Mensen die geen bezieling of geestkracht hebben kunnen gemakkelijk zichzelf te gronde richten maar brengen anderen meestal geen schade toe, terwijl een dwalende ijveraar net een dolleman met een brandend stuk hout is. Mensen die fanatiek zijn en die dwalen kunnen zoveel onheil stichten! Wat deden de Schriftgeleerden en Farizeeën in Christus’ dagen? Ze waren zeer ijverig en onder de druk van hun ijver kruisigden ze de Heere der heerlijkheid. Wat deed Saulus in zijn dagen? Hij was zeer vurig en onder de invloed van zijn ijver sleepte hij mannen en vrouwen naar de gevangenis, dwong hen tot spotten en wanneer ze gedood waren belasterde hij hen. Ik twijfel er niet aan of degenen die de martelaren verbrandden waren even oprecht in hun geloof als degenen die ze verbrandden.
Feitelijk was er in sommige gevallen een enorme hoeveelheid ernst voor nodig om te geloven dat de wreedheden die ze toepasten God echt behaagden. We twijfelen er niet aan of ze hadden zulk een ernst. Zei de Heere niet zelf: ”Ja, de ure komt, dat een ieglijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen”? Documenten die geschreven zijn door mensen die hun handen bevlekten met het bloed van Protestanten bewijzen dat enkelen van hen in hun hart oprecht jegens God waren. In hun misplaatste ijver voor God, geloofde zij in de waarheid en de eenheid van de kerk. Zij dachten dat zij zeer nuttig waren tot bekering omdat ze een ware dodelijke dwaling uitroeiden doordat zij mensen in de gevangenis wierpen en zelfs de dood in stuurden. Als u de man die op een verkeerde manier uiterst oprecht is zijn verkeerdheid kunt tonen en hem kunt leren wat juist is, zal hij even oprecht zijn op de goede manier. O, wat een prachtige christenen zouden sommigen zijn die nu aanbidders van het bijgeloof zijn!
Ondanks hun bijgeloof bezie ik menig hoge geestelijke met bewondering, ’s Morgens vroeg op en ’savonds laat, bereid om allerlei tuchtigingen te ondergaan, om zelfs hun lichamen over te geven om verbrand te worden en al hun geld als aalmoezen weg te geven, bereid om talloze gebeden op te zenden en om gehoorzaam te zijn aan eindeloze godsdienstige plechtigheden – wat zou de uitwendige godsdienst nog meer van een sterfelijk mens kunnen eisen? O, als we dezen ertoe konden brengen om aan Jezus’ voeten te gaan zitten, de gebedsriemen en de klederen met de brede zomen achter te laten, God te aanbidden in de geest en geen vertrouwen in het vlees te hebben, wat zouden ze geweldige mensen zijn!
Zie hoe Paulus zelf werd toen hij alle dingen die hij zo kostbaar noemde als drek ging achten en opgaf, om de verlossing door louter genade te gaan prediken. Terwijl hij als een bliksemschicht door de wereld ging en het Evangelie als met een donderslag predikte had hij de Nazarener lief, leefde en stierf hij voor Hem die hij eens in zijn ijver als een bedrieger beschouwd had. Mensen zouden met alle macht moeten bidden voor ijverige, maar dwalende mensen die ”een ijver tot God hebben, maar niet met verstand.” lk zeg het nog eens, wij moeten deze mensen het onderwerp van bijzonder ernstig gebed maken omdat het zo moeilijk is om hen te bekeren. Gods kracht is nodig om iemand werkelijk te bekeren, maar er lijkt een dubbele openbaring van kracht te zijn in de bekering van een echte dweper als zijn dweperij gepaard gaat met grove onwetendheid en dwaling.
