Mijn ziel is als een gespeend kind in mij. Psalm 131:2
David was als een gespeend kind, ook al woonde hij in een paleis. Hij kon niet bij de borst van de wereldse genoegens, en toch was hij ervan gespeend. Laat iemand maar eens in een situatie zijn waarin hij heen en weer geslingerd wordt, en in de problemen komt! Zakenlui zullen algauw zeggen: Jullie dominees hebben goed praten over rust en vrede in de geest, maar als jullie meel en brood moesten verkopen, stof moesten afmeten, toezicht moesten houden op veel kantoorpersoneel, naar een grote fabriek moesten gaan om een grote groep meisjes die daar werkt in de gaten te houden, dan zouden jullie dat best moeilijk vinden. Mijn waarde vrienden, kijk eens naar het leven van David. Wat werd hij heen en weer geslingerd! Wat een zorgen, wat een beproevingen, wat een veranderingen, wat een buitengewone wisselingen in zijn omstandigheden – en toch was zijn ziel als een gespeend kind. Denkt u dat het dienen van Jezus Christus bedoeld is geweest om het in een vitrine te zetten, en dat het goede mensen van ons zou maken als we in een klooster werden opgesloten? Nee, het is God te dienen in de praktijk van elke dag; bedoeld voor u met uw fabriek, voor u met uw bakkerij en voor u met uw winkel. De godsdienst die niet tegen de slijtage van het leven van alledag bestand is, is geen stuiver waard, en hoe eerder u van die waardeloze rommel af bent, hoe beter. We hebben een godsdienst nodig die we kunnen meenemen waar we ook gaan, die ons rustig en kalm zal houden, en beheerst, omdat de Geest van God bezit van ons heeft genomen. Mochten we in die gelukkige omstandigheid komen, en er nooit meer uitraken!