De Romeinse filosoof Plutarchus zegt, dat bij de Perzen diegenen voor schoon doorgingen, die een haviksneus hadden, en wel om geen andere reden dan dat koning Cyrus zo’n neus had. Aan het hof van de Engelse koning Richard III waren hoge ruggen in de mode. Al naar de verschillende machthebbers gebrekkig gesproken, gestotterd, gestrompeld, scheel gezien of door de neus gesproken hebben, zijn deze gebreken tot bevalligheden verheven en door onnozele stervelingen bewonderd. Maar is het niet meer dan mogelijk, dat dezelfde dwaasheid, die wij onder de kinderen der mensen bespotten, ook in de kerk gevonden wordt? Bespeurt men niet onder de christenen een neiging om de geestelijke gebreken van hun leidslieden of vaker nog van reeds verheerlijkte heiligen na te doen? Wij moeten kinderen Gods navolgen, voor zover zij Christus navolgen; de fout is, dat wij niet eindigen waar hun gebreken beginnen, maar dan juist te volhardender doorgaan. Bunyan, Whitefield, Wesley, Calvijn en Luther verdienen ongetwijfeld navolging, maar niet zonder oordeel des onderscheids, niet slaafs, of u maakt u belachelijk. Eén is uw Meester, en Hem onvoorwaardelijk te volgen, zal veilig genoeg zijn.