Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Filippenzen 4:19
Mijn God zal uw nooddruft vervullen. Deze tekst kan ook vertaald worden met: ‘Mijn God zal al uw noden tot de rand toe vullen.’ Een voorbeeld waardoor ik het best de betekenis ervan kan uitleggen, is de vrouw van wie haar kinderen door haar schuldheer verkocht dreigden te worden om de schulden van haar overleden man te betalen. Ze bezat niets dan een paar lege olieflessen. De profeet vroeg haar die flessen op een rijtje te zetten en het kleine beetje olie te halen dat nog in de kruik zat. Dat deed ze en toen zei hij tot haar: ‘Ga nu naar de buren en vraag om lege vaten, en niet weinig.’ Ze ging van de een naar de ander totdat ze haar kamer vol had staan met lege vaten. Toen zei de profeet: ‘Schenk nu in.’ Ze begon uit haar bijna lege kruik te schenken en vulde een vat, en nog een, en weer een. Ze ging door met het vullen van de olievaten totdat ze uiteindelijk tot de profeet zei: ‘Er is geen vat meer.’ Toen stond de olie stil, toen pas. Zo zal het ook met uw noden gaan. U bent er misschien wel van geschrokken dat u nu zo veel noden hebt. Wees maar blij dat u ze hebt, want er zijn net zo veel lege vaten die gevuld moeten worden. Als de vrouw maar een paar vaten geleend zou hebben, dan zou ze nooit zoveel olie hebben kunnen krijgen. Maar hoe meer lege vaten ze had, des te meer olie ze kreeg. Hoe meer noden u dus hebt, als u ze bij God brengt, des te beter, want Hij zal ze alle tot de rand toe vullen. U zult dan dankbaar zijn dat er zo veel gevuld moeten worden. Als u geen tekorten meer hebt (wanneer zal dat gebeuren?), dan zal de vervulling stilstaan, en niet eender. Wat geeft God in rijke mate aan Zijn volk! We wilden vergeving. Hij waste ons en Hij maakte ons witter dan sneeuw. We wilden kleding, want we waren naakt. Wat deed Hij toen? Gaf Hij ons een of ander oud kledingstuk? Welnee! Hij zei: ‘Breng hier voor het beste kleed, en doe het hem aan.’ De verloren zoon had het geluk dat zijn kleren gescheurd waren, want hij had toen kleding nodig en het beste kleed werd gehaald. We hebben Hem soms gevraagd ons te vertroosten, want we voelden ons zeer terneergeslagen. Maar toen de Heere ons vertroostte, heeft Hij ons met zo’n vreugde vervuld, dat we met de oude Schotse kerkvader wel wilden uitroepen: ‘Stop, Heere, stop! Het is genoeg. Ik kan niet meer vreugde verdragen, want ik ben maar een aarden vat.’