O, dat zij wijs waren; zij zouden dit vernemen, zij zouden op hun einde letten. Deuteronomium 32:29
Onze tekst spreekt erover dat wij, als wij wijs zijn, op ons einde letten. We zouden dit zeker moeten zijn omdat het praktische effect van het mediteren over onze dood onmetelijk gezond voor onze geest is. Het zou de hartstocht van begerigheid afkoelen, die koorts van hebzucht, het altijd willen hebben van meer geld. Als we er maar op zouden letten dat we onze winkels eens moeten verlaten, juist als we het meest verzameld hebben, en dat alles wat we meenemen niet meer dan zes voet grond is en een mond vol met klei. Het zou ons zeker helpen om minder aan aardse zaken vast te zitten. Wellicht zou het ons zo ver brengen om ons verstand te zetten op zaken die boven het aardse uitstijgen. In elk geval bezoeken gedachten over de dood ons regelmatig als we op het punt staan om te gaan zondigen. Als we onze zonde zien bij de lantaarn die de doodgraver gebruikt bij het delven van ons graf, zullen we misschien beter zien hoe hol de zonde eigenlijk is. We zullen de leegheid van alle ijdelheden in deze wereld inzien. Als we zouden zondigen met het oog op onze doodskist, zouden we veel minder zondigen. We zouden teruggehouden worden van heel veel zondige daden als we eraan dachten dat we er eens mee moeten verschijnen voor de rechterstoel van God. En deze gedachten aan de dood zouden zelfs gezegend kunnen worden omdat we een engel horen spreken: “Maak u klaar om God te ontmoeten.” Dan zouden we naar huis gaan om ons sterven in orde te maken niet blijven hangen aan ons leven. Als er ook maar één van deze effecten bewerkstelligd zou worden door het overdenken van ons eigen einde, zou het al de moeite waard zijn om eens te denken aan deze leraar, de dood.