… maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude. Lukas 22:32
Arme Petrus! Hij heeft zijn Meester verloochend – en toch was het met zijn geloof niet helemaal gedaan. Let er eerst eens op dat er nog een beetje geloof in Petrus was, zelfs toen hij zijn Meester had verloochend; want toen de Heere Zich omkeerde en hem aanzag, ging hij naar buiten, en weende bitter. Als er geen waar geloof in Petrus was geweest, had de Meester lang naar hem kunnen kijken voordat er een traan over zijn wangen had kunnen lopen. Naar Judas had de Heere niet alleen gekeken, maar hem, samen met Zichzelf, een bete uit de schotel gegeven. Hij liet het zelfs toe dat de verrader met de lippen bij Hem kwam en Hem kuste. Dat alles had echter op Judas geen invloed. De reden waarom de blik van Christus zo’n uitwerking had op Petrus, was dat er nog enig geloof in Petrus was. Tegen stukjes koude steenkool kun je net zo lang blazen als je wilt, maar vuur krijg je niet. Een paar keer heb ik evenwel een dienstmeisje gezien dat op haar knieën ging zitten, toen er in een hoekje van de haard nog maar een klein vlammetje over was; en toen heeft ze het kalm en voorzichtig aangeblazen om het aan te wakkeren. Het is niet helemaal uit, zei ze, en ten slotte was er weer een flink vuur. God geve dat we nooit in die treurige toestand komen, maar als het gebeurt, moge Hij in Zijn genade schenken dat dit gezegende kleine beetje geloof zal overblijven: dat zwakke, krachteloze geloof, dat door de Geest van God Die erop blaast, toch zal worden aangewakkerd tot een vlam!