Indien gij Gods Zoon zijt. Matt. 4:3
Er is gene zonde in het verzocht zijn; want de volmaakte Jezus, “is in alle dingen, gelijk als wij verzocht geweest;” (Hebr. 4:15).
Verzoeking brengt niet noodzakelijk mede, dat men zondigt, want van Jezus, verzocht zijnde, lezen wij-“doch zonder zonde.”
Zelfs de schrikkelijkste vormen van verzoeking sluiten nog geen zonde in; want Jezus heeft zonder zonde de sluwste verzoeking van de boze zelf ondergaan.
Het kan ons nodig wezen om verzocht te worden:
Ter toetsing. Oprechtheid, geloof, liefde, lijdzaamheid worden aldus op de proef gesteld. Tot wasdom. De verzoeking ontwikkelt onze genadegaven en doet ze toenemen. Tot bruikbaarheid. Wij worden er door in staat gesteld om anderen te vertroosten en te waarschuwen. Ter overwinning. Hoe heerlijk om de aartsvijand het onderspit te doen delven! Ter heerlijkheid Gods. Hij verslaat Satan door middel van zwakke mensen.
Eenzaamheid voorkomt geen verzoeking.
Zij kan haar zelfs bevorderen. Jezus was verzocht in de woestijn.
En evenmin zal door vasten en bidden de verzoeker altijd verre gehouden kunnen worden, want deze beide middelen zijn ten volle door onze Heere gebruikt.
Satan weet voorredenen of inleidingen te schrijven, onze tekst is er een.
Hij begon de gehele reeks van zijn verzoekingen door twijfel te opperen aan het Zoonschap van onze Here, en met een sluwe aanhaling uit de Schrift. Hij ving de echo op van het woord des Vaders bij van onze Here doop, en hij begon zijn verzoeking daar, waar het hemelse getuigenis eindigde. Hij wist een dubbel schot van verzoeking af te vuren, te gelijk twijfel en opstand in te blazen:… “Indien gij Gods Zoon zijt, zeg” enz.
I. De verzoeker valt aan met een “indien.”
1. Niet met een rechtstreekse ontkenning. Dat zou te plotseling, te schrikaanjagend zijn. Twijfel bevordert het Satanisch doel meer dan ketterij.
2. Hij ent zijn “indien” in iets heiligs. Hij geeft aan de twijfel het voorkomen van heilige bezorgdheid omtrent het Goddelijk Zoonschap.
3. Hij plaatst een “indien” voor een duidelijke, stellige uitspraak van de Schrift. “Gij zijt mijn Zoon”: (Ps. 2:7).
4. Hij plaatst een “indien” voor een vorige openbaring. Bij zijn doop heeft Godgezegd: “Deze is mijn geliefde Zoon.” Satan weerspreekt onze geestelijke ervaring.
5. Hij plaatst een “indien” voor een geheel leven. Van het begin af is Jezus in de dingen van zijn vader geweest; en toch wordt nu na dertig jaren zijn Zoonschap in twijfel getrokken.
6. Hij plaatst een “indien” voor een innerlijk bewustzijn. Onze Heere wist, dat Hij de Zoon was des Vaders; maar de boze is roekeloos stoutmoedig in zijn opperen van twijfel.
7. Hij plaatst een “indien” voor een volmaakt karakter. Wél kan hij dan twijfel opperen aan ons, wiens gebreken zo veelvuldig zijn.
II. De verzoeker richt het “indien” op een levensdeel.
1. Op ons kindschap. In het geval van onze Heere valt hij zijn menselijk en Goddelijk Zoonschap aan. In ons geval is het zijn doel, om ons aan onze wedergeboorte te doen twijfelen.
2. Op onze kinderlijke afhankelijkheid. Hij verzoekt ons, om zelf in onze behoeften te willen voorzien. Zeg, dat deze stenen broden worden.
3. Op de eer onzes Vaders. Hij verzoekt ons, om te twijfelen aan de voorzienigheid onzes Vaders, en Hem te laken, omdat Hij ons laat hongeren.
4. Op onze vertroosting en kracht als leden van het hemels gezin.
Door ons te beroven van ons kindschap, wil hij ons tot wezen maken, en bijgevolg naakt, arm en ongelukkig.
Aldus wil hij ons ook belemmeren in het gebed. Hoe kunnen wij zeggen “Onze Vader,” indien wij aan ons kindschap twijfelen? (Matt. 6:9).
Aldus wil hij onze lijdzaamheid wegnemen. Hoe kunnen wij zeggen: “Vader, uw wil geschiede,” indien wij zijn kinderen niet zijn? (Luk. 22:42).
