Als u door de bergen reist en dorst krijgt, kijkt u uit naar een koel stroompje, maar de reiziger die vaak door de heuvels trekt, weet dat hij nooit moet drinken uit een van de kleine stroompjes die onafgedekt langs de bergwand loopt. Hij weet dat de blootstelling aan de hitte van de zon het water heeft opgewarmd en haar dankbare koelte en frisheid heeft weggenomen. Daarom zoekt de reiziger naar de druppel die zich vers van de rots laat vallen, of omhoog borrelt uit een bron, of zijn weg heeft gevonden onder het mos en grote stenen die zich allemaal voor het licht verborgen houden. Hij vindt het heerlijk om daar zijn dorst te lessen. Zo is het dus ook met onze genadegaven. Wanneer we ze blootstellen aan de publieke opinie, verliezen ze hun aanvaardbaarheid met de Allerhoogste God. Maar als we onszelf zo veel mogelijk weghouden van alle uiterlijk vertoon en proberen God nederig en in stilte te dienen, dan zal de Heere zich verheugen in de grote werken van Zijn eigen geliefde kinderen.