En hij kwam te Bethsaida en zij brachten tot hem een blinde en baden hem, dat hij hem aanraakte. “En de hand des blinden genomen hebbende, leidde hij hem uit buiten het vlek, en spoog in zijn ogen en legde de handen op hem, en vroeg hem, of hij iets zag. “En hij, opziende, zei: ik zie de mensen, want ik zie hen als bomen, wandelen. Daarna legde hij de handen wederom op zijn ogen en deed hem opzien. En hij werd hersteld en zag hen allen verre en klaar. Marc. 8:22-25
Het is door zeer verschillende werkingen, dat de mensen tot Christus komen: de een wordt door Christus zelf gevonden, een ander komt tot Hem, wederom een ander wordt door vier personen tot Hem gedragen, en deze blinde wordt tot Hem geleid. Maar, zo wij slechts tot Hem komen, doet de wijze waarop, er heel weinig toe.
Het is een zeer lofwaardige daad om mensen tot Jezus te brengen. Zij bewijst een vriendelijke gezindheid. Er spreekt practisch geloof uit in de macht van Jezus. Het is dus een daad van ware wijsheid. Die daad is de Here zeer welbehagelijk, en zal ongetwijfeld doel treffen, indien de persoon zelf gewillig is om te komen.
Hier in dit geval was er iets gebrekkigs in de wijze, waarop zij die man tot Jezus brachten, omdat zij de Heere in enige mate voorschreven hoe, op wat voor wijze, Hij hem moest behandelen.
1. Het is een gewone zwakheid van het geloof, om de zegen in een vooraf vastgestelde vorm te verwachten.
“Zij baden hem, dat hij hem aanraakte.”
De Heere heeft zijn gewone wijze van handelen, maar Hij is er niet aan gebonden.
Doch wij denken en handelen maar al te dikwijls, alsof dit wel zo is.
1. Wij verbeelden ons, dat verlossing uit benauwdheid niet anders dan op deze of die manier kan geschieden.
2. Wij verwachten, dat wij of door beproevingen of door verrukking van zinnen tot heiligmaking zullen komen.
3. Er is slechts één vorm van ervaring, waardoor wij op de zaligheid hopen.
4. Wij denken, dat anderen slechts door één soort gewaarwording heen moeten om tot bekering te komen, of dat dit slechts door een bijzonder sympathieke bediening van het Woord kan geschieden.
5. Een Godsdienstige opwekking kan, naar wij menen, slechts in één bepaalde vorm plaats hebben.
II. Terwijl de Heere nu het geloof eert, geeft Hij toch niet toe aan deszelfs zwakheid.
Hij heeft er niet in toegestemd om op de voorgeschreven manier te werk te gaan.
Hij heeft de blinde aangeraakt, maar daarop is geen genezing gevolgd; en daardoor bewees Hij, dat het wonder niet aan deze bijzonderen vorm van werken verbonden was.
Hij heeft aan de blinde niets gedaan in hun tegenwoordigheid, maar leidde hem uit buiten het vlek. Hij wilde niet toegeven aan hun nieuwsgierigheid.
Hij heeft hem niet, zoals zij verwachtten, ogenblikkelijk genezen.
Hij gebruikte een middel, dat volstrekt niet door hen genoemd was- “Hij spoog in zijn ogen.”
Toen Hij hem de handen oplegde, heeft hij dit twee maal gedaan, zodat Hij, zelfs toen Hij aan hun wens voldeed, toch zijn volkomen vrijheid van handelen heeft gehandhaafd.
1. Aldus weigerde Hij voedsel te geven aan het bijgeloof, dat zijn macht wilde beperken.
2. Aldus heeft Hij een methode gevolgd, die voor dat geval meer geschikt was.
3. Aldus heeft Hij aan het volk ruimer onderwijs verstrekt.
4. Aldus heeft hij aan het individu, de bijzondere mens, een meer bijzondere zorg gewijd.
Hetzelfde geschiedt in elke duidelijke bekering: het bijzondere ervan wordt op allerlei manieren gerechtvaardigd.
