De afkerige van hart zal door zijn eigen wegen vervuld worden; en een goed mens zal verzadigd worden door zichzelf. Spreuken 14:14, Engelse vertaling
Deze tekst stelt een algemeen principe, en er wordt gezegd dat dit principe in gelijke mate geldt voor twee soorten mensen die in andere opzichten tegengesteld zijn aan elkaar. Dat algemene principe luidt: een mens wordt beïnvloed door de koers die hij volgt; want of hij nu goed is of slecht, hij ondervindt de gevolgen van zijn eigen gedrag. De afkerige en de goede mens zijn heel verschillend, maar beiden vormen een illustratie van dezelfde regel; ze raken beiden vervuld door het resultaat van hun leven.
De afkerige van hart raakt vervuld door wat in hem is, zoals dat in zijn leven zichtbaar wordt, en de goede mens raakt vervuld door wat genade in zijn ziel inplant. Het kwade zuurdesem in de afkerige doortrekt zijn hele wezen en verzuurt zijn bestaan. Anderzijds doortrekt de fontein van genade in de geheiligde gelovige zijn hele mens-zijn en loutert deze zijn gehele leven. In beide gevallen vloeit de vervulling voort uit wat in de mens is. De aard van de verzadiging komt overeen met het karakter van de mens. De volheid van de ellende van de afkerige zal een gevolg zijn van zijn eigen leven, en de volheid van de blijdschap van de goede mens ontspringt aan de liefde van God, die in zijn hart is uitgestort.
De bedoeling van dit Bijbelgedeelte wordt duidelijker als we beginnen met een voorbeeld. Neem twee stukken spons die we willen vullen. U stopt een ervan in een plas vuil water. Dan raakt hij vol, vol met dat waar hij in ligt. U stopt de andere spons in een kristalheldere stroom en ook die zal vol raken met de vloeistof waarin hij zich bevindt. De afkerige is ondergedompeld in de dode zee van zijn eigen gedrag en het pekelwater doortrekt hem. De goede man wordt als een aarden kruik neergelaten in ‘de bron van Siloam, die nabij de tempel stroomt’ en de rivier van het water des levens vult hem tot aan de rand. Een ronddwalend hart zal met smart vervuld worden. Een hart dat op de Heere vertrouwt zal verzadigd worden door blijdschap en vrede.
Of neem twee boerderijen. De ene boer zaait onkruid in zijn veld en te zijner tijd heeft hij niets anders om in zijn schuur op te slaan dan onkruid. De andere zaait tarwe en zijn graanschuren worden gevuld met kostbaar graan. Of bekijk de gelijkenis van onze Heere eens nauwkeurig. De ene bouwer plaatst zijn broze woning op het zand. Wanneer de storm woedt, is het maar al te voor de hand liggend dat het huis wordt weggevaagd. De ander legt een diep fundament onder zijn woning en stelt deze vast op de rots. Het is even vanzelfsprekend dat hij de storm met een glimlach tegemoet ziet, beschermd door zijn goedgefundeerde woning. Wat een mens door zonde of door genade is, zal de oorzaak zijn van zijn smart of van zijn verzadiging.
1. Ik zal zonder verdere inleiding op de twee karakters ingaan. Laten we eerst een poosje spreken over de afkerige. Dit is een heel ernstig onderwerp, maar het moet voor dit publiek besproken worden, aangezien het op ons allen enigermate betrekking heeft. Ik vertrouw erop dat er hier niet veel tegenwoordig zullen zijn die afkerigen zijn in de slechtste betekenis van het woord. Echter, maar heel weinigen onder ons zijn helemaal vrij van de beschuldiging dat ze sinds hun bekering op een bepaalde tijd in zekere mate zijn afgedwaald. Zelfs degenen die de Meester oprecht liefhebben dwalen soms af. We moeten allemaal waakzaam zijn, opdat er niet in iemand van ons een boos hart zij of ongeloof om af te wijken van de levende God.
Er zijn verschillende soorten mensen op wie de term ‘afkerige’ in mindere of meerdere mate van toepassing is. Zij zullen ieder in zijn eigen mate door hun eigen wegen vervuld worden.
Er zijn, ten eerste, afkerigen, zij die zich bij de kerk van Christus voegen en zich voor een tijdje gedragen alsof hun hart werkelijk veranderd is. Deze personen zijn vaak een bepaalde periode heel ijverig. Ze kunnen vooraanstaand of zelfs voortreffelijk worden in de kerk van God. Zij liepen goed, net als degenen die de apostel noemt. Op de een of andere manier echter worden ze, in de eerste plaats, gehinderd, waardoor hun tred verslapt. Daarna gaan ze treuzelen en talmen en ruilen ze de kroon van de geplaveide weg in voor de wegkant. Geleidelijk gaan ze in hun hart terug naar Egypte. En uiteindelijk, als ze een gelegenheid vinden om terug te keren, breken ze los uit alle beperkingen die hun belijdenis met zich meebrengt en verlaten ze de Heere openlijk. Werkelijk is het einde van deze mensen erger dan hun begin.
Judas is het meest sprekende voorbeeld van zo’n afkerige. Judas was een belijdend gelovige in Jezus, een volgeling van de Heere, een dienaar van het Evangelie, een apostel van Christus, de vertrouwde penningmeester van de groep apostelen. Uiteindelijk bleek hij de ‘zoon der verderfenis’, die zijn Meester voor dertig zilverlingen verkocht. Al snel werd hij door zijn eigen wegen vervuld. Door wroeging gekweld wierp hij het bloedgeld neer dat hij zo duur verdiend had, hing zichzelf op en ging naar zijn eigen plaats.