Pas op dat niemand van u om uw ijver voor het Evangelie in vervolgingen vervalt. Een vrouw kan geweldig ijverig zijn en daarom zeggen: ”lk wil geen bedienden in mijn huis die niet naar mijn bedehuis gaan.” Ik heb pachtheren gekend die geweldig ijverig voor hun geloof waren en die daarom iedere afgescheidene uit zijn huis zetten en die weigerden één van hun boerderijen te verhuren aan een niet- Anglicaanse Protestant. Ik verbaas me niet over hun gedrag; als ze ijverig zijn en tegelijkertijd blind zullen ze vanzelfsprekend Gods kinderen beginnen uit te roeien. Natuurlijk, in hun ijver menen ze dwaling en scheuring te moeten ontworstelen. Ze dulden geen niet-Anglicaan naast zich en daarom beginnen ze in hun ijver links en rechts erop los te hakken. Ze spreken krasse en bittere woorden en gaan dan wrede, zeer wrede dingen doen, waarlijk gelovend dat ze in alles wat ze doen God een dienst bewijzen en denken er niet bij na dat ze Gods rechten schenden, want God alleen is Heere van de gewetens van mensen.
Ze zouden Gods wil niet weerstaan indien ze die kenden; en toch doen ze het. Ze zouden niet graag de harten van hen die God liefheeft bedroeven en toch doen ze het wanneer ze nederige arbeiders vrees aanjagen om hun geloof. Zij bezien de arme mensen die iets van hen verschillen alsof ze het afschuwelijk mis hebben en beschouwen het als hun plicht om zich tegen hen te verzetten en zo worden ze, onder de invloed van de ijver die hen ertoe beweegt en die op zich goed is, ertoe gebracht om dat te doen wat zondig en onrechtvaardig is. Daarom bad de apostel, nadat hij het gewicht van de stenen die de Joden gegooid hadden gevoeld had, dat ze gered mochten worden; want als ze niet gered zouden worden zou hun ijver voor God moordenaars van hen blijven maken.
Een andere reden is dat zij denken dat zij door hun eigengerechtigheid behouden zijn, zij denken: “ik ben heel precies wat godsdienst betreft. Mijn gerechtigheid zal mij redden.” U kunt hem daar niet vanaf brengen. Het is gemakkelijker om een zondaar van zijn zonde af te brengen dan een eigengerechtigd mens van zijn eigengerechtigheid. O, die gerechtigheid van ons! We zijn er zo op gesteld. Onze hoogmoed liefkoost het. We denken zo graag dat we goed zijn, dat we rechtschapen zijn, dat we waarheidslievend zijn, dat we van nature recht voor Gods aangezicht staan en hoewel we er met vele slagen vandaan geslagen zijn is onze neiging nog altijd om ernaar terug te keren. Eigengerechtigheid zit zo genesteld in het hart van een mens als dartelheid in het hart van een kind. Ook al stampt u een dwaas fijn in een vijzel, zijn eigengerechtige dwaasheid zal hem niet verlaten. Hij zal erbij blijven dat hij toch een goede vent is en het verdient om behouden te worden. We moeten daarom op bijzondere wijze bidden voor zulken en zien dat eigengerechtigheid een diepe sloot is en dat het moeilijk is om degene die er eens in gevallen is eruit te halen.
Van alle tegenstanders is de bevooroordeeldheid het moeilijkst te overwinnen. De deur is gesloten. U kunt kloppen zo lang u wilt, maar de man zal niet opendoen. Hij kan het niet. De deur is gesloten en hij heeft de sleutel weggegooid. U kunt hem vertellen: ’’Goede vriend, u hebt het mis,” maar hij is er zo zeker van dat hij gelijk heeft dat al uw woorden hem alleen maar bozer zullen maken omdat u zijn rust verstoort. O God, wie anders dan U kan een mens uit de modderige klei van de eigengerechtigheid trekken? Daarom roepen wij tot U opdat u dat uit Uw grote genade zou doen. Om deze en vele andere redenen behoren degenen die een ijver tot God hebben, maar niet met verstand een voorname plaats in ons aanhoudend gebed hebben.