Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Mattheüs 20:28
Christus’ dood is ons rantsoen, onze losprijs. Ik denk dat het voor niemand nodig is dat ik uitleg wat een losprijs is. We kunnen het vrij goed illustreren met het oude joodse ritueel van het betalen van zoengeld. Iedere manspersoon onder de Joden behoorde God toe, en moest vrijgekocht worden. Daarvoor was een vaste prijs. De rijken hoefden niet méér te geven, de armen mochten niet minder geven. Iedere Jood betaalde de didrachmen. Dan was hij opgenomen als een van de verlosten des Heeren. Bleef hij in gebreke, dan werd hij afgesneden van de vergadering van Israël. Dat geldstuk stond in de plaats van de man: het was zijn losprijs. Hij hoefde niet te sterven; hij mocht leven als een verlost mens. Dat is nu juist wat Jezus heeft gedaan voor Zijn volk. Hij heeft voor God Zichzelf, Zijn ziel, Zijn leven overgegeven, en de dood ondergaan — in de plaats van onze ziel, onze dood, in de plaats van ons. Ieder die Christus als Borg heeft, is een verloste. Hij is een van de vrijgekochten des Heeren en zal zingend, met eeuwige blijdschap op zijn hoofd, naar Sion gaan. Maar ieder die Christus niet heeft aangenomen, blijft een niet-verloste, iemand onder de vloek, en een voorwerp van Gods toorn, in de slavernij van de satan, iemand die de straf van een totale ondergang te wachten staat. Zoals men een slaaf tegen betaling van een som gelds vrijkoopt, koopt Jezus ons vrij van de vloek der wet, waar wij van nature onder zijn, doordat Hijzelf onder de wet is gekomen. Hij heeft Zijn leven tot een losprijs gegeven.