1 Een psalm van David. Ik zal van goedertierenheid en recht zingen; U zal ik psalmzingen, o HEERE! 2 Ik zal verstandelijk handelen in den oprechten weg; wanneer zult Gij tot mij komen? Ik zal in het midden mijns huizes wandelen, in oprechtigheid mijns harten. 3 Ik zal geen Belialsstuk voor mijn ogen stellen; ik haat het doen der afvalligen, het zal mij niet aankleven. 4 Het verkeerde hart zal van mij wijken; den boze zal ik niet kennen.
Alles in Gods omgang met ons is geschikt als onderwerp voor ons lied, en we hebben nog niet de juiste visie als we vinden dat wij er niet over kunnen zingen. Wij dienen de Heere evenzeer te loven met het oog op het oordeel waarmee Hij onze zonde straft, als vanwege de genade waarmee Hij ons vergeeft. Er is evenveel liefde in de slagen van Zijn hand als in de kussen van Zijn mond. Bij een terugblik op hun leven weten ingewijde heiligen nauwelijks waar ze het dankbaarst voor moeten zijn – de vertroostingen die hen gerustgesteld hebben, of de beproevingen die hen gezuiverd hebben. Heilig zijn is wijs zijn; een volmaakte weg is een wijze weg. Davids vastberadenheid was voortreffelijk, maar zijn levenspraktijk strookte daar niet helemaal mee. Helaas, hij was niet altijd wijs of volmaakt, maar het was goed dat het in zijn hart woonde.
Wie niet eens besluit goed te doen, zal waarschijnlijk veel kwaad aanrichten. Gezinshoofden, werkgevers en vooral predikanten moeten zowel voor wijsheid als voor heiligheid bidden, want ze zullen beide nodig hebben. Vroomheid moet bij jezelf beginnen. Onze eerste verplichtingen liggen binnen ons eigen huis. Merk op dat deze woorden deel uitmaken van een lied, en dat geen muziek op kan tegen de harmonie van een deugdzaam leven. Geen psalm is zo mooi als de dagelijkse praktijk van heiligheid. Lezer, hoe gaat het met uw gezin? Zingt u in het koor en zondigt u in de huiskamer? Bent u elders een heilige en thuis een duivel? Schande! Wat wij thuis zijn, dat zijn wij werkelijk.
De psalmist is zeer radicaal in zijn besluit, hij wijst de geringste, de meest achtenswaardige, de meest gangbare vorm van kwaad van de hand – ‘geen Belialsstuk’: niet alleen zal het uit zijn hart gebannen blijven, hij zal het zelfs niet voor zijn ogen dulden, want wat het oog bekoort zal gemakkelijk toegang krijgen tot het hart. Haat tegen de zonde is een goede schildwacht voor de deur van de deugd. Het is diep te betreuren dat David in latere jaren in dit opzicht niet steeds zuiver bleef, al was hij dat over het geheel wèl.
Hoezeer hebben wij allemaal goddelijke bewaring nodig! Wij zijn niet volmaakter dan David, nee, wij doen in veel gevallen duidelijk niet voor hem onder; en net als hij zullen wij behoefte hebben een boetepsalm te schrijven heel snel na onze lofpsalm. Zonde blijft, net als pek, erg gemakkelijk kleven. In de loop van onze gezinsgeschiedenis zullen zich lelijke dingen voordoen, want wij zijn allemaal onvolmaakt, en sommigen van de mensen in onze omgeving zijn allerminst wat zij moeten zijn. Daarom moeten wij ons er zeer op toeleggen dat wij onszelf bevrijden, ons onthouden van zonde en van alles wat daaruit voortvloeit; dit kan alleen als de Heere tot ons komt, én altijd bij ons blijft.
Overweging:
Het is zinloos over heiligheid te praten als wij geen getuigschriften van onze heilige wandel met onze familieleden kunnen overleggen.