Als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen. Romeinen 8:17
De grenzeloze uitgestrektheid van het universum van de Vader behoort Christus toe, want dat is Zijn eeuwig recht. Hij alleen is de ware Eigenaar van Gods schitterende schepping. En toch – in Zijn liefde laat Hij jou en mij delen in dat bezit, alsof het ook van ons is. De gouden straten van het paradijs, de poorten van parel, de rivier van het leven, de onuitsprekelijke vreugde en de eeuwige heerlijkheid – onze gezegende Heere biedt ze ons aan als een eeuwige erfenis. Alles wat Hij bezit, wil Hij met Zijn volk delen. De kroon heeft Hij niet voor Zichzelf gehouden, maar op het hoofd van Zijn Gemeente geplaatst. Hij gaf haar een Koninkrijk en riep haar kinderen tot een koninklijk priesterschap, een volk van priesters en koningen. Hij zette Zijn eigen kroon af, opdat wij gekroond zouden worden met heerlijkheid. Hij wilde niet op Zijn troon zitten voordat Hij daar ook een plaats voor jou en alle overwinnaars door Zijn bloed had bereid. Zie, dit is de beloning van iedere christelijke overwinnaar: de troon, de kroon, de scepter, de paleizen, de schatten, de klederen en de erfenis van Christus – ze zijn ook de jouwe. Hoe groot is het verschil met de jaloezie, zelfzucht en hebzucht van deze wereld, die nooit iets willen delen. Christus is anders: Zijn blijdschap is pas volmaakt als Hij die met Zijn volk mag delen. De glimlach van Zijn Vader is voor Hem des te kostbaarder, omdat jij daarin mag meedelen. De eer van Zijn Koninkrijk is heerlijker, omdat jij samen met Hem in heerlijkheid verschijnt. Hij verheugt Zich in Zijn troon omdat er ook voor jou een plaats op is. Hij verheugt Zich in Zijn koninklijke gewaden, omdat Hij Zijn volk – ook jou – daarmee bekleedt. En Zijn vreugde wordt volkomen, omdat Hij jou uitnodigt erin binnen te gaan.