En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen. Leviticus 4:29
Dat leggen van de hand op het hoofd van het zondoffer betekende nog iets meer. Het was de afhankelijkheid van, het steunen op het slachtoffer. Volgens de rabbijnen moest de offeraar heel zwaar op de jonge stier of de geit leunen. Als dat zo is geweest, ligt er een geweldige betekenis in die handeling, want die leert ons dat we op dezelfde manier van Jezus afhankelijk moeten zijn. Leun maar zwaar op Hem, leun met het volle gewicht van al uw zonde op Hem, met de hele last van uw ongerechtigheid – op Hem Die door God is aangewezen om in de plaats van de zondaar te staan. Neem Hem aan als uw Borg, leun op Hem, rust op Hem. Zeg in uw ziel: Als ik verloren ga – ook al kan dat nooit – wil ik steunend op Christus verloren gaan. Hij zal het enige Betrouwen zijn van mijn ziel. De puriteinen spreken over het geloof als een ‘rusten’, een ‘leunen’. Voor leunen is geen kracht nodig. Het is dat we afzien van onze eigen kracht, en toegeven dat we zwak zijn, afhankelijk van de kracht van een ander. Laat niemand zeggen: Ik kan niet leunen. Het is niet de vraag wat u kunt, maar een belijdenis van wat u niet kunt, en dat u alles aan Jezus overlaat. Geen vrouw kan zeggen: Ik kan niet flauwvallen – het is geen zaak van kracht. Laat uw leven ten dode gaan in Christus; laat Hem alles in allen zijn, terwijl u helemaal niets bent.