Want zij hebben wind gezaaid en zullen een wervelwind maaien; het zal geen staande koren hebben, het uitspruitsel zal geen meel maken: of het misschien maakte, vreemden zullen het verslinden. Hosea 8:7
Het leven is een zaaitijd. Van alle mensen kan gezegd worden: “zij hebben gezaaid.”
Voorzichtige mensen vragen: “Wat zal de oogst wezen?” De hoop op de oogst is de blijde bemoediging van de rechtvaardigen.
De zekerheid van de oogst behoort een plechtige waarschuwing te zijn voor de goddelozen.
Het is goed om een wereldgezind leven eens ten einde toe na te gaan, opdat wij er ons voor wachten. Hier zien wij, wat het boze zaad voort zal brengen.
I. Er is een zaaien, waarvan de opbrengst schrikkelijk zal zijn. “Zij hebben wind gezaaid; en zullen een wervelwind maaien.”
Het zaaien was zorgeloos, of kwaadwillig, of veranderlijk en de oogst was van een zelfde roekeloze, onbarmhartige, gemengde natuur, doch ontzettend verveelvuldigd in kracht. De wind groeide aan tot een wervelwind.
1. Mensen, die zich overgeven aan ondeugden, “zaaien hun wilde haver” (1) en wij behoeven niet te zeggen, wat zij oogsten. De losbandigen, dronkaards, verkwisters omringen ons en wij zien, dat zij in hun persoon reeds de eerstelingen dragen van de ontzettende oogst van de overtreding.
2. Verdrukkers van volken kunnen er op rekenen, dat hun verdrukking vergolden zal worden met oproer, bloedvergieten, enz., gelijk men zien kan in de Franse revolutie en vele andere schrikkelijke voorvallen in de geschiedenis. Oorlogen leveren een ontzettende oogst op van armoede en dood. O dat ons volk toch mocht ophouden van zo te hunkeren naar krijg!
3. Onzedelijke theorieën hebben een veel wijdere strekking dan oorspronkelijk bedoeld werd. De bespiegeling was een winderig niets, maar wat er uit voort komt is een wervelwind, die alles wat opgebouwd is, omver werpt.
4. Ook ketterijen in de kerk leiden tot een kwaad, dat men niet had verwacht. Schijnbaar onbeduidende dwalingen worden hoogst verderfelijke leerstellingen. Het gebruik van een symbool ontwikkelt zich tot afgoderij. Een weinig losheid van zeden neemt toe, totdat het bepaalde zedeloosheid wordt. Kleine geschillen leiden tot verdeeldheid en wrok.
5. Het verdragen van zonde in een gezin is een vruchtbare bron van overweldigend kwaad. Zie het voorbeeld van Eli en spiegel u eraan.
6. Het verdragen van de zonde in uzelf. Het nu en dan er aan toegeven wordt gewoonte en gewoonte is als de samoem in de woestijn, voor welke alle leven sterft, en alle hoop wordt vernietigd. Geoorloofde daden zelfs kunnen tot gevaarlijke overmaat worden.
Laat niemand denken, dat hij de gevolgen van de zonde kan meten en nog veel minder beperken, hetzij voor zichzelf, zijn gezin, de Kerk of de wereld. Zijn de winden eenmaal losgebarsten, wie kan ze dan tot bedaren brengen?,
II. Er is een zaaien, waarvan het gevolg een blijkbare mislukking is. “Het zal geen staande koren hebben.”
Het zaad doet zwakke pogingen om te groeien, maar het leidt tot niets.
1. De eigenwaan wendt vergeefse pogingen aan om roem te verwerven.
2. De eigengerechtigheid streeft er naar om de zaligheid te verkrijgen, zonder te kunnen slagen.
3. De menselijke wijsheid worstelt tevergeefs om een nieuw evangelie te maken.
4. Beuzelaars en praters wenden voor nuttig te zijn voor anderen, maar dit is zinsbegocheling. Wat tot stand gebracht schijnt, zal spoedig verdwijnen. Wel aren, maar geen korrels er in.
5. Hij, die zijn leven doorbrengt zonder geloof in Christus en zonder te gehoorzamen aan zijn wil, kan wel dromen van een gelukkige toekomst, maar hij zal bedrogen uitkomen. “Geen staande koren.” Waarom leven de mensen voor dwaasheid en zijn zij verzot op ijdelheid?
III. Er is veel zaaien, waarvan de gevolgen onbevredigend zijn.
“Het uitspruitsel zal geen meel maken.”
“Het meel van de duivel is enkel zemelen,” zegt men en het is waar.
1. De mens leefde voor genot en vond er geen voldoening in.
2. Hij leefde voor de roem en vergaderde ijdelheid.
3. Hij leefde voor zichzelf en vond rampzaligheid.
4. Hij leefde door zijn eigen werken en godsdienstigheid, maar oogstte geen vrede van het hart en geen werkelijke zaligheid.
IV. Van veel zaaien is het gevolg persoonlijke teleurstelling.
“Of het misschien (meel) maakte, vreemden zullen het verslinden.”
1. De mens brengt zijn leven door als een gewoon dagloner, die veel wint voor zijn meester, maar niets voor zichzelf, en, als er geen hoger levensdoel is, is dit een armzalige uitkomst.
2. Hij vindt en verzint en begint, maar een ander heeft er het voordeel van.
3. Hij vergadert rijkdommen en weet niet, wie ze tot zich zal nemen. Zijn erfgenamen vergeten hem en wat hij gespaard en bewaard heeft, wordt door vreemdelingen zonder enige dankbaarheid verzwolgen.
Zonder God is niets wijs, of sterk, of waard om gedaan te worden.
Alleen voor God te leven is een wijs zaaien.
Moge de Heere al ons zaaien voor het vlees ten enemale verderven, opdat wij geen verderfenis maaien! (Gal. 6:8).
Moge de Here Jezus ons voorzien van goed zaad, en ons bij het zaaien zegenen! O dat ons leven Hem toegewijd mocht zijn!
Een voorval ter waarschuwing.
David Hume, de geschiedschrijver, wijsgeer en twijfelaar heeft zijn leven doorgebracht met het Woord–Gods te belasteren. In zijn laatste ogenblikken schertste hij nog met de hem omringenden, maar nu en dan waren er ogenblikken, dat hij heel neerslachtig was. “Ik ben verschrikt en verbijsterd,” schreef hij, “door de eenzaamheid, waarin mijn wijsbegeerte mij gebracht heeft. Sla ik het oog naar binnen, dan vind ik niets dan twijfel en onwetendheid. Waar ben ik en wat ben ik? Ik begin te denken, dat ik mij in de allerellendigste toestand bevind, die men zich voorstellen kan en in de diepste duisternis.”
New Cyclopoedia of anecdote.
(1) Engels spreekwoord, waarvan de betekenis is, dat men in zijn jeugd zijn hartstochten bot viert.