Matt. 8:7 En Jezus zei tot hem: Ik zal komen: en hem genezen. Luk. 7:7 Zeg het met een woord, en mijn knecht zal genezen worden.
De overste over honderd, die het Godsdienstig welvaren van het volk ter harte nam en een synagoge voor hen had gebouwd, had ook evenzeer een hart vol medelijden voor de zieken. Het is betamelijk, ja kostelijk, dat vrijgevigheid voor de publieke zaak ondersteund wordt door vriendelijkheid in het eigen gezin.
Deze dienstknecht was zijn jongen, wellicht zijn slaaf, maar hij was hem dierbaar. Een goed meester maakt goede dienstknechten.
Het is goed dat alle rangen en standen verenigd zijn in sympathie, in medegevoel: overste en oppasser zijn hier verenigd in toegenegenheid.
De meester toonde zijn toegenegenheid door hulp te zoeken. Hart en hand moeten samen gaan. Laat ons niet alleen in woorden lief hebben.
Jezus’ volgelingen moeten bereid zijn om alle zieken te hulp te komen, en genezing behoort altijd in verband te worden gebracht met gebed tot Jezus.
Merk het bij toeneming blijkbare geloof van de overste over honderd, en de toenemende openbaring van Jezus op.
De overste over honderd zendt ouderlingen, met het verzoek om “te komen genezen.” Jezus zal komen genezen. De overste over honderd komt zelf en vraagt om “een woord.” Jezus geeft het woord en de zaal is geschied.
Wij zien in deze schriftuurplaats een wonder in de stoffelijke wereld, en dit leert ons wat Jezus doen kan in de geestelijke wereld.
Laat ons de overste over honderd navolgen in het hulp zoeken bij Jezus voor anderen.
Uit dit verhaal leren wij
I. De Volkomen bereidwilligheid van Jezus.
1. Hij heeft niet geredeneerd met de ouderlingen van de Joden om hun het zwakke van hun pleitgrond “Hij is waardig” aan te tonen: (Luk. 7:4,5).
2. Hij heeft bereidwillig hun verzoek toegestaan, ofschoon het onnodig voor Hem was om te komen. “En Jezus ging met hen”: (Luk. 7:6).
3. Hij wierp geen vragen op omtrent de verandering, die de hoofdman voorstelde, ofschoon Hij nu reeds op weg was. (Luk. 7:6).
4. Hij koesterde geen achterdocht omtrent ‘s mans beweeggrond, gelijk sommigen gedaan zouden hebben. Hij las in zijn hart en bespeurde dat er ootmoed was.
5. Hij kwam er niet tegen op, dat Hij bij een subaltern officier werd vergeleken. Onze Heere is nooit vitzuchtig; Hij vat onze bedoeling.
6. Hij nam terstond de bede en het geloof aan van de centurion, schonk de gave, en deed naar zijn begeerte.
De liefde van onze Heer tot de zondaren, zijn vergeten van zich zelf, zijn bereidwilligheid om ons genoegen te doen en zijn ijver om zijn eigen zending te volbrengen behoren ons aan te moedigen om voor ons zelf en voor anderen tot Hem te bidden.
II. De bewuste bekwaamheid en macht van Christus.
1. Hij staat voor de zaak niet verlegen. Het was iets zeer bijzonders om te gelijk geraakt te zijn en zware pijnen te lijden; maar welke de ziekte ook zij de Heere zegt: “Ik zal komen en hem genezen.”
2. Er wordt geen twijfel bij Hem opgewekt van wege het groot gevaar van de toestand, waarin die dienstknecht zich bevond. Nee, Hij zal tot hem komen, ofschoon Hij hoort, dat de man volstrekt neergeworpen is door zijn ziekte.
3. Hij spreekt van de genezing als van iets dat van zelf spreekt. Zijn komst verzekert de genezing: “komen en genezen.”
4. Hij beschouwt de wijze van werken als iets dat van geen belang is. Hij zal komen, of Hij zal niet komen en slechts “één woord spreken,” de uitkomst zal gelijk wezen.
5. Hij verwondert zich meer over het geloof van centurion dan over de genezing.
Almachtige genade beweegt zich met majestueuze gemakkelijkheid.
Wij worden gekweld en beroerd, niet alzo de Heere. Laat dit ons moed geven om te hopen.
III. De zich altijd gelijkblijvende methode van Christus.
Hij is gewoon om, op het geloof, door zijn woord te genezen. Tekenen en wonderen zijn voorbijgaand, en strekken ter bevordering van een bijzonder doeleinde bij een bijzondere gelegenheid; maar én het geloof én het Woord van de Heere zijn voor alle tijden.
