Wij hebben heden ongeloofelijke dingen gezien. Luk. 5:26
De wereld verveelt zich, en verlangt naar iets nieuws.
De grootste vreemdeling in de wereld is Jezus, en, helaas! Hij wordt het minst gezien, en door de meeste mensen het minst besproken!
Indien de mensen Hem wilden gadeslaan, zij zouden ongelofelijke dingen zien.
Zijn Persoon, zijn leven, zijn dood, zijn leer: het is allemaal vol van verwonderlijke zaken.
In hetgeen Hij thans doet is ook evenveel verwonderlijks op te merken.
I. Merk de verwonderlijke dingen van die dag op.
1. De macht om geleerden te genezen! Zie (Luk. 5:17).
2. Geloof, dat tot de Heere reikte van boven. (Luk. 5:19).
3. Jezus, de zonde vergevende door een woord. (Luk. 5:20).
4. Jezus, de kunst uitoefenende om gedachten te lezen, (Luk. 5:22).
5. Jezus, liet een man het bed dragen, dat hem had gedragen. (Luk.5:25).
II. Merk de ongelofelijke dingen van Christus’ dag op.
1. De Maker van mensen, geboren onder de mensen. De Oneindige, een kindje.
2. De Heer van allen allen dienende.
3. De Rechtvaardige beschuldigd, veroordeeld en geofferd voor de zonde.
4. De Gekruisigde opstaande van de dood.
5. De dood verslagen door het sterven van de Heere.
Dit zijn slechts voorvallen in een leven, waarin alles vreemd en verwonderlijk is.
III. Let op de ongelofelijke dingen, die de gelovigen in hun dag bij zichzelf en bij anderen waarnemen.
1. Een zondaar, door zichzelf veroordeeld, gerechtvaardigd door het geloof.
2. Een natuurlijk hart door genade vernieuwd.
3. Een ziel te midden van dodelijk kwaad bij het geestelijk leven behouden, gelijk de braambos, die brandde, en toch niet werd verteerd.
4. De voorzienige wijsheid, die ook het kwaad doet meewerken ten goede.
5. Kracht, die in zwakheid wordt volbracht.
6. De Heilige Geest, wonende in de gelovige.
7. De hengel reeds op aarde genoten.
Dat zijn slechts enkelen van een gehele menigte van ongelofelijke dingen.
Voor een metgezel van Jezus is het leven nooit vervelend.
Begint gij het leven vervelend te vinden, en zijt gij een gelovige in Jezus?
Streef naar de bekering van uw gezin en van uw omgeving.
Streef er naar, om meer te weten van Jezus’ werken onder de mensen.
Dat zal u al meer en meer verwonderlijke, ongelofelijke dingen doen zien, totdat gij op het laatst het verwonderlijkste ziet van alles bij Christus in de heerlijkheid.
Wonderen.
Verwondering over het werk van God is natuurlijk, billijk en loffelijk. Hij is een God van wonderen. Het is recht om van de daden van de Heere te zeggen: “Het is wonderlijk in onze ogen.” Wij horen te spreken van zijn wonderwerken, maar dit moet geschieden in de geest van vrome bewondering, niet in de geest van achterdocht of twijfel. Wij mogen en moeten als het ware wegzinken in een heilige, dankbare verwondering, maar de verwondering van de twijfel behoren wij tegen te gaan als een inblazing van Satan. Het geloof acht met God alle dingen mogelijk; het is ongeloof, dat zich twijfelend verbaast over het werk van zijn handen.
Guthrie, van Fenwick, een Schots leraar, bezocht eens een zeer zieke vrouw, die de dood nabij was. Hij vond haar in grote benauwdheid vanwege haar toestand, maar zeer ontwetend. Zijn uitlegging van het evangelie werd met blijdschap door haar aangenomen, en spoedig daarna stierf zij. Thuis komende, zei Guthrie: “Ik heb heden iets verwonderlijks, iets ongelofelijks gezien-een vrouw, die ik vond in de toestand van de natuur, zag ik in de staat van de genade komen, en verliet ik in de staat van de heerlijkheid.”
In een handschrift van een oude Schotse leraar uit het eind van de vorige eeuw komt een merkwaardig verhaal voor van de bekering van Lord Jeddart, die berucht was wegens zijn roekeloosheid in de zonde en de verbazing, die zijn bekering onder de Christenen teweegbracht. Kort na zijn bekering en voordat iemand er nog iets van wist, ging hij aan het Avondmaal. Hij zat naast een dame, die haar handen voor haar ogen hield en hem dus niet zag, voor hij haar de beker overreikte. Toen zij zag, dat het Lord Jeddart was, die zo berucht was wegens zijn zonde, begon zij te beven van verbazing, dat zo’n man zich daar bevond. Hij merkte dit op en zei: “Wees niet ontroerd, mevrouw, de genade Gods is vrij!” Dit kalmeerde haar; maar als wij in aanmerking nemen wat voor soort man Lord Jeddart geweest is, dan kunnen wij ons haar verbazing wel voorstellen.
Als ik in de hemel kom, zal ik er drie wonderen zien: het eerste wonder zal wezen, dat ik er vele mensen zal zien, die ik niet verwacht had daar te ontmoeten; het tweede wonder zal wezen, dat ik er vele mensen zal missen, die ik stellig verwacht had daar te zullen vinden; en het derde en grootste wonder zal wezen, dat ik er mijzelf zal vinden.
JOHN NEWTON.