenis. Hij wordt een erfgenaam van God, een mede-erfgenaam met Jezus Christus.
Nu ik afrond, draag ik mijn persoonlijk getuigenis op aan de weldaad van de godzaligheid voor dit leven. Afgezien van de heerlijkheden van de hemel, zou ik graag vertrouwend op mijn God leven en in Hem rusten voor dit tegenwoordig leven, omdat ik Zijn hulp voor elke dag net zo goed nodig heb als ik deze nodig zal hebben op de laatste dag.
Als mensen spreken over wereldsgezindheid bedoelen ze daarmee het zorgen voor de dingen die ons huidige leven betreffen. Ik beweer onverschrokken dat de zuiverste en beste wereldsgezindheid bestaat in het zichzelf aan God toevertrouwen voor de dingen in onze onmiddellijke omgeving. Wij zijn verstandig bezig als we wereldse zaken heilig te maken door ze bij God te laten rusten. Het geloof is niet slechts voor de eeuwigheid, maar ook voor dit voorbijgaande uur. Het is goed voor de winkel, voor het veld en voor de huiselijke haard. Het is goed voor de zorgen van dit moment en voor al het andere.
We nemen de toevlucht onder de vleugels van God. Daar zullen we om Christus’ wilgezegend worden.
Amen.