Want ik weet: mijn Verlosser leeft. Job 19:25
Zeg niet: Dat is te hoog, daar kan ik niet bij. Ik heb een of twee gelovigen gekend die vrijwel nooit aan hun aandeel in Christus hebben getwijfeld. Velen van ons genieten maar weinig een heerlijke vervoering; maar aan de andere kant blijven we doorgaans bij de kalme gang in onze wandel, in eenvoud steunend op Christus, in het besef dat Zijn belofte waar is, dat Zijn verdiensten voldoende zijn, en wij behouden. De verzekerdheid van het geloof is een juweel om haar waarde, maar niet om haar zeldzaamheid. Het is het algemene voorrecht van alle gelovigen, indien ze slechts de genade bezitten om ertoe te komen: de Heilige Geest geeft die genade overvloedig. En dat zeker als Job in Arabië, in die duistere en nevelige eeuwen, toen er slechts de morgenster was, en niet de zon, toen ze maar weinig zagen en het leven en de onsterfelijkheid nog niet in het licht waren geplaatst – als Job vóór de komst en de wederkomst van Christus al kon zeggen: ‘Ik weet’, dan moeten u en ik maar niet minder stellig spreken. God verhoede dat onze stelligheid pretentie zou zijn. We moeten onszelf beproeven, en erop toezien dat onze kenmerken en blijken waar zijn, anders leggen we een ongegronde hoop. Niets kan méér verwoesting aanrichten dan wanneer we zeggen: Vrede, vrede – en er geen vrede is. O, we moeten bouwen voor de eeuwigheid, en solide bouwen. We moeten niet tevreden zijn met het fundament alléén, want vanuit de bovenste vertrekken hebben we het ruimste uitzicht. We moeten de Heere bidden dat Hij ons zal helpen om steen op steen te stapelen, totdat we bij het kijken ernaar kunnen zeggen: Ja, ik weet, ‘ik weet: mijn Verlosser leeft!’