Het verhaal van Judas heeft zich steeds weer opnieuw herhaald in het leven van andere verraders. We hebben over Judas gehoord die een diaken en een ouderling was. We hebben Judas horen preken. We hebben de werken van Judas de bisschop gelezen en Judas de zendeling gezien. Judas volhardt soms vele jaren in zijn belijdenis, maar vroeg of laat komt zijn ware aard aan het licht. Zijn zonde keert terug op zijn eigen hoofd. Als hij dan geen einde aan zijn leven maakt, twijfel ik er niet aan dat hij zelfs in dit leven vaak met zo’n verschrikkelijke wroeging leeft, dat zijn ziel de verwurging verkiest boven het leven. Hij heeft de druiven van Gomorra verzameld en moet de wijn drinken. Hij heeft een bittere boom geplant en moet de vrucht ervan eten.
O mensen, dat niemand van u uw Heere en Meester zal verraden. God geve dat ik het nooit zal doen. ‘Verrader! Verrader!’ Zal dat ooit op uw voorhoofd geschreven worden? U bent in de naam van de aanbiddelijke Drie-eenheid gedoopt. U hebt de tekenen van het lichaam en het bloed van de Zaligmaker gegeten en gedronken. U hebt de liederen van Sion gezongen. U hebt onder het volk van God vooraan gestaan om te bidden. En zult u uzelf dan zo minderwaardig gedragen dat u uw Heere verraadt? Zal ooit over u gezegd worden: ‘Breng hem naar de plaats waar hij vandaan kwam, want hij is een verrader?’
Ik kan niets bedenken wat voor een soldaat oneervoller is dan om uit een regiment van de soldaten van Hare Majesteit te worden verstoten. Wat moet het dan zijn om uit de heerscharen van God geworpen te worden! Wat moet het zijn om tot een mikpunt van eeuwige schaamte en eeuwigdurende minachting gesteld te worden, omdat u de Heere opnieuw gekruisigd en openlijk te schande hebt gemaakt? Wat zal het beschamend zijn om als een afkerige van de waarheid en van heiligheid gebrandmerkt te worden, van Christus en Zijn wegen.
Het is beter nooit een belijdenis te hebben gedaan dan om haar zo beklagenswaardig verloochend te hebben dat er over ons wordt gezegd: ‘Maar hun is overkomen wat met een waar spreekwoord gezegd wordt: de hond is weergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk.’ Over zulke mensen heeft Johannes gezegd: ‘Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn.’
De benaming afkerige is ook toepasselijk op een categorie die niet zo vreselijk is maar toch uiterst treurig. Hiervan kan niet Judas, maar David als voorbeeld dienen. Ik doel op personen die in openlijke zonden vallen. Er zijn mensen die van reinheid afdalen tot een zorgeloos leven, van een zorgeloos leven tot bevrediging van het vlees, van bevrediging van het vlees in kleine zaken tot duidelijk zondige dingen en van de ene zonde tot de andere – totdat ze tot onreinheid vervallen. Zij zullen vermoeid, wenend, vernederd en met een verbroken hart terugkomen. Ze zullen in ere hersteld worden, maar ze zullen nooit zijn wat ze vroeger waren.
Hun stem zal hees zijn, net als die van David na zijn misdaad, want hij zong nooit meer zo uitbundig als in zijn vroegere dagen. In hun leven zal meer vrees en verdrukking zijn en minder vrolijkheid en blijdschap van geest. Met gebroken benen is het moeilijk reizen. Zelfs als zulke mensen weer hersteld zijn, zijn ze erg aan pijnscheuten onderhevig als er slecht weer op komst is.
Misschien richt ik me vanmorgen tot sommige van dit soort mensen. Zo ja, dan zou ik willen spreken met veel trouwe liefde. Lieve broeder, als u Jezus nu van verre volgt, zult u Hem binnenkort, net als Petrus, verloochenen. Zelfs al zult u van de Heere genade verkrijgen, dan zal de tekst toch zeker aan u vervuld worden: u zult ‘vervuld worden door uw eigen wegen.’ Destijds nam Mozes het gouden kalf, vermaalde het tot poeder en vermengde het toen met het water dat de zondige Israëlieten moesten drinken, totdat ze allen het gruis in hun mond proefden. Ongetwijfeld zal de Heere hetzelfde doen met u, als u inderdaad Zijn kind bent. Hij zal uw afgod van zonde nemen en hem tot poeder vermalen. Uw leven zal daar de komende jaren door verbitterd worden. Als de gal en alsem in de beker van het leven overheersen, zal het iets treurigs zijn om te beseffen: ‘Ik heb dit zelf door mijn beschamende dwaasheid opgeroepen. ’
O Heere, houd ons overeind en bewaar ons voor geleidelijk afvallen, opdat we niet in openlijke zonde vallen en daar een tijd in blijven liggen. Want zeker, de smart die uit een dergelijk kwaad voortkomt is even vreselijk als de dood zelf. Als David uit zijn graf kon opstaan en met zijn door verdriet gegroefde gezicht en zijn door vele zorgen gerimpelde voorhoofd voor u kon verschijnen, dan zou hij tegen u zeggen: ‘Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, opdat u geen ellende over uzelf brengt. Waak in het gebed en wees op uw hoede voor het beginsel van zonde, opdat uw beenderen niet verouderd worden in uw brullen en opdat uw sap niet wordt veranderd in zomerdroogte.’ O, pas op voor een afdwalend hart, want het zal vreselijk zijn om door uw eigen afdwalen vervuld te worden.
