7 Maak Uw weldadigheden wonderbaar, Gij, die verlost degenen, die op U betrouwen, van degenen, die tegen Uw rechterhand opstaan! 8 Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen, 9 Voor het aangezicht der goddelozen, die mij verwoesten, mijner doodsvijanden, die mij omringen. 10 Met hun vet besluiten zij zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk. 11 In onzen gang hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten hun ogen op ons ter aarde nederbukkende. 12 Hij is gelijk als een leeuw, die begeert te roven, en als een jonge leeuw, zittende in verborgen plaatsen. 13 Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht voor, vel hem neder; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze; 14 Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen schat; de kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun kinderkens achter. 15 Maar ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken.
God is de God des heils; het is Zijn tegenwoordige en eeuwige eigenschap gelovigen te redden. Zijn beste en heerlijkste krachten zet Hij in, gebruikmakend van Zijn rechterhand vol wijsheid en macht, om al diegenen te redden, van welke rang of stand ook, die zich aan Hem toevertrouwen. Gelukkig het geloof dat de alvermogende bescherming van de hemel verzekert! Geloofd zij God, Die zo genadig is voor onwaardige stervelingen, wanneer ze enkel genade hebben om op U te vertrouwen! De rechterhand van God wordt tussen de heiligen en alle kwaad geplaatst. God zit nooit om middelen verlegen; Zijn eigen hand is genoeg. Hij werkt zonder hulpmiddelen, maar ook wel mét.
Geen deel van het lichaam is kostbaarder en kwetsbaarder dan het zorgvuldig bewaakte oog. Geen enkel onderdeel van het oog wordt nadrukkelijker beschermd dan de appel, de pupil. De alwijze Schepper heeft het oog in een goedbeschermde positie geplaatst; het wordt omringd door uitstekende botten, zoals Jeruzalem wordt omgeven door bergen. Bovendien heeft de grote Ontwerper het omringd met vele vliezen van binnenbekleding, en daarbij de haag van de wenkbrauwen, het scherm van de oogleden, en de omheining van de wimpers. Verder heeft Hij ieder mens zo’n hoge waardering voor zijn ogen gegeven, en zo’n snel besef van gevaar, dat geen lichaamsdeel trouwer wordt verzorgd dan het gezichtsorgaan. Bewaar mij evenzo, Heere, want ik vertrouw erop dat ik één met Jezus ben, en zo een deel van Zijn mystiek lichaam.
Hoe feller de aanval, hoe vuriger het gebed van de psalmist. Zijn oog is uitsluitend op de Almachtige gevestigd, en hij weet dat God alleen maar van Zijn troon hoeft op te staan, en het werk zal meteen worden verricht. Laat de leeuw ons maar bespringen; als Jehova tussenbeide treedt, hebben wij geen betere bescherming nodig. Als God onze tegenstander van aangezicht tot aangezicht in de strijd ontmoet, zal het gevecht snel voorbij zijn. David stelt het zwaard van de Heere tegenover menselijke middelen en bevrijding, en David is er gerust op dat hij veilig genoeg is onder de bescherming van de hemel.
Gods aangezicht te aanschouwen en door dat gezicht in Zijn beeld te veranderen, zodat ik deelheb aan Zijn rechtvaardigheid, dat is mijn edel streven; en in dat vooruitzicht geef ik vrolijk al mijn tegenwoordige genietingen op. Mijn voldoening zal eenmaal komen, ik zoek er nu nog niet naar. Ik zal een poosje slapen, maar ik zal ontwaken op het geluid van de bazuin; ontwaken tot altijddurende vreugde, omdat ik opsta in Uw gelijkenis, o mijn God en Koning!
Hier beneden kennen gelovige mensen glimpen van glorie om hun gewijde honger te beteugelen, maar het volledige feestmaal wacht hun in de hoge hemelen. Vergeleken met deze diepe, onuitsprekelijke, eeuwige volheid van verrukking zijn de vreugden van de wereldse mens als een glimworm ten opzichte van de zon, of een druppel ten opzichte van de oceaan.
Overweging:
Als er zoveel verrukking in God is, terwijl wij Hem alleen maar door het geloof zien, wat zal de vreugde van het gezicht dan wel niet zijn, wanneer wij Hem van aangezicht tot aangezicht zullen zien!