En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. Matheus 28:18-20
Toen ik in stilte over deze tekst mediteerde, werd ik ontroerd door de kracht ervan. Ik was niet in staat om deze tekst rustig te overdenken of te onderzoeken. De opdracht waarmee de tekst eindigt, herhaalde zich steeds weer in mijn oren, zodat het voor mij onmogelijk werd om te studeren, want mijn gedachten gingen alle kanten op, ik stelde wel duizend vragen, vragen die mij zouden helpen bij het beantwoorden van de plechtige vraag: “Hoe moet ik alle volken gaan onderwijzen, hen dopen in de Naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest? O, ik zou willen dat de kerk deze woorden van de Heiland tot haar kon horen spreken; want de woorden van Christus zijn levende woorden, die niet alleen gisteren, maar ook vandaag kracht hebben. De bevelen van de Heiland zijn eeuwigdurend in hun verplichting; ze waren niet alleen bindend voor de apostelen, maar ook voor ons, en op elke christen valt dit juk. Wij zijn vandaag niet vrijgesteld van de dienst van de eerste volgelingen van het Lam; onze marsorders zijn dezelfde als die van hen, en onze Kapitein verlangt van ons even snelle en volmaakte gehoorzaamheid als van hen.