Maar er is nog een derde soort van afkerigen, en ik ben bang dat velen van ons hier soms bij hebben gehoord. Ik bedoel degenen die in zekere mate, ook al is het misschien maar heel kort, terugzakken vanaf een punt dat ze vroeger hebben bereikt. Misschien hoort zo’n man nauwelijks een afkerige genoemd te worden, want het is niet zijn belangrijkste karaktertrek, maar toch valt hij terug. Als hij niet even standvastig gelooft, even intens liefheeft en even ijverig dient als vroeger, dan is hij in zekere mate teruggevallen.
Elke vorm van terugval, hetzij minder of meer, is zondig en zal ons naar de mate waarin het werkelijk achteruitgang is, vervullen met onze eigen wegen. Als u slechts twee of drie distelzaden zaait, zal er niet zoveel van dat onkruid op uw boerderij zijn als wanneer u een hele zak had leeggegooid, maar toch zal er genoeg zijn en meer dan genoeg. Iedere kleine terugval, zoals mensen dat noemen, is een groot kwaad. Iedere vorm van teruggaan van God, zelfs in het hart, ook al komt het nooit tot woorden of daden, zal ons in zekere mate verdriet berokkenen.
Als de zonde volkomen van ons weggenomen zou zijn, zou het verdriet ook weg zijn. In feite zouden we dan in de hemel zijn, aangezien een staat van volmaakte heiligheid volmaakt geluk moet teweegbrengen. De zonde, in welke mate dan ook, zal zijn eigen vrucht dragen en die vruchten zullen ons zeker ongelukkig maken. Daarom is het schadelijk om af te glijden, zelfs in de geringste mate.
Laten we nu verder nadenken over de laatste twee soorten afkerigen, en de afkerige dan achter ons laten. Laten wij eerst zijn naam lezen en vervolgens zijn geschiedenis. Die zijn allebei in de tekst terug te vinden.
Zijn naam is afkerige. Het gaat hierbij niet om iemand die van de ene op de andere dag afvalt, maar om iemand die geleidelijk afglijdt, met een gemakkelijke beweging die geen inspanning kost, zachtjes, langzaam, misschien zonder dat hijzelf of iemand anders dit vermoedt. Het christelijke leven heeft veel weg van het beklimmen van een met ijs bedekte heuvel. U kunt niet omhoog glijden, nee, u moet iedere stap met een bijl uithakken. Alleen met voortdurend hakken en afbrokkelen kunt u enigszins vorderen. U hebt een gids nodig om u te helpen. U bent niet veilig tenzij u met een touw aan de gids verbonden bent, want u zou in een gletsjerspleet kunnen glijden.
Niemand glijdt ooit naar boven, maar als er geen grote zorg aan besteed wordt, zullen mensen naar beneden glijden, terugglijden, of anders gezegd teruggaan. Dit gebeurt heel gemakkelijk. Als u wilt weten hoe u terug moet glijden, is het antwoord: ga niet langer vooruit en u zult terugglijden. Stop met naar boven gaan en u zult noodzakelijkerwijs naar beneden gaan, want stilstaan kunt u nooit. Om ons tot afglijden te brengen, handelt satan met ons zoals ingenieurs met een weg langs een berghelling. Als ze die weg van de bergtop rechtstreeks naar de vallei er ver onder willen laten lopen, overwegen ze nooit de weg stijl de afgrond in te laten lopen of rechtstreeks langs de rotshelling. Zo’n weg zou niemand ooit gebruiken. Nee, de wegenbouwers banen zich slingerend en draaiend een pad. Kijk, het spoor daalt heel geleidelijk naar rechts, u kunt nauwelijks zien dat het naar beneden loopt.
Dan draait het met een kleine helling naar links en zo, door nu eens deze en dan weer die kant op te gaan, bevindt de reiziger zich uiteindelijk in de vallei beneden. Op deze manier haalt de listige vijand van zielen heiligen vanuit hun hoge plaatsen naar omlaag. Wanneer hij een goed mens omlaag haalt, is het gewoonlijk stapsgewijs. Nu en dan wordt een christenmens door een plotselinge gelegenheid en een sterke verleiding in één ogenblik rechtstreeks van het hoogste punt van de tempel in de kerker van de wanhoop geworpen, maar dat gebeurt niet vaak. Langzame achteruitgang is de techniek waarvan de duivel het meest houdt en hij hanteert deze met ongelooflijke vaardigheid. De ziel weet nauwelijks dat hij terugzakt. Hij schijnt hetzelfde niveau te handhaven, maar weldra is hij ver beneden de grenslijn van vrede en toewijding.
Onze geliefde broeder dr. Arnot van de Free Church maakt dit heel mooi duidelijk met het voorbeeld van een weegschaal. Aan de ene kant is de zware schaal, vol zaadjes, en de andere schaal hangt hoog in de lucht. Op een morgen verbaast het u erg dat de schaal die eerst het zwaarst was, nu het hoogst hangt, terwijl de andere naar omlaag is gegaan. U begrijpt het niet, totdat u ontdekt dat bepaalde kleine insecten de zaadjes stilletjes een voor een hebben verplaatst. Eerst gaf dat geen zichtbare verandering. Geleidelijk kwam er wat beweging; uiteindelijk werd er nog één klein zaadje verplaatst, waarna de weegschaal in één ogenblik doorsloeg naar de andere kant.
