Want ik weet: mijn Verlosser leeft. Job 19:25
Want ik weet: mijn Verlosser leeft.’ We moeten deel aan Christus krijgen voordat we ons werkelijk in Hem kunnen verheugen. Wat is honig in het bos voor me, als ik net als die verzwakte Israëlieten, er niet van mag eten? Het is de honig op mijn hand, de honig in mijn mond die mijn ogen verlicht als die van Jonathan. Het geloof van Job was sterk en stond stevig in de overtuiging dat de Verlosser de zijne was. Kunt u allen zeggen: ‘Ik weet: mijn Verlosser leeft’? De vraag is simpel, en zo gemakkelijk gesteld, maar o, wat hangt er ontzettend veel van uw antwoord af! Is hij mijn Verlosser? Ik draag u op niet te rusten en niet tevreden te zijn voordat u door het geloof kunt zeggen: Ja, ik ben Hem te voet gevallen; ik ben de Zijne en daarom is Hij de mijne. Ik weet dat zeer velen van u, bij het zien van al het andere wat u hebt en waarvan u beseft dat het niet van u is, toch kunnen zeggen: Mijn Verlosser is van mij. Hij is het enige stukje bezit dat echt van ons is. Al het andere lenen we. Het huis, de kinderen, en sterker nog: ons lichaam zelfs moeten we teruggeven aan de grote Lener. Geliefden, hebt u Christus? Misschien houdt u Hem met een zwakke hand vast, en denkt u zo half en half dat het aanmatigend is om te zeggen: Hij is mijn Verlosser. Bedenk dan echter dat als u slechts een geloof hebt als een mosterdzaadje, dit kleine beetje geloof u het recht geeft om te zeggen, en nu te zeggen: ‘Ik weet: mijn Verlosser leeft.’