En Samuël zeide: Spreek, want Uw knecht hoort. 1 Samuël 3:10
Toen de Heere tegen het kind Samuël zei: ‘Samuël, Samuël’, was dit een onmiskenbare, persoonlijke roeping, net als die van Maria: ‘De Meester is daar en Hij roept u’, of die welke tot een andere Maria kwam, toen de Heere haar zei: ‘Maria’ – en zij zich omkeerde en zei: ‘Rabouni’, dat wil zeggen: mijn volmaakte Meester. Allen die de prediking van het Evangelie hebben gehoord, zijn in zekere zin geroepen. Het Woord van God roept iedere zondaar tot bekering en tot het vertrouwen op de Zaligmaker. Die roeping brengt echter niemand tot Christus, zolang zij niet vergezeld gaat van de bijzondere en krachtdadige roeping door de Heilige Geest. Wanneer het hart die roep hoort, geeft het gehoor. De algemene roeping van het Evangelie is als het gewone klokken van een hen, dat ze altijd laat horen als haar kuikentjes om haar heen zijn. Als er evenwel gevaar dreigt, roept ze op een heel bijzondere manier, heel anders dan normaal – en dan komen de kuikentjes aanrennen zo hard ze kunnen en kruipen veilig onder haar vleugels. Dat is de roeping die we nodig hebben: Gods bijzondere en krachtdadige roeping, die ons tot Hem roept. Als ik het kon, zou ik ieder die hier nu is, dit gebed in het hart en in de mond willen leggen: Spreek, Heere, spreek tot mij; roep mij. Als Gij die en die roept, Heere, roep mij dan met de krachtdadige roeping van Uw Heilige Geest. Het mocht U behagen me zó te roepen, dat ik, wanneer ik U hoor zeggen: ‘Zoek Mijn aangezicht’, mijn hart dan tot U mag zeggen: ‘Ik zoek Uw aangezicht, o Heere.’