Op deze manier kan het evenwicht van de ziel van een mens worden aangetast en alles worden voorbereid voor die ene verzoeking waardoor de noodlottige omslag komt en de mens een openlijke overtreder wordt. Ogenschijnlijk onbelangrijke krachten kunnen geleidelijk onze kracht van de goede naar de verkeerde kant ombuigen, met kleine korreltjes tegelijk, totdat uiteindelijk de balans in het werkelijke leven omslaat en we niet meer tot de zichtbare heiligen van God gerekend kunnen worden.
Bekijk de naam van deze man nogmaals. Hij is een afkerige, maar waarvan? Hij is een man die de zoetheid van de dingen van God kent en zich er toch niet langer mee voedt. Hij is iemand die het voorrecht gehad heeft aan de tafel van de Heere zelf bediend te worden. Toch verlaat hij zijn eervolle plaats, valt terug van de dingen die hij gevoeld, gesmaakt en getast heeft en waarin hij zich verheugd heeft – dingen die de kostbare gaven van God zijn. Hij is gevallen uit de toestand die hem op aarde de hemel deed genieten. Hij is afgevallen van de liefde van Hem Die hem met Zijn bloed gekocht heeft.
Hij valt af van de wonden van Christus, van de woorden van de eeuwige Geest, van de kroon des levens die hem te wachten staat en van een vertrouwelijke omgang met God, waarom de engelen hem benijden. Was hij niet zo hoog bevoorrecht geweest, dan had hij niet zo laag kunnen vallen. O dwaze en trage van hart, om van welvaart tot armoede te vervallen, van gezondheid tot ziekte, van vrijheid tot slavernij, van licht tot duisternis, van de liefde van God, het blijven in Christus en gemeenschap met de Heilige Geest tot lauwheid, wereldsgezindheid en zonde.
De tekst echter geeft de naam van de man uitgebreider: de afkerige van hart. Nu is het hart de bron van het kwaad. Een man hoeft niet in zijn daden een afkerige te zijn om toch deze tekst in zich vervuld te hebben, hij hoeft alleen een afkerige van hart te zijn. Alle terugval begint vanbinnen, begint ermee dat het hart lauw wordt en de liefde van Christus minder krachtig in de ziel. Misschien denkt u dat zolang de terugval beperkt blijft tot het hart, het niet veel uitmaakt. Maar denk eens even over het volgende na en u zult inzien dat u zich vergist. Als u naar uw dokter ging en zei: ‘Meneer, ik voel een hevige pijn in mijn lichaam’, zou het u dan troosten als hij zei: ‘Uw lijden houdt geen verband met een specifieke plek in uw lichaam. Het komt volledig voort uit een ziekte van het hart’?
Zou u dan niet veel ongeruster zijn dan eerst? Een geval is inderdaad ernstig als het met het hart te maken heeft. Het hart is moeilijk te bereiken en moeilijk te begrijpen. Bovendien heeft het zoveel invloed op de rest van het lichaam en zo’n groot vermogen om alle delen van het lichaam te beschadigen, dat een hartkwaal een beschadiging is van een vitaal orgaan, een bederf van de levensbronnen. Het betekent een wond die duizend wonden omvat, een ingewikkelde aantasting van alle lichaamsdelen in één klap. Let dan goed op uw harten en bid: ‘Och, Heere, reinig de verborgen delen van onze geest en bewaar ons voor Uw eeuwige koninkrijk en heerlijkheid!’
Laten we nu de geschiedenis van deze man lezen. ‘Hij zal door zijn eigen wegen vervuld worden.’ Hieruit is duidelijk dat hij vervalt tot wegen van zichzelf. Toen hij in een goede toestand was, volgde hij de wegen van de Heere en Hij gaf hem de begeerte van zijn hart. Maar nu heeft hij eigen wegen, waaraan hij de voorkeur geeft boven de wegen van God. En wat komt er van deze verdorvenheid? Is hij voorspoedig? Nee, al snel is hij door zijn eigen wegen vervuld. We zullen zien wat dit betekent.
De eerste manier waarop zijn eigen wegen hem vervullen, is dat hij volledig opgaat in zijn vleselijke bezigheden. Hij heeft niet veel tijd om aan de godsdienst te besteden. Andere dingen vragen zijn aandacht. Als u met hem over de diepzinnige dingen van God spreekt, wordt hij u moe. Zelfs over de dagelijkse godsdienstplichten bekommert hij zich niet erg, behalve als er een kerkdienst is. Hij heeft zijn bedrijf om op te letten, hij moet erop uit voor een etentje, of er komen een paar vrienden om de avond met hem door te brengen. In ieder geval, zijn antwoord aan u is: ‘Ik bid u, houd mij voor verontschuldigd.’
Welnu, dit bezig zijn met kleinigheden is altijd schadelijk. Immers, als de ziel vol kaf is, is er geen ruimte over voor koren. Als heel uw geest door lichtzinnigheden in beslag wordt genomen, kunnen de gewichtige zaken van de eeuwigheid niet binnenkomen. Veel belijdende christenen besteden veel te veel tijd aan vermaken die zij ontspanning noemen, maar die naar ik vrees vooral schadelijk uitwerken. De genoegens, zorgen, bezigheden en idealen van de wereld groeien aan in het hart als ze er eenmaal binnenkomen, en geleidelijk vervullen ze het geheel. Net als de jonge koekoek in het nest van de mus groeit de wereldsgezindheid almaar door en doet ze haar best om de ware eigenaar uit het hart te werpen. Waar uw ziel ook vol van is, als hij niet vol van Christus is, is het een slechte zaak.
