Soms vraagt iemand me: ‘Wat vind u van dansen?’ Nou, vrienden, ik kan er nooit over horen praten zonder er een onaangenaam gevoel bij te krijgen. Sterker nog, ik herinner me dat zo’n dansfeest het hoofd kostte van de allereerste baptistenpredikant (Spurgeon bedoeld hier Johannes de Doper). Persoonlijk ben ik er zeker van dat ik mijn verstand zou hebben verloren als ik me met zo’n tijdverdrijf zou bezighouden. Wat er gewoonlijk gepaard gaat in danszalen en op dansfeesten is van zo’n aard dat ik me erover verwonder dat er christenen zijn die er plezier in hebben. Een veilige regel bij alles wat men doet is: ‘Kan ik de Heere Jezus meenemen als ik daarheen ga? Zo niet, dan is daar ook geen plaats voor mij als Zijn volgeling’. Verder vraagt men mij weleens: ‘Hoe denkt u over kansspelen?’ Welnu, voor mij is er altijd een verschil tussen spellen die vaardigheid vereisen en spellen die grotendeels van toeval afhangen, zoals dobbelen. Sommige spellen kunnen van harte worden aanbevolen, omdat ze de geest scherpen en het denkvermogen oefenen. Ik geloof niet dat de meest ernstige of nauwgezette christen iets tegen schaken of dammen kan hebben – als er tenminste niet om geld wordt gespeeld – omdat ze bedoeld zijn om te leren denken, rekenen en inschatten. Soms als ik moe ben van mijn werk, neem ik mijn Griekse wiskunde boek ter hand en vermaak ik mezelf door wiskundige problemen op te lossen. Dit soort oefening is voor mij evenveel ontspanning als het voor een schooljongen is om in de natuur te struinen.
Naar mijn mening is er geen bezwaar tegen spelletjes die de geest oefenen, maar elke christen zou tegen kansspelen moeten zijn. Ze zijn meestal bedoeld om winst te maken, daarom wekken ze begeerten op en leiden zo tot de overtreding van het 10e gebod. We hebben ook zoveel praktische voorbeelden van het dobbelspel, omdat de grootste goddeloosheid is voortgekomen uit dit schijnbaar onschuldige vermaak. Elke christen zou er een afkeer van moeten hebben. Bovendien doet het gerammel van dobbelstenen in de beker me altijd denken aan het spel van de soldaten aan de voet van Christus’ kruis, toen ze lootjes wierpen over Zijn kleding om die onder elkaar te verdelen. Iedereen die het bloed van de Verlosser op de dobbelstenen heeft zien spatten, wil er nooit meer iets mee te maken hebben. Het simpele feit dat er twijfel bestaat over sommige dingen of ze toegestaan zijn of niet, zou voor ons genoeg moeten zijn om ze te vermijden. Is het je nooit opgevallen dat wanneer mensen naar je toekomen om te vragen of dit of dat toegestaan is, ze meestal van plan zijn om het te doen? Meer dan eens komt iemand naar me toe met een gewetensbezwaar, maar voordat hij het antwoord op zijn vraag heeft, weet hij al wat hij zal doen. Meer dan eens heeft een jongere tegen me gezegd: ‘Dominee, ik wil u om raad vragen over een belangrijke vraag. U bent mijn leraar en ik zou graag willen weten wat u ervan vindt als ik met die en die trouw’. Wat mijn advies in zo’n geval ook is, ik weet heel zeker dat de persoon in kwestie meestal al vastbesloten is om te doen wat hij van plan is. Daarom geef ik in zo’n geval vaak helemaal geen advies.