1 Hallelujah! O mijn ziel! prijs den HEERE. 2 Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben. 3 Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. 4 Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelfden dage vergaan zijn aanslagen. 5 Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE, zijn God is;
Prijs den Heere’, of‘Halleluja’. Het is droevig te bedenken hoe deze majesteitelijke woorden recentelijk door het slijk zijn gehaald. De oneerbiedige toepassing ervan is een ernstig voorbeeld van ijdel gebruik van de Naam van Jehova onze God. Laten we hopen dat het onbewust is gedaan door het ruwere slag mensen. Maar er rust een zware verantwoordelijkheid op leiders die deze godslastering gedogen en zelfs overnemen. Laten wij het woord halleluja met heilig ontzag uitspreken, en onszelf en alle anderen ermee oproepen de God van de gehele aarde te aanbidden. Mensen moeten tot lofprijzing worden geroepen; het is belangrijk dat ze prijzen, en er zijn vele redenen waarom ze het dadelijk moeten doen. Laten allen die het woord halleluja horen, zich onmiddellijk verenigen in heilige lofprijzing.
Mensen zijn altijd veel te sterk geneigd te steunen op de groten der aarde, en de Grote daarboven te vergeten; en deze gewoonte is de vruchtbare bron van teleurstelling. Al zou je één mensenkind uit velen selecteren en zou je je verbeelden dat hij van de rest verschilt en dat je veilig op hem kunt vertrouwen, je zult je vergissen. Niemand is te vertrouwen, nee, niet één. Adam viel; leun dus niet op zijn zonen. De mens is een hulpeloos schepsel zonder God; verwacht dan ook geen hulp van die kant. Alle mensen zijn zoals de paar mensen die tot prinsen, tot vorsten worden gemaakt, ze zijn méér in hun verschijning dan in de werkelijkheid, meer in het beloven dan in het doen, meer geneigd zichzelf te helpen dan anderen. Hoevelen hebben zich niet met hartzeer afgewend van degenen op wie ze eenmaal vertrouwden! Dat was nooit het geval met iemand die gelooft in de Heere.
Hij is een zeer nabije hulp ten tijde van benauwdheid. De God van Jakob is de God van het verbond, de God van de gebedsworsteling, de God van de beproefde gelovige; Hij is de enige levende en ware God. De God van Jakob is Jehova, Die aan Mozes verscheen en de stammen van Jakob uit Egypte en door de woestijn leidde. Wie op Hem vertrouwen, zijn welgelukzalig, want zij zullen nooit beschaamd of verward zijn. De Heere sterft nooit, en Zijn gedachten komen niet om; Zijn oogmerk van goedertierenheid blijft, evenals Hijzelf. Halleluja! Hij die al zijn vertrouwen heeft gevestigd op Jehova, zijn God krachtens een verbond van trouw, is blij met hulp in het heden en leeft in hoop voor de toekomst.
Welgelukzalig is hij terwijl anderen wanhopen! Het meest welgelukzalig zal hij juist in dat uur zijn waarin anderen de diepten van de zielenstrijd ontdekken. O, hoe gezegend is het te weten dat God onze nabije hulp is, en onze eeuwige hoop. Volle verzekerdheid is meer dan de hemel in de knop; de bloem is al een beetje opengegaan. Wij zouden niet willen ruilen met de keizer; zijn scepter is een prul, maar onze zaligheid is een ware schat.
Overweging:
Deze psalm geeft in kort bestek het Evangelie der gerustheid. Hij bevat de elementen geloof, hoop en dankbaarheid.