Ik ben de deur: indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden. Joh. 10:9
Met grote nederbuigendheid stelt de Heere zich aan ons voor onder een beeld.
De verhevenste en meest dichterlijke beelden zijn voor Hem niet te verheven; maar Hij kiest eenvoudige, welke ook door de meest prozaïschen begrepen kunnen worden.
Een deur is een geheel gewoon voorwerp. Jezus wil, dat wij dikwijls aan Hem zullen denken.
Een deur is slechts een zeer eenvoudig zinnebeeld. Jezus wil, dat de geringsten Hem zullen kennen en Hem zullen gebruiken.
De deur van een schaapskooi is de eenvoudigste deur, die men zich kan denken. Jezus verwaardigt zich tot alles, zo Hij slechts zijn volk kan dienen en zalig maken.
I. De deur. In deze eenvoudige beeldspaak zien wij
1. Noodzakelijkheid. Gesteld eens, dat er geen deur was, dan zouden wij nooit hebben kunnen ingaan tot God, of tot vrede, waarheid, zaligheid, reinheid, of de hemel.
2. Enkelvoudigheid. Er is slechts één deur, laten wij, ons niet vermoeien om een andere te vinden. De zaligheid verkrijgen wij door die deur binnen te gaanen door geen andere. (Hand. 4:12).
3. Persoonlijkheid. De Here Jezus is zelf de deur. “Ik ben de deur,” zegt Hij. Geen ceremoniën, leerstellingen, belijdenissen, verrichtingen, maar de Heere zelf, ons Offer.
4. Gepastheid. Het voegt Hem om het middel van gemeenschap te zijn tussen God en de mens, daar Hij beiden in zijn Persoon verenigt, en dus beide naar de hemel en naar de aarde open is. (1 Tim. 2:5).
5. Voortdurendheid. Zijn “Ik ben” is voor alle tijden en eeuwen. (Matt. 28:20). Nog kunnen wij door Hem tot de Vader komen. (Joh. 14:6) (Hebr. 7:25).
II. Wie deze deur gebruiken.
1. Geen blote beschouwers; ook niet degenen, die slechts aankloppen, of voor de deur neerzitten; ook geen wachten, die voor de deur op en neer lopen. Zij gaan in door geloof, liefde, ervaring, gemeenschap.
2. Het zijn ook niet zekere personen, die bijzondere hoedanigheden hebben, welke hen er geschikt voor maken, zo als geslacht, rang, opvoeding, ambt of rijkdom. Er wordt niet gesproken van adellijke heeren of vrouwen; maar van “iemand.”
3. Het zijn mensen, die deze ene hoedanigheid hebben; zij “gaan in.” De personen zijn “iemand,” dat is: iemand wie het ook zij; maar het essentiële verschil ligt in het binnengaan.
Dit is bestemd om buiten te sluiten Iedere hoedanigheid, te voren verkregen, om tot ingaan geschikt te maken.
Gevoel, hetzij van vreugde of van smart, als een toebereiding ter toelating.
Werking, behalve die van in te gaan, als voorwaarde van toelating.
Men kan op een deur het woord “bijzondere ingang” schrijven, en dan zullen niet velen er ingaan.
Een deur, die duidelijk en bijzonder getekend wordt als de deur is blijkbaar bestemd om te worden gebruikt. De merkwaardige bekendmaking: “Ik ben de deur” en de bijzondere belofte, die er aan toegevoegd is, zijn de ruimste en mildste uitnodiging, die men zich denken kan.
Zo komt dan, gij, die verlangt in te gaan tot het leven!
III. De voorrechten van hen, die deze deur gebruiken.
Zij behoren aan allen, die ingaan; er wordt geen uitzondering gemaakt.
1. Behoud. “Die zal behouden worden.” Terstond, voor eeuwig, geheel en al.
2. Vrijheid. Hij “zal ingaan en uitgaan.” Dit is geen gevangenisdeur, maar de deur voor een kudde, wier Herder vrijheid schenkt.
3. Toegang. “Zal ingaan:” om te pleiten, om te schuilen, om gemeenschap te oefenen, om onderwijs te ontvangen, om te genieten.
4. Uitgang. “Hij zal uitgaan” tot dienst, tot voortgang, enz.
5. Voedsel. “En weide vinden.” Onze geestelijke spijze wordt gevonden door Christus, in Christus en rondom Christus.
Laat ons ingaan: een deur biedt een gemakkelijke toegang; wij behoeven over geen hoge muur te klimmen.
Laat ons ingaan: het is een deur voor schapen, die geen verstand hebben.
Laat ons ingaan: de deur is Jezus; wij behoeven niet bevreesd te zijn om tot Hem te naderen, want Hij is zachtmoedig en nederig van hart.