1 Op U, o HEERE! betrouw ik; laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid. 2 Red mij door Uw gerechtigheid, en bevrijd mij; neig Uw oor tot mij, en verlos mij. 3 Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan; Gij hebt bevel gegeven, om mij te verlossen, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg. 4 Mijn God, bevrijd mij van de hand des goddelozen, van de hand desgenen, die verkeerdelijk handelt, en des opgeblazenen.
We hebben hier het gebed van een bejaarde gelovige, die in het heilig vertrouwen van het geloof, gesterkt door een lange en opmerkelijke ervaring, tegen zijn vijanden pleit en om verdere zegeningen voor zichzelf vraagt. In verwachting van een gunstig antwoord, belooft hij de Heere overvloedig te zullen verheerlijken.
Wij moeten dagelijks oppassen voor elke vorm van vertrouwen op een menselijke macht, en ieder uur ons geloof vestigen op de altijd getrouwe God. Niet alleen óp God moeten wij rusten, zoals iemand op een rots staat, maar in Hem moeten wij vertrouwen hebben, zoals iemand schuilt in een grot. Hoe vertrouwelijker wij met de Heere zijn, hoe sterker ons vertrouwen zal zijn.
God kent ons geloof en toch hoort Hij ons graag ons geloof uitspreken; daarom vertrouwt de psalmist niet alleen op God, maar spreekt hij dat vertrouwen ook tegenover Hem uit. Wees trouw aan Uw Woord, o God. Het behoort bij Uw gerechtigheid de beloften te houden die Gij Uw dienaren gegeven hebt. Ik heb op U vertrouwd, en Gij zult niet zo onrechtvaardig zijn mijn vertrouwen te vergeten. Ik zit als in een net gevangen, maar bevrijd mij van de boosheid van mijn vervolgers.
Buig U neer naar mijn zwakheid, en hoor mijn krachteloze gefluister; wees goedgunstig jegens mijn wankelmoedigheid, en doe Uw aangezicht lichten over mij: ik vraag om verlossing; luister naar mijn smeekbeden, en red mij. Als iemand die gewond is en als dood door zijn vijanden is achtergelaten, smeek ik dat Gij U over mij buigt en mijn wonden verbindt. Deze genade wordt gevraagd krachtens het geloof, en daarom kan zij niet geweigerd worden.
Dit kasteel is hermetisch gesloten voor alle vijanden, de poorten kunnen niet openspringen; de hefbrug is omhoog, het valhek is neergelaten, de grendels zitten stevig op hun plaats; maar er is een geheime deur, waardoor de vrienden van de grote Heere op ieder tijdstip van de dag binnen kunnen komen, zo vaak als zij wensen. Er is geen enkel moment waarop bidden niet toegestaan is. De genadepoorten staan wijdopen, en dat zal zo blijven totdat de Heere des huizes ten slotte is opgestaan en de deur heeft gesloten. Gelovigen merken dat God hun woning is, sterk en toegankelijk, en dit is voor hen een afdoende remedie tegen alle kwalen van hun sterfelijk bestaan.
God staat aan dezelfde kant als wij, en zij die onze vijanden zijn, zijn ook de Zijne, want ze zijn goddeloos. De Heere zal dan ook Zijn eigen bondgenoten verlossen, en Hij zal niet gedogen dat het kwaad zegeviert over de rechtvaardigen. Hij die een gebed als dit tot de hemel richt, doet zijn vijanden meer afbreuk dan wanneer hij een stuk geschut op hen had gericht.
Overweging:
Het is een goed begin, en een aanbeveling voor onze gebeden, als wij kunnen belijden dat wij ons geloof en ons vertrouwen stellen op God alleen.