31 Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten, en in Mijn rechten niet wandelen; 32 Indien zij Mijn inzettingen ontheiligen, en Mijn geboden niet houden; 33 Zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen. 34 Maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wegnemen, en in Mijn getrouwheid niet feilen. 35 Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is, zal Ik niet veranderen. 36 Ik heb eens gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege! 37 Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon. 38 Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw. Sela.
Het was mogelijk dat Davids nageslacht zich af zou keren van de Heere; dat deden ze dan ook, maar wat was het gevolg daarvan? Zou de goedertierenheid van God wijken van Davids zaad? Verre van dat! Evenzo is het zaad van de Zoon van David geneigd tot afdwalen, maar zijn zij daarmee verworpen? Geen enkel woord geeft ons de ruimte om dat te denken, integendeel zelfs. Het schrikwekkende ‘indien’ wordt aangevoerd, en de treurige mogelijkheid wordt op andere manieren geformuleerd. Maar als het zou gebeuren, wat dan? Dood en afwijzing? O nee! God zij geloofd, nee! Of hun zonde nu negatief of positief is, of het een kwestie van verzaking of van heiligschennis is, of straffen of geboden of beide worden geschonden, toch wordt met geen woord gerept van een totale vernietiging, integendeel. ‘Ik zal hun overtreding met de roede bezoeken’, niet met het zwaard, niet met dood en verdelging; maar wel met een bezerende, prikkelende, pijnlijke roede.
Heiligen moeten pijn lijden als ze zondigen, God zal daarop toezien. Hij haat de zonde te zeer dan dat Hij haar niet zou bezoeken, en Hij heeft Zijn heiligen te lief om hen niet te tuchtigen. God speelt nooit met Zijn roede, Hij laat haar wel aankomen bij Zijn kinderen, Hij ‘bezoekt’ hen ermee in hun huis, hun lichaam en hart, en laat hen voelen dat Hij gegriefd is door hun gedragingen. De roede is een verbondszegen, en ze is bedoeld om te worden gebruikt. Omdat de zonde zo vaak telkens terugkeert, rust de roede nooit lang achtereen; in Gods gezin wordt de roede niet gespaard, anders zouden de kinderen verwend worden.
Als het verbond ontkracht kon worden door onze zonden, zou het al veel eerder ontkracht zijn; en als het hernieuwd was, zou de duur daarvan geen cent waard zijn als het van ons afhing. God kan Zijn volk verlaten en zij kunnen veel lijden en daardoor diep in de put raken, maar Hij kan Zijn liefde nooit geheel en al van hen terugtrekken; want dat zou betekenen dat Hij een blaam wierp op Zijn eigen waarheid, en dat zal Hij nooit toestaan.
De mens schiet op alle punten tekort, maar God op geen enkel punt. Trouw blijven is een van de eeuwige karakteristieken van God, waarin voor Hem altijd een groot deel van Zijn roem gelegen is. Zijn betrouwbaarheid is een van de speciale schatten en kroonjuwelen, en Hij zal nooit dulden dat zij in enigerlei mate wordt aangetast. Deze passage bevat de lieflijke verzekering voor ons dat de erfgenamen der heerlijkheid niet radicaal verworpen zullen worden. Laten zij die dat graag doen de veiligheid van de heiligen maar ontkennen, wij hebben dat niet geleerd van Christus. Wij geloven in de roede van het Evangelie, maar niet in de straffende klappen voor de aangenomen zonen.
Overweging:
Het kan lijken alsof de goedertierenheid wijkt van de uitverkorenen van de Heere, maar ze zal dat nooit helemaal doen.