III. Terwijl de Heere de zwakheid van het geloof bestraft, wordt het geloof zelf toch door hem geëerd.
1. De blinde had er in toegestemd om door Jezus te worden geleid, en Jezus leidt hem verder. Hij wijst niemand af, omdat zijn komen tot Hem minder uit eigen beweging geschiedde, dan door een gehoor geven aan de overreding van anderen.
2. Zijn vrienden hadden om gezicht gevraagd, en de Heere schonk gezicht. Als wij biddend geloof hebben, dan zal de Heere er in zijn werkingen gelijken tred mee houden.
3. Die mens en zijn vrienden hadden vertrouwen in Hem betoond, en nu gaf Hij hun nog meer dan zij verwachtten. Als wij kunnen vertrouwen, zullen wij ontvangen.
4. De genezing was volkomen, en de methode, die er bij gevolgd was, bewees haar volkomenheid. Jezus schenkt volmaakte gaven op een onvolmaakt geloof. Het geloof eert altijd de Heere, en daarom wordt het ook door de Heere geëerd. Indien het geloof niet aldus beloond werd, dan zou dit aan Jezus’ eer te kort doen. Hij, die geloof heeft, zal gewis zien; maar hij die om tekenen vraagt, zal geen voldoening verkrijgen. Laat ons voor altijd afgedaan hebben met aan de Heere zijn wijze van werken te willen voorschrijven. Jezus zal hen, die in Hem geloven, gewis genezen; Hij kent de beste methode, en Hij moet onbepaald en zonder terughouding vertrouwd worden.
Voorbeelden.
Deze blinde, en de dove die zwaarlijk sprak, en in Dékapolis tot Christus gebracht werd, hebben vele punten van overeenkomst. In beide gevallen hebben zij, die hen tot Jezus gebracht hebben, Hem de wijze van genezen voorgeschreven. Was het met het doel om het vooroordeel, dat de genezing toeschreef aan zekere verrichtingen met de handen van hem, die geneest, te bestraffen en tegen te gaan, dat Jezus in die beide gevallen zo ver afweek van zijn gewone wijze van doen, en er zo grote verandering in bracht, dat van al zijn wonderdadige genezingen deze twee, vanwege de bijzondere wijze, waarop zij geschied zijn, geheel op zich zelf staan? Het is zeker, dat, indien Jezus zich aan één onveranderlijke methode van genezing had gehouden, de geest van vormelijkheid en van bijgeloof, die zo diep in onze natuur verborgen ligt, er zich meester van zou hebben gemaakt, en haar onafscheidelijk verbonden zou hebben aan, de kracht, die er van Hem uitging; het kanaal waardoor de zegen tot de mens kwam, voor de zegen zelf zou hebben aangezien. Als wij nadenken over het leven onzes Verlossers, en in het bijzonder bij dit gedeelte er van verwijlen-zoals zijn instelling van de Sacramenten, dat voedsel zou hebben kunnen geven aan de geest van de vormelijkheid, -dan bewonderen wij al meer en meer de moeite, die zo blijkbaar werd genomen, om aan deze neiging in onze natuur zo weinig mogelijk voedsel te geven.
DR. HANNA.
Is de zieke de docter, dat hij de geneesmiddelen mag voorschrijven?
MADAME SWETEHINE.
Zo zeer zijn de mensen geneigd, om-gelijk wij dit zien bij Naäman bij zichzelf de methode van het werk van de genade vast te stellen, dat het moeilijk is om hun vooraf opgevatte begrippen te overwinnen. Ik sprak eens met een jonge vrouw, aan welke ik de weg van de zaligheid alleen door genade voorstelde.Het duurde lang, eer zij hem kon aannemen, of hem zelfs kon verstaan; maar toen zij hem begrepen had, en de blijdschap er van haar hart vervulde, riep zij verwonderd uit: “Nooit heb ik gedacht, dat de mens op die wijze vrede kon vinden.” “Waarom niet?” vroeg ik haar; en zij antwoordde: “Ik heb altijd geloofd, dat men eerst bijna naar de hel moest gaan om in de hemel te kunnen komen. Mijn vader was zo vervuld van wanhoop en vertwijfeling, dat zij hem gedurende zes maanden in een krankzinnigengesticht hebben opgesloten, en daarna heeft hij eindelijk vertroosting uit de Godsdienst kunnen verkrijgen.”
C. H. S.