Komt, gij huis van Jakob, en laat ons wandelen in het licht van de Heere! Jes. 2:5
O dat het letterlijk “huis van Jakob” wilde wandelen in het licht van Jehovah, door Jezus te erkennen, die “de Opgang,” is “uit de hoogte!” Helaas! zij verwerpen het licht, want het deksel is nog op hun hart! Laat ons bidden voor de toebrenging van de stammen van Israel. Voorzeker! dit “zal geschieden in het laatste van de dagen.” (Jes. 2:2).
Heden zullen wij spreken van het geestelijk Israel, namelijk van hen, die heden kinderen van God zijn.
I. Hier is een uitnodiging. “Komt, en laat ons wandelen in het licht van Jehovah.”
Het is vreemd, dat het volk van Jehovah zo’n uitnodiging behoeft, want het schijnt natuurlijk, dat zij in Hem leven, in Hem zich verblijden en van Hem leren, daar Hij hun God is.
Die uitnodiging is ook daarom zo vreemd, omdat zij van de volken uitgaat tot het huis van Jakob. Het Woord van de Heere gaat uit van Jeruzalem, bekeert de volken, en keert dan weer terug tot het volk, waarvan het uitgegaan is. De parallel wordt gevonden, als de uitnodiging komt, tot diegenen van ons, die gelovigen zijn,
1. Van hen, die wij hebben onderwezen. Hoe worden wij er niet door beloond en bemoedigd, om zo’n roepstem te horen van hen, die voormaals de uitnodiging van het evangelie hebben geweigerd! Als er beweging komt onder de dorre doodsbeenderen, dan hebben wij hoop op de heerlijkste gevolgen.
2. Van pas bekeerden, die in hun brandende ijver de andere heiligen aansporen om voorwaarts te gaan, en aldus blijdschap veroorzaken, en ook op een zachte, liefelijke wijze bestraffen.
3. Van heiligen, die naar wederkerige stichting verlangen. “Komt, en laat ons.” Hier zijn bereidvaardige broederen, van wie de roepstem uitgaat tot anderen, die even bereidvaardig zijn. Gave God, dat wij meer hiervan hadden! Zulke uitnodigingen zijn gezonde tekens. Wij moesten ze zoveel mogelijk bevorderen en aanmoedigen door veel met elkaar te spreken over heilige onderwerpen.
II. Laat ons die uitnodiging aannemen.
“Laat ons wandelen in het licht van de Heere.” Geen ander licht is daarbij te vergelijken, in het bijzonder voor het eigen volk van de Heere. Jehovah moet het licht wezen van Jakob.
Geen andere wandel is zo veilig, zo vervrolijkend. Geen ander volk is zo in staat om in Gods licht te wandelen. Hun ogen zijn geopend, hun voeten versterkt, hun daden passen bij het licht.
1. In dit licht vinden wij zekerheid voor onze geest. Het verstand maakt slechts gissingen, of erkent, dat het niets weet.
Dweepzucht is verzot op dromerijen en bijgeloof. Het menselijk gezag vergist zich. De openbaring alleen is gewis, onfeilbaar, onveranderlijk. Al het andere licht is daarbij vergeleken, duisternis.
2. In dit licht vinden wij rust voor het geweten. Wij zien Jezus, zijn bloed, en de volmaakte vergeving, die er uit voortvloeit
Wij zien zijn volmaakte gerechtigheid, die ons bedekt, en ons liefelijk maakt in Gods oog.
3. In dit licht vinden wij leiding voor het oordeel. Wij zien zonde, liefde, voorzienigheid, de toekomst, enz. in haar ware kleuren, en weten hoe er mee te handelen. Wij leren de rechte weg kennen. Wij ontdekken de verborgen strikken, en worden geleid om ze te vermijden.
4. In dit licht vinden wij een verlustiging voor de ziel. In de bedoelingen van de Heere. “Verordineerd de beelden van zijn Zoon gelijkvormig te zijn.” In onze persoonlijken toestand in Christus. “Gij zijt in Hem volmaakt.” In de handelingen van onze Vader. “Wij weten, dat degenen, die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede,” enz. In de inwendige worstelingen, die ons als teken van genade, troostrijke hoop geeft. In de toekomst van dood en eeuwigheid, die ons anders zou verontrusten en benauwen.
5. In dit licht vinden wij gemeenschap voor het hart.
Wij zien God en hebben volkomen vrede.
Wij zien genade van binnen, en genieten volle verzekerdheid.
Wij zien Jezus, en zijn in bewuste eenheid met Hem.
Wij voelen de Geest van God, en zijn zijn medearbeiders.
Wij zien de heiligen, en verlustigen ons in hun genade.
Waarde hoorders, moge de Heilige Geest u leiden om in te gaan in Gods licht.
Om er in te blijven, en er rustig van dag tot dag in te wandelen.
Om er in voort te gaan, strevende naar volkomenheid.
Komt, en laat ons thans wandelen in het licht. Het schijnt voortdurend, en wij zijn de kinderen van het licht.
Hier te leven in het licht, zal ons toebereiden om het in al zijn glans en schittering te kunnen genieten, waar “het Lam het licht is.”
Olie voor de lamp.
Iemand, die naar het licht ziet bemerkt geen schaduw; iemand, die naar het licht heengaat, laat de duisternis achter zich. De mensen komen in de duisternis, omdat zij zich afwenden van het licht. Zij verbergen zich in donkere hoeken; zij begraven zich in holen, waar geen straal van de Zon van de Gerechtigheid tot hen doordringen kan; zij sluiten hun blinden, en verwonderen zich, dat zij geen licht hebben.
Een huis kan donker zijn, maar dat is de schuld niet van de zon. Een ziel kan in duisternis wezen; maar het is niet, omdat het Licht van de wereld geen stralen uitzendt. Hij, die Christus volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.” Maar indien onze werken boos zijn, dan zullen wij ons afkeren van God, en de duisternis liever hebben dan het licht, terwijl wij, gewillig zijnde om vermaand en bestraft te worden en geleid op de rechte weg, zullen bevinden, dat “het licht voor de rechtvaardige gezaaid is, en vrolijkheid voor de oprechten van hart.”
Wandelende in het licht, gelijk God in het licht is, hebben wij gemeenschap met de Vader en het bloed van Jezus Christus zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.
THE BOSTON “CHRISTIAN”