Over het algemeen gaan afkerigen vervolgens een stap verder en worden ze vervuld door hun eigen wegen doordat ze trots beginnen te worden op hun toestand. Ze beginnen te roemen in hun schande. Niet dat ze in hun hart werkelijk verzadigd zijn, integendeel, ze vermoeden dat de dingen niet helemaal zijn zoals ze behoren te zijn. Daarom houden ze zich groot en proberen ze zichzelf en anderen te bedriegen. Het is nogal gevaarlijk om hun iets over hun fouten te vertellen, want ze zullen uw berisping niet aanvaarden. Ze zullen zich verdedigen en u zelfs aanvallen. Ze zullen zeggen: ‘Jullie zijn allemaal puriteins, streng en rechtlijnig en jullie manier van doen is eerder schadelijk dan goed.’ Zij zouden hun kinderen niet opvoeden zoals u de uwe, zeggen ze.
Ze hebben een heel grote mond omdat hun harten leeg zijn. Ze spreken heel luid om zichzelf te verdedigen omdat hun geweten vanbinnen erg tekeergaat. Over zondig vermaak zeggen ze dat de boog niet altijd gespannen kan zijn. Gierigheid is wat hen betreft voorzichtigheid, hebzucht zuinigheid en oneerlijkheid slimheid. Het is ontzettend om te bedenken dat mensen die beter weten zichzelf op deze manier proberen te verontschuldigen. In het algemeen is iemand die een zondige praktijk het warmst verdedigt degene die er de meeste gewetenswroeging over heeft. Hij weet zelf dat hij niet leeft zoals hij behoort, maar hij wil het alleen nog niet toegeven, en zo mogelijk geeft hij helemaal niet toe. Hij is vervuld door zijn eigen weg, in die zin dat hij er op een zelfgenoegzame manier over pocht.
Binnenkort bereikt deze vervulling een andere fase. Want als de afkerige uiteindelijk toch een begenadigd mens is, zal hij gekastijd worden, en dat met een roede die hijzelf heeft gemaakt. Er verstrijkt een aanzienlijke periode voordat je brood kunt eten waarvoor je het koren zelf hebt verbouwd. De grond moet geploegd en bezaaid worden. Het koren moet opkomen, rijpen, geoogst en gedorst worden en in de molen gemalen. Dan moet het meel gekneed worden en in de oven gebakken. Uiteindelijk komt het brood op tafel en wordt het gegeten. Op dezelfde manier moet de afkerige de vrucht van zijn eigen wegen eten. ‘Dwaalt niet, God laat zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien.’
Kijk nu naar de afkerige die de vruchten van zijn eigen wegen eet. Hij verwaarloosde het gebed. Als hij probeert te bidden, kan hij het niet. Zijn vermogen om te verlangen, om gevoelig te zijn, om te geloven en om te smeken is verdwenen. Hij knielt een poosje, maar hij kan niet bidden. De Geest der gebeden is bedroefd en komt zijn zwakheden niet langer te hulp. Hij pakt zijn Bijbel en begint een hoofdstuk te lezen. Maar hij heeft Gods Woord zolang veronachtzaamd dat hij het meer ziet als een dode letter dan als een levende stem, ook al was het voordat hij een afkerige werd altijd een dierbaar boek.
Ook de predikant is veranderd. Hij hoorde hem altijd met veel genoegen, maar nu heeft de arme prediker – zo denkt de afkerige – al zijn vroegere kracht verloren. Andere mensen vinden dit niet; in de kerk is het nog steeds even druk, er worden nog evenveel heiligen opgebouwd en zondaars gered als vroeger. Maar de dwalende van hart begon kritisch te worden en nu zit hij vast in die gewoonte en bekritiseert hij alles, terwijl hij zich nooit met de waarheid voedt.
Net als een krankzinnige aan tafel steekt hij zijn vork in een stukje, steekt het omhoog, kijkt ernaar, ontdekt dat er iets mis mee is en gooit het op de vloer. Ook gedraagt hij zich niet beter ten aanzien van de heiligen in wier gezelschap hij zich eens verheugde. Zij zijn vervelend gezelschap en hij mijdt hen. Van al de dingen die zijn geestelijk leven beïnvloeden, is hij moe. Hij heeft ermee gespeeld, en nu kan hij er niet meer van genieten. Hoor hem zingen, of liever gezegd zuchten:
Ik weet dat uw heiligen vertroost worden,
en uw gebedshuis liefhebben.
Ik ga soms ook waar anderen gaan,
maar vind daar geen troost.
Hoe kan het ook anders? Hij drinkt water uit zijn eigen kruik en eet het brood waarvan hij enkele jaren geleden de zaadjes zaaide. Hij ondervindt de gevolgen van zijn eigen gedrag.
Ook in een ander opzicht brengt zijn gedrag kastijding voort. Hij was heel werelds en gaf vrolijke feestjes. Z’n dochters groeiden op en deden hem verdriet met hun gedrag. Hijzelf ging zondigen, en wat heeft hij nu te zeggen, nu zijn zoons zijn voorbeeld volgen? Kan het hem ook maar enigszins verbazen? Kijk naar het geval van David. David viel in een grote zonde en al snel wedijverde zijn zoon Amnon met hem in ongerechtigheid. Hij vermoordde Uria de Hethiet, en Absalom vermoordde zijn broeder Amnon. Hij kwam in opstand tegen God en ziedaar, Absalom verhief de standaard van de opstand tegen hem.
