Zal het naar uw gevoelen zijn? Job 34:33 (1)
Dit vers is geschreven in aloude taal, die slechts zeer weinig wordt begrepen. Zij is daarenboven uiterst kernachtig en bondig en vandaar ook duister. De betekenis, die er door onze overzetting aan wordt gegeven, is de opsomming of samenvatting van de andere vertalingen en wij zullen ons bij voorkeur aan die vertaling houden.
I. Denken de mensen wezenlijk, dat de dingen behoren te zijn, zoals zij denken, dat zij zijn moeten.
1. Betreffende God. Hun denkbeelden omtrent Hem zijn in overeenstemming met hetgeen zij denken, dat Hij zijn moet. Maar zou Hij God kunnen zijn, indien hij was, gelijk het menselijk verstand Hem hebben wil?
2. Betreffende de voorzienigheid op een grote schaal. Zouden de mensen de geschiedenis opnieuw willen schrijven? Verbeelden zij zich, dat hun beschikkingen beter zouden zijn dan die van de oneindige wijsheid? Voor hun eigen zaken, zouden zij alles uit een zelfzuchtig oogpunt regelen. Behoort dit zo?
3. Betreffende het evangelie, hun eigen leerstellingen, voorschriften en gevolgen. Moet dit alles zijn, zoals de mens het wenst? Moet de verzoening worden uitgelaten, of de verkondiging er van gewijzigd worden naar hun smaak?
4. Betreffende de Kerk. Moeten zij hun eigen hoofd en heer zijn? Moeten hun vrijzinnige denkbeelden de goddelijke ingeving van de Schrift te niet doen?
Moeten de Doop en het Avondmaal verdraaid en verwrongen worden om hen naar de zin te zijn? Moeten grootse ceremonies van de Heere eenvoudige ordinantien ter deur uitdrijven? Moet priesterheerschappij ons geestelijk leven vernietigen. Moet onze smaak de overhand hebben over Gods geboden?
Moet het lerarenambt alleen maar bestaan voor hun bijzondere vertroosting en de vorm aannemen, die zij er aan willen geven?
II. Wat brengt hen ertoe om dit te denken?
1. Opgeblazenheid en zelfzucht.
2. Eigenwaan en hoogmoed.
3. Een mopperende geest, die met niets tevreden is.
4. Gebrek aan geloof in Christus, leidende tot twijfel aan de macht van zijn evangelie.
5. Gebrek aan liefde tot God, die het hart verbittert en er toe brengt om iets tegen te staan, alleen maar omdat de Heere het gebiedt.
III. Welk een genade is het, dat de dingen niet naar hun zin op gevoel zijn!
1. Gods heerlijkheid zou worden verdonkerd.
2. Om een enkel man de Dictator te laten delen, zouden velen moeten lijden.
3. Wij zouden, een ieder van ons, een grote verantwoordelijkheid hebben te dragen, indien wij de zaken hadden te regelen.
4. Onze verzoekingen zouden toenemen. Indien wij slaagden, zouden wij hoogmoedig worden, indien wij faalden, zouden wij wanhopig worden.
5. Onze begeerten zouden groter worden.
6. Onze zonden zouden niet worden bestraft, want nooit zouden wij de roede van de bestraffing willen dulden.
7. Er zou een algemene strijd ontstaan: want iedereen zou willen heersen en gebieden. Indien het naar uw goedvinden moet wezen, waarom niet ook naar het mijne?
IV. Laat ons die neiging tot eigenwaan tegengaan.
1. Zo’n denkbeeld is onuitvoerbaar; want de dingen kunnen nooit zijn, gelijk als zovele verschillende neigingen ze zouden wensen.
2. Het is onredelijk; want de dingen behoren niet alzo te zijn.
3. Het is onchristelijk; want zelfs Jezus Christus heeft zichzelf niet behaagd, maar riep uit: “Niet, gelijk ik wil!” (Matt. 26:39).
4. Het is Godloochenend; want het onttroont God om de nietige mens in zijn plaats te stellen.
Bid God, dat Hij uw hart neige tot zijn wil. Kweek bewondering bij uzelf aan voor de beschikkingen van God.
Bovenal, neem het evangelie aan, zoals het is en neem het thans aan.
(1) Naar de Engelse overzetting.