En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis; Want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging. LUKAS 16:27-28
In mijn verbeelding – ik bid dat het alleen in mijn verbeelding is – zie ik sommigen van jullie onbekeerd sterven; ik zie jullie onverzoend de toekomende wereld binnengaan, en jullie ziel beseft voor het eerst wat de ervaring was van de rijke man, van wie onze Heiland zei: ‘In de hel hief hij zijn ogen op’ Het was alsof hij had geslapen en nog maar net was ontwaakt in zijn huidige toestand. “Hij hief zijn ogen op’ en keek om zich heen, maar hij kon niets zien behalve datgene wat hem ontzetting en afschuw inboezemde; er was geen spoor van vreugde of hoop, geen spoor van vrede of gemak. Toen, in die vreselijke mistroostigheid, klonken er vragen als deze: “Waar ben je, zondaar? Een paar weken geleden was je nog in het huis van gebed en de predikant spoorde je aan om de Heere te zoeken; maar je stelde het uit. Waar ben je nu? Je zei dat de hel niet bestond, maar wat zeg je nu? Waar ben je nu? Je verachtte de hemel en weigerde Christus; waar ben je nu?” Moge de Heere in Zijn barmhartigheid jullie hier voor bewaren!