Jezus zag Nathanaël tot zich komen en zei van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in welke geen bedrog is. Joh. 1:48
Dit is een hoofdstuk, waarin het woord “Zie!” een voorname plaats inneemt. Eerst worden wij genodigd om “het Lam Gods” te zien, daarna om een man Gods te zien.
Nathanaël was eenvoudig, oprecht, eerlijk, “waarlijk een Israëliet.”
Hierin was hij niet gelijk aan zijn grote stamvader, Jakob, die een voetlichter was en geen vorst Gods is geworden, voor die gedenkwaardige nacht, toen de engel met hem worstelde en zijn vleselijke kracht deed vergaan. Toen is Jakob in de zwakheid dier eenvoudigheid; welke de machtige aangreep, Israël geworden. (Gen. 27:36 32:28).
Een oprecht en eenvoudig karakter was in de dagen van onze Here niet gewoon of alledaags.
Het wordt in onze tijd door zeer velen geminacht.
Het werd grotelijks gewaardeerd door onze Heere, die hetzelfde karakter heeft in volmaaktheid en naar waarheid genoemd wordt “het heilige kind Jezus.”
Deze karaktertrek van oprechtheid is.
I. Een goed teken in een zoekende.
Wij zullen dit ophelderen in Nathanaëls wijze van handelen.
1. Hij is de soort van mens, tot wie discipelen graag spreken. “Filippus vond Nathanaël,” (Joh. 1:45).
2. Hij komt rondborstig uit voor zijn bezwaren en daarom kunnen zijn vrienden trachten er aan tegemoet te komen. “Kan uit Nazareth iets goeds zijn?”(Joh. 1:46).
3. Hij is bereid om de proef te nemen. “Kom en zie,” (Joh. 1:46).
4. Hij gaat bij die proefneming eerlijk te werk. Onze Heere zag, dat Nathanaël geen vitzuchtige criticus was, evenmin als iemand, die uit nieuwsgierigheid een onderzoek instelt: (Joh. 1:48).
5. Hij is vatbaar voor overtuiging, als er een redelijk bewijs van de waarheid geleverd wordt. Niet zodra heeft onze Heere het blijk van zijn alwetendheid gegeven, of Nathanaël gelooft, (Joh. 1:49).
6. Hij is bereid om de Heere te belijden: (Joh. 1:50).
7. Hij is bereid om grote vorderingen te maken in de school van Christus. De Heere belooft hem het gezicht van grotere dingen, omdat hij toebereid was om ze te zien; (Joh. 1:51)
Een Israëliet is de man, om “de Koning Israëls” te kennen. (Joh. 1:50).
Een Israëliet is de man, om de vermaarden droom te verstaan van de vader van alle Israëlieten, (Gen. 28:12).
II. Een onmisbaar punt in een gelovige
De waarlijk oprechte en hij alleen, kan een Christen zijn.
1. De bewustheid van vergeving neemt de verzoeking weg van bedrog; als wij begenadigd zijn, houden wij op met ons te verontschuldigen. Zie (Ps. 51).
2. De aanneming van Christus als “de waarheid,” wekt haat voor bedrog.
3. De ware verzekerdheid van het evangelie voorkomt een geveinsd geloof.
4. Een volkomen toewijding aan de Heere maakt een einde aan een dubbelzinnig leven, en aan alle valse doeleinden en grondbeginselen.
5. De bewustheid van Gods tegenwoordigheid maakt bedrog tot iets ongerijmds.
6. Een moedig geloof in God, maakt dat het ons laag en lafhartig voorkomt.
III. Het brengt ongetwijfeld andere hoedanigheden voort.
1. Het doet de mens zijn Bijbel liefhebben. Nathanaël was gemeenzaam bekend met de wet en de profeten.
2. Het doet hem bidden. Hij is een Israëliet. (Gen. 32:28).
3. Het brengt hem veel in de eenzaamheid. “Onder de vijgeboom”; (Joh. 1:49).
4. Het maakt, dat zijn hart op zijn aangezicht te lezen staat. “Zie, waarlijk een Israëliet.”
5. Het bereidt hem om de reine en ware heerlijkheid van de hemel te aanschouwen.
Wie onder ons is vermaard wegens bekwaamheid, schranderheid en een gave van kritiseren?
Laat hij bevreesd zijn voor deze zo zeer bewonderde hoedanigheid van “knap” te zijn.
Gebrek aan eenvoudigheid is volstrekt geen goed of gezond teken.
Laat ons in alles waar zijn en moge de Heere ons zijn waarheid leren.