David verstoorde de relaties binnen andermans gezin op een schandelijke manier, en zie hoe vervolgens zijn eigen familie werd verscheurd en nooit meer in vrede hersteld. Daarom moest hij zelfs toen hij op zijn sterfbed lag zeggen: ‘Mijn huis is zo niet bij God.’ Hij werd vervuld door zijn eigen wegen. Zo zal het altijd gaan, zelfs als de zonde vergeten is. Als u of een duif of een raaf vanuit de ark van uw ziel hebt uitgezonden, zal deze precies zoals u hem weggezonden hebt naar u terugkeren. Moge God ons behoeden voor afval, opdat de aangename loop van ons leven niet verandert in een woeste stroom van rampspoed.
De vierde fase wordt, God zij geprezen, uiteindelijk door begenadigde mannen en vrouwen bereikt. En wat een genade is het dat zij die ooit bereiken! Uiteindelijk worden zij op een andere manier door hun eigen wegen vervuld, namelijk oververzadigd en onvoldaan, ellendig en ontevreden. Zij zochten de wereld en zij kregen hem, maar nu heeft ze alle bekoring voor hen verloren. Ze gingen achter andere minnaars aan, maar deze bedriegers hebben hen verraden. Ze wringen hun handen en zeggen: ‘Ik zal heengaan en tot mijn vorige man weerkeren, want toen was mij beter dan nu.’ Velen die op een afstand van Jezus Christus leven, kunnen het ten slotte niet langer uithouden. Ze kunnen niet gelukkig zijn totdat ze terugkeren. Hoor hen roepen met de woorden van Psalm 51: ‘Geef mij weder de vreugde uws heils; en de vrijmoedige geest ondersteune mij.’
Ik zeg u echter, zij kunnen niet heel gemakkelijk teruggaan. Het is moeilijk om op uw schreden terug te keren van terugvallen, zelfs al is het maar in geringe mate. Maar terugkeren van grote afwijkingen is echt moeilijk, veel moeilijker dan voor de eerste keer die weg te bewandelen. Als het geestelijk lijden van sommige terugkerende afkerigen beschreven zou kunnen worden en op betrouwbare wijze bekendgemaakt, dan geloof ik dat dit u zou verbazen en dat het verschrikkelijker zou zijn om erover te lezen dan over al de kwellingen van de inquisitie.
Aan welke kwellingen is een mens onderhevig die ontrouw geworden is aan zijn verbond met God! Wat voor vuren hebben gebrand in de ziel van hen die Christus en Zijn zaak ontrouw waren! In wat voor kerkers, in wat voor grimmige en donkere ondergrondse gevangenissen hebben de heiligen van God gelegen die naar een weide naast de hoofdweg zijn afgeweken in plaats van op de heerbaan van de Koning te blijven. Hun zuchten en steunen, waarvoor ze uiteindelijk geleerd hebben dankbaar te zijn, zijn jammerlijk en verschrikkelijk om naar te luisteren. Zij leren ons dat wie zondigt pijn moet lijden, en dat dit in het bijzonder geldt voor een kind van God. De Heere heeft immers over Zijn volk gezegd: ‘Uit alle geslachten des aardbodems heb Ik ulieden alleen gekend, daarom zal Ik al uw ongerechtigheden over ulieden bezoeken.’
Wie er ook zonder kastijding mag leven, een kind van God nooit. De Heere zal Zijn tegenstanders duizend dingen laten doen zonder hen in dit leven te straffen, aangezien Hij de wraak voor hen voor het komende leven bewaart. Maar wat Zijn eigen kinderen betreft, zij kunnen niet zondigen zonder met striemen te worden bezocht. Geliefde vrienden, laat iedereen onmiddellijk naar het kruis gaan vanuit de vrees dat we anders afkerigen zouden zijn.
Kom, laten wij met berouwvolle harten
naar de Heere onze God Terugkeren.
Onze God is genadig en zal de boetvaardige
niet eindeloos laten treuren.
Laten wij iedere mate en vorm van afvallen belijden, ieder afzwerven van het hart, iedere achteruitgang van liefde, iedere wankeling van het geloof, iedere verslapping van de ijver, iedere afstomping van verlangens, ieder gebrek aan vertrouwen. Zie, de Heere zegt tot ons: ‘Keer weder’, laten we daarom wederkeren. Zelfs als wij geen afkerigen zijn, zal het ons geen kwaad doen om als boetelingen naar het kruis te komen; ja, het is goed om daar voor altijd te blijven. O Geest van de levende God, bewaar ons al onze dagen in een toestand van gelovige boetvaardigheid.
2. Ik heb nog maar weinig tijd voor het tweede deel van mijn tekst. Verontschuldig me daarom als ik niet probeer er heel diep op in te gaan. Zoals voor de afkerige geldt dat hij uiteindelijk verzadigd wordt door wat in hem is en door zijn verdorvenheid, zo geldt het ook voor de christen dat hij door het nastreven van de paden der gerechtigheid en de weg van het geloof wordt vervuld en tevredengesteld. Dat wat genade in hem heeft geplant, verzadigt hem te zijner tijd.
Hier hebben we dan de naam en de geschiedenis van de goede mens. Let allereerst op zijn naam. Het is heel opmerkelijk dat als u de naam van een afkerige roept, hij daar gewoonlijk niet op zal reageren. Zo ook zal een goed mens niet de titel erkennen die hem wordt toegeschreven. Waar is de goede mens? Weet dat iedereen hier wiens verhouding tot God goed is. deze vraag zal beantwoorden door te zeggen: ‘Niemand is goed dan Eén, namelijk God.’ De goede mens zal ook vragen stellen bij mijn tekst en zeggen: ‘Ik kan me niet tevreden voelen met mezelf.’ Nee, beste vriend, maar denk erom dat u de woorden goed leest. Er staat niet: ‘verzadigd met zichzelf.’
