34 Koph. Wacht op den HEERE, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid. 35 Resch. Ik heb gezien een gewelddrijvenden goddeloze, die zich uitbreidde als een groene inlandse boom. 36 Maar hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden. 37 Schin. Let op den vrome, en zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn. 38 Maar de overtreders worden te zamen verdelgd; het einde der goddelozen wordt uitgeroeid. 39 Thau. Doch het heil der rechtvaardigen is van den HEERE; hun Sterkte ter tijd van benauwdheid. 40 En de HEERE zal hen helpen, en zal hen bevrijden; Hij zal ze bevrijden van de goddelozen, en zal ze behouden; want zij betrouwen op Hem.
Wacht op den Heere. Hier hebben we een ander bevel, en het is een zeer voortreffelijk iets om te bereiken. Verblijf in gehoorzaamheid als een dienaar, in hoop als een erfgenaam, in verwachting als een gelovige. Dit woordje ‘wacht’ is gemakkelijk gezegd, maar moeilijk gedaan; toch moet het geloof dat doen. Ga voort op de smalle weg; laat geen haast om rijkdom of gemak onheilige actie ontketenen. Laat uw motto zijn: ‘Voort, voort, voort’. Verslap nooit, droom nooit van het verlaten van de weg. U zult alle aardse goed hebben dat werkelijk goed is, en het hemelse goed zal onbeperkt zijn. Vervoering zal het deel van de uitnemende zijn.
Als wij, uit nieuwsgierigheid, informeren naar de goddelozen, hebben ze geen spoor nagelaten; alsof het vogels waren die een slecht voorteken brachten, wil niemand hen zich herinneren. Sommigen van de nederigsten van de godvrezenden worden onsterfelijk; hun namen blijven onuitwisbaar als een aangename geur in de kerk hangen, terwijl de namen van de bekwaamste goddelozen en godslasteraars na een paar jaar nagenoeg verdwenen zullen zijn. Mannen die gisteren nog het gesprek van de dag waren, zullen morgen vergeten zijn, want alleen de deugd is onsterfelijk.
Richt uw aandacht, nadat u met verbazing de val van de goddelozen hebt gadegeslagen, op de oprecht godvrezende mens, en let op het gezegende contrast. Gelovige mensen zijn mensen van belang, en onze bestudering waard. Oprechte mensen zijn wonderen van deugd, en het aanschouwen waard. De man des vredes heeft een vredig einde. Eindeloze vrede komt op het eind tot de man van God. Zijn weg kan ruw zijn, maar hij voert naar huis. Voor gelovigen kan het miezeren in de morgen, onweren op de middag, en stortregenen in de namiddag, maar het moet opklaren voordat de zon ondergaat. De oorlog moge tot ons laatste uur duren, maar dan zullen we het einde ervan beleven. ‘Doch het heil der rechtvaardigen is van den Heere.’ Dit is gezonde leer, het merg van het Evangelie van vrije genade. Met heil wordt verlossing van ieder soort bedoeld; niet alleen het heil dat ons ten slotte in de heerlijkheid doet ingaan, maar ook alle geringere reddingen onderweg; deze moeten allemaal aan de Heere worden toegeschreven, en aan Hem alleen. Laat Hij de eer ontvangen van diegenen aan wie Hij het heil schenkt.
Het geloof zal de veiligheid van de uitverkorenen verzekeren. Het is het teken waarmee de schapen zullen worden gescheiden van de bokken. Niet hun verdienste, maar hun geloof zal hen onderscheiden. Wie zou niet proberen de weg van het geloof te gaan? Eenieder die werkelijk gelooft in God, zal niet langer kribbig zijn over de kennelijke onregelmatigheden van zijn huidige leven. Hij zal ervan verzekerd zijn dat hetgeen raadselachtig is, niettemin rechtvaardig is, en dat hetgeen onverteerbaar lijkt, toch zonder twijfel in genade is beschikt. Zo eindigt de psalm met een woord dat de doodsklok luidt over de onheilige onrust waarmee de psalm begon. Gelukkig zij die zich aldus uit een kwade gemoedsgesteldheid kunnen zingen, een meer deugdzame toestand in.
Overweging:
Laten wij, terwijl we wachten, ervoor oppassen dat we niet gaan wankelen. Wijk geen stap van Gods weg af.