Zij zijn onder de wederstrevers van het licht. Job 24:13
Deze waren blijkbaar in het bezit van het licht, en dit behoort als geen klein voorrecht te worden aangemerkt, daar het een ontzettende vloek is om op de schemerende bergen om te dwalen. Toch kan ook dit voorrecht in een gelegenheid tot kwaad worden verkeerd.
De meeste van ons hebben licht ontvangen in onderscheidene vormen, zoals in onderwijs, het geweten, de rede, de openbaring, de ervaring, de Heilige Geest. De graad van het licht verschilt, maar een zekere mate ervan hebben wij allen ontvangen.
Er is in licht heerschappij, zodat het licht weerstaan, een rebellie is tegen het licht. God heeft het gegeven, om een tentoonspreiding te zijn van Hem zelf, want God is licht en Hij heeft het met een zekere mate van zijn majesteit bekleed en van macht om te oordelen.
Er is in het weerstreven van het licht een hoge mate van zonde. Het zou een deugd kunnen zijn om tegen de duisternis te rebelleren; maar wat zal men zeggen van hen, die het licht weerstaan? Van hen, die waarheid, heiligheid en kennis tegenstaan?
I. Duid deze wederstrevers aan.
Wel onderwezen personen, die gewoon waren anderen te onderwijzen en zich toch ter zijde afwendden tot kwaad dat zijn zeer snode verraders.
Kinderen van Christelijke ouders, die zondigen tegen hun eerste opvoeding en aan wie gebed en smeking, voorschrift en voorbeeld verspild zijn.
Hoorders van het woord, die willens en wetens, herhaaldelijk en met geweld hun overtuiging smoren. Mensen met een sterk zedelijk bewustzijn, die voorthollen in weerwil van de teugels van het geweten, die hen moesten terughouden.
Ontuchtige belijders, die toch rechtzinnig zijn in hun spreken, anderen veroordelen, waardoor zij ongetwijfeld hun eigen vonnis uitspreken.
II. Beschrijf de vormen van dat wederstreven.
Sommigen weigeren het licht te ontvangen, omdat zij onwillig zijn om meer te weten dan hun aangenaam is. Daarom ontzeggen zij zich de tijd om te denken, blijven zij weg van de prediking van het Woord, versmaden zij Godvruchtige lectuur, vermijden zij vrome gezelschappen, onttrekken zij zich aan bestraffing, enz.
Anderen smalen er op, en strijden ertegen, noemen het licht duisternis en de duisternis licht. Ongeloof, liederlijkheid, vervolging en dergelijke meer worden hun toevlucht en schuilplaats. Er zijn mensen, wier leven indruist tegen het licht. Dit geschiedt willens en wetens, met voorbedachte rade of door moedwillige zorgeloosheid. Weg te gaan van het licht is het te wederstreven. Uw eigen wensen te stellen tegenover de wetten van de zedelijkheid en heiligheid, dat is openlijke opstand tegen het licht. Velen laten er zich op voorstaan dat zij licht bezitten en wanen, dat kennis en een rechtzinnige geloofsbelijdenis hen zullen behouden. Velen verduisteren het voor anderen, verhinderen hun eigen werking onder de mensen, verbergen hun eigen licht onder de korenmaat, bespotten het streven van anderen, enz. Alle duisternis is een rebellie tegen het licht. Laat ons “geen gemeenschap hebben met de werken van de duisternis.”
III. Kondig de straf aan van dit wederstreven:
Het licht weggenomen.
De ogen te verliezen, zodat men het niet ziet, al is het ook tegenwoordig.
Onbegenadigd te blijven, gelijk misdadigers, die geblinddoekt worden om de doodstraf te ondergaan, evenals zij, die het licht van de Heilige Geest weerstaan.
Te zondigen met tienvoudige verzwaring van schuld; met een ontzettende moedwil van het hart.
Voor eeuwig heen te gaan naar die duisternis, die gedurende de gehele eeuwigheid in zwartheid toeneemt.
IV. Toon de dwaasheid aan van dat wederstreven.
Het licht is onze beste vriend, en het is verstandig, om er aan te gehoorzamen: het te weerstaan is onze eigen belangen tegen te staan.
Het licht triomfeert. De uilen krassen, maar de maan schijnt. Waarheid en gerechtigheid tegen te staan is nutteloos; het kan zelfs juist datgene bevorderen, dat het zoekt te verhinderen. Het licht zou leiden tot meer licht. Neem er genoegen mee, want het zal uw eigen ziel weldoen. Het licht zou ten hemel leiden, die het middelpunt is van het licht.
Het licht zou zelfs hier vrede geven en vertroosting, rust en heiligheid, en gemeenschap met God. Laat ons het licht niet weerstreven, maar volgen, waar het ons heen leidt, ja met blijdschap en vol ijver deszelfs gezegend spoor volgen.
Laat ons de bondgenoten worden van het licht en het verspreiden. Het is edel en groot om te leven als de lichtdragers van “de Heer en Gever van het Licht.” Laat ons wandelen in het licht; gelijk God in het licht is en zo zal onze persoonlijke genieting ons ondersteunen in ons levenswerk. Het licht moet ons leven zijn, zal ons leven licht zijn.