In het geval, dat ons thans bezig houdt, is de Heere niet in persoon verschenen. Hij sprak slechts en het was geschied. Zo doet Hij ook nog heden.
1. Dit is een terugkomen tot de oorspronkelijke vorm van werken bij de schepping. Het is blijkbaar een groter wonder, dan wanneer Hij gewerkt had door zijn persoonlijke tegenwoordigheid. In elk geval blijven hier de middelen meer op de achtergrond.
2. Deze methode past voor waren ootmoed. Wij vragen niet om tekenen en wonderen; het Woord is ons genoeg. (Luk. 7:7).
3. Dit behaagt aan een groot, sterk geloof; want het Woord is de verkoren openbaring van God. Het verheugt zich in het Woord meer dan in alle zichtbare dingen. (Ps. 119:162).
4. Dit is volkomen redelijk. -Moet een bevelwoord van God niet genoeg zijn? Merk op de redenering van de overste over honderd. (Matt. 8:9).
5. Dit zal gewisselijk welslagen. Wie kan het Goddelijk: “Er zij” weerstaan? Ook in ons geval is een woord van de Heere alles wat wij behoeven.
6. Hierop moeten wij met vertrouwen steunen voor anderen. Laat ons gebruik maken van het Woord en de Heere bidden om het tot zijn Woord te maken.
Laat ons van nu af, in zijn naam voorwaarts gaan.
Inlassingen.
Indien de hemel zelf het dak van de centurion was geweest, dan zou het nog niet waardig zijn geweest, dat Hij er onder zou komen, wiens woord almachtig was, en die zelf het Almachtig Woord was van zijn vader. Als zodanig wordt Christus beleden door hem, die zegt: “Zeg het met een woord.” Geen andere dan de Goddelijke macht is onbeperkt, en ook heeft het geloof geen andere grenzen dan God zelf. Er is geen steunpunt nodig om bergen of duivelen te verzetten, een woord is genoeg. Spreek slechts het woord, o Heiland, en mijn zonden zijn vergeven, mijn ziel zal genezen en mijn lichaam opgericht zijn uit het stof, en beide ziel en lichaam zullen zijn.
BISSCHOP HALL.
“Men heeft mij verhaald,” zegt Hervey, “dat, toen de keurvorst van Hannover door het parlement van Groot- Brittanië tot troonopvolger was uitgeroepen, er verscheiden personen van aanzien waren, die bij Zijn Hoogheid hun opwachting maakten, ten einde in tijds naar hoge betrekkingen te solliciteren. Het verzoek van verscheidenen dier heeren werd toegestaan en gewaarborgd door een soort van geschrevene akte. Nu was er één persoon, die griffier wenste te worden. Die post werd hem toegezegd, en men bood hem daarbij dezelfde geschreven verbintenis aan, die ook aan de anderen geschonken was, waarop deze man als overstelpt scheen van dankbare verlegenheid en verwondering. Hij verzocht, dat de koninklijke begiftiger zich niet die onnodige moeite zou geven, daar hij het woord Van zijn Hoogheid als de beste waarborg beschouwde. De keurvorst was met dit compliment niet weinig ingenomen. “Deze heer,” zei hij, “behandelt mij als koning, en wie nu ook teleurgesteld zal worden, hij zal voorzeker zijn wens verkrijgen.”
Onze Heere kan genezen, hetzij door te komen, hetzij door te spreken. Laat ons Hem de manier niet voorschrijven, waarop Hij ons wil zegenen. Als ons een keuze geoorloofd werd; dan behoorden wij niet de methode te kiezen, die het meeste opzien baart, maar die, waarin het minst te zien en te horen, en toch het meest te bewonderen is. Vergelijkenderwijs openbaren tekenen en wonderen minder van Hem dan zijn eenvoudig Woord, dat Hij boven zijn’ naam groot gemaakt heeft. (1) Wonderen verblinden de ogen; maar het Woord verlicht. Het geloof, dat het minste ziet, ziet het meest, en dat, dat in het geheel geen ogen heeft voor het zichtbare, heeft duizend ogen voor het onzichtbare. Heere, kom in uw heerlijkheid, en zegen mij, als dit uw wil is; maar indien Gij wilt blijven, waar Gij zijt, en mij wilt zegenen door uw wil en Woord, dan zal ik even tevreden zijn, ja meer tevreden, indien deze wijze van handelen U meer verheerlijkt!
C. H. S.
(1)Ps. 138:2, naar de Engelse overzetting.