Aldus wil hij ons blootstellen aan het volgende schot, waarin dit dan ook moge bestaan. Twijfel aan ons kindschap legt ons bloot voor de vijand.
III. De verzoeker ondersteunt zijn “indien” door omstandigheden.
1. Gij zijt alleen. Zou een vader zijn kind verlaten?
2. Gij zijt in een woestijn. Is dit een plaats voor Gods erfgenaam?
3. Gij bevindt u onder wilde dieren. Ellendig gezelschap voor een zoon van God!
4. Gij hebt honger. Hoe kan een liefhebbend Vader zijn volmaakte zoon laten hongeren?
Voeg dit alles nu te samen, en de vraag van de verzoekers zal met ontzettende kracht degene, wie hongert, en die alleen is, aangrijpen.
Als wij anderen aldus beproefd zien, achten wij hen dan broeders te zijn? Twijfelen wij niet aan hun kindschap, gelijk Job’s vrienden zijn kindschap betwijfelden? Wat wonder dan, zo wij ooit twijfelen aan ons zelf!
IV. Als de verzoeking te boven gekomen is, dan kan het “indien” van de verzoeker ons een hulp worden.
1. Als komende van Satan, is het een getuigenis voor onze ware afkomst. Hij betwijfelt slechts waarheid, daarom zijn wij ware, echte kinderen. Hij wil slechts kinderen verleiden, om aan hun kindschap te twijfelen, dus zijn wij kinderen.
2. Als overwonnen zijnde, kan het jaren lang tot quietus dienen voor de vijand
Het neemt de gifangel weg uit de twijfelingen en achterdocht van de mensen; want als wij de duivel zelf hebben kunnen antwoorden, dan vrezen wij de mensen niet.
Het brengt liefelijkheid in al onze toekomstige genietingen van onze Vader.
3. Als voorbij zijnde, is de verzoeking gewoonlijk het preludium van de komst van de engelen om ons te dienen, gelijk dit ook met onze Heere het geval was.
Geen kalmte zo diep, als die, welke ontstaat na een hevige storm. (Mark. 4:39).
Vriend, staat gij tot God in zo’n betrekking, dat het voor Satan de moeite waard zou zijn om met die twijfel bij u aan te komen?
Zij, die geen erfgenamen van God zijn, zijn erfgenamen van de toorn.
Gedachten.
Welk een kracht schuilt er dikwijls in zulke eenlettergrepige woorden! Welk een, kracht, bijvoorbeeld, ligt er in dat woordje “Indien,” waarmee deze sluwe toespraak begint! Het werd gebruikt door Satan met het doel om in des Heilands gemoed twijfel te doen ontstaan; of Hij wel in waarheid en werkelijkheid het bijzonder Voorwerp was van de zorg van zijn vader, en wij kunnen gerust aannemen, dat het met een listige en boosaardige nadruk door hem werd uitgesproken. Hoe verschillend is het gebruik, dat door Jezus van dit woord “Indien” gemaakt wordt in zijn redenen van Goddelijk onderwijs en hemelse vertroosting, die Hij zo veelvuldig voor de discipelen heeft uitgesproken, toen Hij nog op aarde was! Hij heeft het altijd gebruikt om vertrouwen in te boezemen, nooit om wantrouwen op te wekken. Neem een enkel voorbeeld hiervan: “Indien nu God het gras des velds, dat heden is en morgen in de oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?” Welk een tegenstelling tussen deze Goddelijke vermaning en de boosaardige inblazing van de grote vijand Gods en van de mensen!
Daniël Bagot.
God had slechts één zoon zonder bederf, maar Hij had geen zoon, die niet verzocht is geworden. Zó groot is Satans vijandschap jegens de Vader, dat, hoe dierbaarder Hem een kind is, hoe meer Satan het zal kwellen en verontrusten door verzoekingen. Niemand was zó door God geliefd, als Christus; niemand is zó schrikkelijk als Hij verzocht geweest.
Thomas Brooks.
Satan komt niet tot Christus met een “Gij zijt niet de Zoon van God,” of “die stem, welke u dat getuigenis gaf, was een leugen of een zinsbedrog.” Nee hij begint met een vraag, waarin de erkenning schijnt opgesloten, dat Hij de Zoon van God was, maar waardoor toch ook twijfel in zijn geest zou kunnen geboren worden.
Richard Gilpin.
O! dat woord “indien!” O! dat ik het kon uitrukken uit mijn hart! O! gij gift van al mijn genot! Gij koude ijzige hand, die mij zo dikwijls aanraakt, en mij door die aanraking verstijft! “Indien! Indien”
Robert Robinson.