1 Een psalm van David. Geeft den HEERE, gij kinderen der machtigen! geeft den HEERE eer en sterkte. 2 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms. 3 De stem des HEEREN is op de wateren, de God der ere dondert; de HEERE is op de grote wateren. 4 De stem des HEEREN is met kracht, de stem des HEEREN is met heerlijkheid.
Mensen noch engelen kunnen Jehova iets schenken, maar zij moeten Zijn eer en macht erkennen, en ze aan Hem toeschrijven in hun liederen en in hun hart. U, groten van aarde en hemel, koningen en engelen, sluit u aan bij de aanbidding van de heilige en enige Heerser. U, hoogwaardigheidsbekleders, moet op deze manier vermaand worden, want u faalt vaak waar nederiger mensen volijverig zijn; maar faal niet langer, buig uw hoofd dadelijk, en bewijs oprecht eer aan de Koning der koningen. Wanneer komt de dag waarop koningen en vorsten vreugde zullen scheppen in het verheerlijken van God?
Driemaal wordt de vermaning uitgesproken, want mensen zijn traag in het verheerlijken van God, en met name grote mannen, die vaak te zeer vervuld zijn van eigen eer om de tijd te nemen om God de Hem toekomende lof te brengen, hoewel van hen niets méér wordt verlangd dan te doen wat rechtvaardig en goed is. Mensen behoren beslist niet zoveel druk nodig te hebben om te geven wat men verplicht is, vooral wanneer de vergoeding zo aangenaam is. ‘Aanbidt den Heere’, buig voor Hem in een vroom eerbetoon en met heilig ontzag, en laat uw aanbidding zo zijn zoals Hij aangeeft.
In vroeger tijden was aanbidding beladen met ceremonieel en de mensen kwamen bij elkaar rondom één gewijd gebouw, welks plechtige pracht typerend was voor de ‘heerlijkheid des heilig- doms’. Maar nu is onze aanbidding geestelijk, en de architectuur van het huis en de gewaden van degenen die aanbidden zijn niet van belang. De geestelijke schoonheid van innerlijke zuiverheid en uiterlijke heiligheid zijn veel kostbaarder in de ogen van onze driemaal heilige God. O wat een zegen om eens met heilige beweegredenen en op een heilige manier, zoals heiligen betaamt, te aanbidden! In deze twee verzen stemt de oproep tot aanbidding in met een luid weerklinkende donder, die de kerkklok is van het heelal die koningen en engelen, en alle zonen der aarde, aanspoort tot hun eredienst.
De donder wordt niet alleen dichterlijk, maar ook veelzeggend ‘de stem des Heeren’ genoemd, omdat hij uit de hemel weerklinkt. Hij overtreft alle andere geluiden, boezemt ontzag in, is geheel onafhankelijk van mensen, en is bij sommige gelegenheden gebruikt als begeleiding van Gods woorden tot de zonen van Adam. Het bliksemen, dat door de donder wordt gemeld, gaat gepaard met een onweerstaanbare kracht. In een oogwenk, wanneer de Heere het wil, leidt de kracht van de elektriciteit tot verbijsterende gevolgen. Thompson spreekt terecht van de ‘onoverwinlijke bliksem’, want het is de sterkste kracht die God gebruikt om Zijn wegen te laten zien, en niemand kan het vermogen ervan meten.
Zoals de stem van God in de natuur machtig is, zo geldt dat ook in de genade; de lezer doet er goed aan een vergelijking tussen de twee te maken, en hij zal dan veel in het Evangelie vinden wat geïllustreerd kan worden met de donder van de Heere in het noodweer. Zijn stem, zowel in de natuur als in de openbaring, doet hemel en aarde schudden; denk eraan dat u Degene Die spreekt, niet afwijst. Als Zijn stem al zo machtig is, hoe moet Zijn hand dan wel niet zijn! Zie toe dat u geen klap uiüokt.
Overweging:
Waar het woord van een koning is, daar is macht. Maar welke gebiedende stem zal te vergelijken zijn met de majestueuze donder van de Heere?