En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen. Leviticus 4:29
En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen.’ De eerste betekenis is deze: het was een belijdenis van zonde. Het offer was een zondoffer. De man die kwam en zijn hand op het hoofd van het zondoffer legde, erkende door die daad en handeling dat hij een zondaar was. Als er iemand was geweest die géén zondaar was, zou hij geen recht hebben gehad zich daar te bevinden. Een zondoffer zou voor iemand die niets met zonde te maken had, iets overbodigs zijn; waarom zou hij de Heere een zondoffer brengen? Als u dus geen zonde hebt, bent u geen geschikt voorwerp voor Christus’ zaligmakende kracht en genade. Als u niet schuldig bent, hebt u geen vergeving nodig. Als u nooit de wet van God hebt overtreden, hoeft u niet met een zondoffer voor Hem te verschijnen. Bedenk echter wel dat als u zo denkt, u dan in de allerdroevigste waan verkeert die er ooit in het hoofd van een dwaas is opgekomen! U kunt ervan op aan dat u zich bedriegt. Als u zegt geen zonde te hebben, is de waarheid niet in u. Wie echter een zondoffer voor de Heere bracht, zei in feite: Dit is wat ik nodig heb, want ik ben een zondaar. Het is nodig voor me, dat mijn zonde wordt weggenomen, want ik sta schuldig voor God. Daarom leg ik mijn hand op dit lam, deze geit of deze jonge stier, het dier dat gaat sterven, en belijd daarin dat ik een slachtoffer nodig heb opdat de zonde, die ik belijd te hebben begaan, weggenomen mag worden.