Nooit was een werkelijk goed mens ooit zelfvoldaan. Als mensen spreken alsof ze zelfvoldaan zijn is het tijd om eraan te twijfelen of ze veel over de zaak weten. Alle goede mensen die ik ooit ontmoet heb, verlangden er altijd naar om beter te zijn. Zij verlangden naar iets hogers dan wat ze tot nu toe bereikt hebben. Zij wilden niet van zichzelf vinden dat ze verzadigd waren en zij waren zeker op geen enkele manier zelfvoldaan.
De tekst zegt niet dat ze dit zijn, maar hij zegt iets dat er zodanig op lijkt dat we zorgvuldig moeten lezen. Welnu, als ik vanmorgen lijk te beweren dat een goed mens bij zichzelf naar binnen kijkt en helemaal tevreden is met wat hij daar vindt, laat me dan alstublieft onmiddellijk zeggen dat ik niets van die aard bedoel. Ik wil graag precies zeggen wat de tekst bedoelt, maar ik weet niet helemaal of me dit zal lukken, tenzij u me wilt helpen door me niet verkeerd te begrijpen, ook al zou de sterke verleiding bestaan om dit wel te doen.
Hier is de geschiedenis van de goede mens, hij wordt ‘verzadigd door zichzelf.’ Maar eerst moet ik zijn naam opnieuw lezen, hoewel hij die niet op zichzelf van toepassing acht, want waar is hij goed voor? Hij zegt: ‘Nergens voor.’ In werkelijkheid echter is hij goed voor veel wanneer de Heere hem gebruikt. Denk eraan dat hij goed is omdat de Heere hem herschapen heeft door de Heilige Geest. Is dat niet goed wat God maakt? Toen Hij eerst de natuur schiep, zei Hij over alle dingen dat ze goed waren. Hoe konden ze anders zijn, aangezien Hij ze maakte? Zo zijn in de nieuwe schepping een nieuw hart en een oprechte geest van God afkomstig en dus moeten ze goed zijn. Waar er genade in het hart is, is de genade goed en maakt deze het hart goed. Een mens die de gerechtigheid van Jezus en de inwoning van de Heilige Geest heeft, is goed in de ogen van God.
Een goed mens staat aan de kant van het goede. Als ik zou vragen: ‘Wie staat er aan de kant van het goede?’ dan zouden we die vraag niet ontwijken. Nee, we zouden naar voren stappen en zeggen: ‘Dat ben ik. Ik ben niet helemaal zoals ik hoor te zijn of zoals ik wil zijn, maar ik sta aan de kant van gerechtigheid, waarheid en heiligheid. Ik zou willen leven om het goede te bevorderen en zelfs liever sterven dan een verdediger van het kwade te worden.’ En wat is de mens die het goede liefheeft? Is hij kwaad? Dat weet ik niet. Hij die werkelijk houdt van wat goed is, moet in zeker opzicht zelf goed zijn.
Wie is hij die ernaar streeft om goed te zijn, die over zijn gebreken kermt en zucht en zijn dagelijkse leven volgens de wetten van God inricht? Is hij niet een van de beste mensen van de wereld? Zonder eigengerechtigheid vertrouw ik erop dat de genade van God sommigen van ons in dit opzicht goed gemaakt heeft, want wat de Geest van God gemaakt heeft is goed. En als we in Christus Jezus nieuwe schepselen zijn, kunnen we Salomo niet tegenspreken, noch kritiek hebben op de Bijbel wanneer die dit soort mensen goed noemt, ook al durven we onszelf niet goed te noemen.
Welnu, de geschiedenis van een goed mens is deze: ‘Hij is verzadigd door zichzelf.’ Dat betekent ten eerste dat hij onafhankelijk is van uitwendige omstandigheden. Hij ontleent geen verzadiging aan zijn geboorte, aanzien of eigendommen, maar wat hem met verzadiging vervult, is binnen hemzelf. Ons lied zegt het zo terecht:
Ik hoef er niet op uit te gaan voor genoegens.
Ik heb thuis een feest.
Mijn zuchten zijn veranderd in gezangen, mijn
hart zwerft niet meer rond.
Vanboven af is de gezegende duif in mijn borst
gekomen, om van Uw eeuwige liefde te
getuigen en mijn geest rust te geven.
Andere mensen brengen muziek van buitenshuis als ze die hebben, maar in het gemoed van een begenadigd mens leeft een kleine vogel die melodieus voor hem zingt. Hij heeft in zijn eigen tuin een bloem geuriger dan één die hij op de markt zou kunnen kopen of in het paleis van de koning zou kunnen vinden. Hij is misschien arm, maar toch zou hij zijn aandeel in het koninkrijk der hemelen niet willen ruilen voor al de grootsheid van de rijken.
Zijn vreugde en vrede zijn zelfs niet afhankelijk van de gezondheid van zijn lichaam. Hij is dikwijls gezond naar de ziel als hij ziek is naar het lichaam. Hij heeft regelmatig veel pijn, terwijl hij tegelijkertijd toch volmaakt verzadigd is. Hij mag misschien aan een ongeneeslijke kwaal lijden, waarvan hij weet dat die zijn leven zal bekorten en uiteindelijk beëindigen, maar hij kijkt om voldoening te vinden niet naar dit armzalige leven. Hij draagt dat in zich wat onsterfelijke vreugde schept. De liefde van God die door de Heilige Geest in zijn ziel wordt uitgestort, verspreidt een geur die zoeter is dan die van de bloemen van het paradijs. Deze tekst wordt deels waargemaakt in het feit dat de goede mens onafhankelijk is van zijn omgeving.
