En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is en zijn wil doet, die hoort Hij. Joh. 9:31
Het is verkeerd om Bijbelplaatsen uit hun verband te rukken en als onfeilbare Schriftwoorden te behandelen, wat alleen gezegden van mensen zijn.
Door die dwaze handelwijze zouden wij kunnen bewijzen, dat er geen God is, (Ps. 14:1) dat God zijn volk heeft vergeten, (Jes. 49:14) dat Christus een wijnzuiper was, (Matt. 11:19) en dat wij de duivel behoren te aanbidden. (Matt. 4:9)
Dat gaat niet aan. Wij moeten, eer wij er over prediken, onderzoeken wie de volzin gesproken heeft.
Onze tekst bevat het gezegde van een schrandere blinde, die echter alles behalve goed onderwezen was. Het moet genomen worden voor wat het is, maar volstrekt niet beschouwd worden als de leer van Christus.
De farizeën hebben blijkbaar de kracht van zijn redenering erkend. Tegenover hen was het ook een goed argument.
De opmerking van de blinde is waar of niet waar, al naar wij haar beschouwen.
I. Zij is in sommige opzichten niet waar.
In volstrekte zin zouden wij niet kunnen zeggen, dat God de zondaars niet hoort, immers
l. God hoort mensen, die zondigen, want anders zou Hij niemand horen; want er is geen mens op aarde, die niet zondigt. (1 Kon. 8:46). Geen heilige zou worden gehoord, want ook heiligen zijn zondaars.
2. Soms hoort en verhoort God onwedergeborenen; Om te tonen, dat Hij waarlijk God is, en hen dit te doen erkennen (Ps. 106:44). Om zijn groot mededogen te betonen, zodat Hij zelfs het geroep van de raven hoort. (Ps. 147:9). Om hen te leiden tot bekering. (1 Kon. 21:27). Om hun gene verontschuldiging te laten. (Ex. 10:16, 17). Om hen te straffen, zoals toen Hij kwakkelen zond aan de murmureerders, (Num. 11:33) en aan Israël een koning gaf in zijn toorn, .( 1 Sam. 12:17)
3. In zijn genade hoort God zondaren, als zij tot Hem roepen om genade. Wie dit niet belooft, zegt dat het evangelie het evangelie niet is. Wie dit niet gelooft, ontkent de feiten. David, Manasse, de stervende moordenaar aan het kruis, de tollenaar, de verloren zoon, bevestigen dit getuigenis. Wie dit niet gelooft, ontkent de beloften. “De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de Heere, zo zal Hij zich van zijn ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig.” (Jes. 55:7).
II. In sommige opzichten is zij waar.
De Heere hoort de zondaars niet, zoals Hij zijn volk hoort.
1. Hij hoort het gebed des zondaars niet buiten het middelaarschap van onze Heere Jezus. (1 Thess. 2:5) (Ef. 2:18).
2. Een goddeloos, vormelijk, harteloos gebed zal Hij niet horen. (Spr. 15:29).
3. Hij zal de mens niet horen, die moedwillig blijft zondigen en in zijn ongeloof volhardt. (Jer. 14:12) (Jes. 1:15).
4. Hij zal het spotgebed van de geveinsde niet horen. (Job 27:9).
5. Hij zal de onverzoenlijken niet horen. (Marc. 11:25, 26).
6. Hij zal zelfs zijn volk niet horen, als zij moedwillig, toegeven aan de zonde en haar koesteren in hun hart. (Ps. 66:18).
7. Hij zal hen niet horen, die weigeren zijn woord te horen, of op zijn ordinantiën acht te geven. (Spr. 28:9).
8. Hij zal hen niet horen, die hun hart verharden tegen de vermaningen van zijn Geest, de waarschuwingen van zijn voorzienigheid, de roepstem van zijn dienstknechten, de twisting van hun geweten, enz.
9. Hij zal hen niet horen, die weigeren zalig te worden uit genade, of die op hun gebeden vertrouwen als de oorzaak van hun zaligheid.
10. Hij zal de zondaars niet horen; die onboetvaardig sterven. Hij zal ten laatste zijn oor voor hen sluiten, evenals voor de dwaze maagden, die roepen: “Heere, Heere, doe ons open!” (Matt. 25:11).
Er zijn enkele dingen, die heel duidelijk en heel zeker zijn.
Hij kan hen niet horen, die nooit tot Hem spreken.
Hij heeft niemand van ons nog nooit met een onbepaalde weigering afgewezen.
Hij vergunt ons thans te bidden, en het zal goed voor ons wezen om het te doen en dan eens te zien, of Hij ons niet zal horen.