Wanneer men vandaag de dag van morgen niet roemen kan, is hij daarom van geen nut? Neen, geloofd zij God! Wij kunnen veel met het ’’morgen” doen. Ik zal u zeggen, wat Gods kinderen er mee kunnen doen. Zijn wij dat, dan mogen wij altijd naar morgen uitzien met geduld en vertrouwen, dat hij ons alles zal laten medewerken ten goede. Wij kunnen van de dag van morgen zeggen: ”Ik roem er niet op, maar evenmin verschrikt hij mij, ik zal er mij niet op verheffen, maar evenmin er voor beven.” Ja, wij kunnen zeer gerust en getroost zijn om de dag van morgen, wanneer wij gedenken dat onze tijden in Zijn hand zijn en alle gebeurtenissen van Hem afhankelijk. En hoewel wij niet alle kronkelingen kennen van de weg der Voorzienigheid, Hij kent ze allen. Zij zijn alle in Zijn boek beschreven, en onze tijden zijn door Zijn wijsheid bepaald. Daarom mogen wij vooruitzien naar de toekomst, zoals die daar onbekend voor ons ligt en dagelijks het hare meebrengen zal, en toch gelovig zeggen: ”Het zal alles goed zijn, gestempeld met het zegel van de Koning en daarom – laat haar komen, zij zal mij niet ongelukkig maken – alles zal mij medewerken ten goede.” Wat meer is, een christen mag vooruitzien naar zijn toekomst, niet alleen met gelatenheid maar ook met vreugde. Het morgen is voor de christen een heerlijke zaak, het is telkens een stap nader tot de heerlijkheid, een stap nader tot de hemel, weer voorbij een gevaarlijke klip van de levenszee gezeild, en hij is zoveel nader bij de hemelse haven. ’’Morgen!” De christen mag er zich in verheugen, en van het heden zeggen: ”O dag, je mag donker zijn, maar ik zal je vaarwel zeggen, want ik zie de morgen komen, en ik zal opklimmen en wegvliegen op zijn vleugels en jou en jouw droefheid ver achter mij laten.”