En hij is ook onafhankelijk van de lof van anderen. De afkerige blijft zich gemakkelijk voelen omdat de predikant en omdat christelijke vrienden goed over hem denken, maar de oprechte christen die dicht bij God leeft, geeft weinig om het oordeel van mensen. Wat andere mensen van hem denken is voor hem niet het belangrijkst. Hij weet zeker dat hij een kind van God is. Hij weet dat hij kan zeggen: ‘Abba, Vader.’ Hij roemt erin dat voor hem het leven Christus is en het sterven gewin. Daarom heeft hij de bevestiging van anderen niet nodig om zijn vertrouwen in stand te houden. Hij gaat zelfstandig voorwaarts en hoeft niet, zoals een zwak kind, in andermans armen gedragen te worden. Hij weet in Wie hij geloofd heeft en zijn hart rust in Jezus. Op deze manier wordt hij verzadigd, niet door andere mensen of door hun oordeel, maar ‘door zichzelf.’
Verder wordt de christen verzadigd door de bron van het opspringende water des levens, die de Heere in hem heeft geplaatst. Daar, broeders, op de eeuwigdurende heuvels is het goddelijke reservoir van algenoegzame genade en hier beneden in onze borst is een bron die opspringt tot in het eeuwige leven. In sommigen van ons welt hij nu al vijfentwintig jaar op, maar waarom is dat zo? Het grote geheim is dat er een ongebroken verbinding bestaat tussen de kleine bron in de vernieuwde inborst en die enorme ondoorgrondelijke fontein van God. Als gevolg daarvan laat de bron het in de zomer nooit afweten en in de winter stroomt hij gestadig door.
En als u me nu vraagt of ik ontevreden ben met de bron in mijn ziel die door de algenoegzaamheid van God gevoed wordt, dan antwoord ik: Nee, dat ben ik niet. Als u op enigerlei wijze de verbinding tussen mijn ziel en mijn Heere zou kunnen verbreken, dan zou ik volledig wanhopen. Maar zolang niemand mij kan scheiden van de liefde van God, die in Christus Jezus onze Heere is, ben ik tevreden en gerust. Net als Nafthali zijn we ‘verzadigd met goedgunstigheid en vol van de zegen des Heeren.’
Er is geloof in het hart van de goede mens en hij wordt verzadigd door wat het geloof hem brengt, want het geeft hem de volmaakte vergeving van zijn zonde. Het geloof brengt hem dichter bij Christus. Het geloof brengt hem aanneming in het huisgezin van God. Het geloof verzekert hem van de overwinning over verzoekingen. Het geloof voorziet hem van alles wat hij nodig heeft. Hij bemerkt dat hij door te geloven dagelijks al de zegeningen van het verbond kan genieten. Wel mag hij door zo’n verrijkende genade verzadigd worden. De rechtvaardige zal door het geloof leven.
Naast het geloof heeft hij nog een verzadigende genade: de hoop. Deze openbaart hem de komende wereld en geeft hem de zekerheid dat als hij in slaap valt, hij in Jezus zal inslapen en dat als hij wakker wordt hij naar het beeld van Christus zal opstaan. De hoop doet hem zich verheugen in de belofte dat zijn lichaam zal opstaan en dat hij in zijn vlees God zal zien. Zijn hoop zet de paar’len poorten wijd voor hem open, laat de straten van goud zien en doet hem de muziek van de hemelse harpspelers horen. Hier kan een mens zeker diep door verzadigd worden.
Het godvrezende hart wordt ook verzadigd door wat de liefde hem brengt. Want de liefde lijkt weliswaar slechts een zachtaardige dienstmaagd, maar ze is sterk als een reus en wordt in sommige opzichten de krachtigste van al de genadegaven. De liefde opent zichzelf eerst helemaal, zoals de bloemen in de zonneschijn, en ze drinkt de liefde van God in. Dan verheugt ze zich in God en begint te zingen: ‘Ik ben zo blij dat Jezus van me houdt.’
Zij houdt van Jezus. Er is zulk een uitwisseling van vreugde tussen de liefde van haar ziel jegens Christus en de liefde van Christus jegens haar, dat de hemel zelf nauwelijks zoeter kan zijn. Wie deze diepe, verborgen liefde leerde kennen, zal daardoor meer dan verzadigd zijn. Zijn hart zal verwijd moeten worden om de gelukzaligheid te bevatten die zij voortbrengt. De liefde van Christus wordt gekend, maar toch gaat zij de kennis te boven. Zij verzadigt de hele mens, zodat er geen ruimte over is voor de afgodische liefde voor het schepsel. Hij wordt door zichzelf verzadigd en verlangt geen andere vreugde.
Geliefden, wanneer de goede mens er door goddelijke genade toe in staat wordt gesteld om in gehoorzaamheid aan God te leven, moet hij, als een noodzakelijk gevolg hiervan, vrede in zijn gemoed genieten. Zijn hoop is alleen op Jezus gericht, maar een leven dat bewijst dat hij de zaligheid bezit, brengt hem veel goede dingen. Wie het juk van Christus op zich neemt en van Hem leert, vindt rust voor zijn ziel. Als wij Zijn geboden houden, genieten wij bewust van Zijn liefde. Dit zouden we niet kunnen doen als we in ongehoorzaamheid aan Zijn wil zouden leven. Te weten dat u vanuit een zuiver motief gehandeld hebt, te weten dat u het goede gedaan hebt, is een belangrijk middel om volledig verzadigd te worden.
Wat doet de ontevreden frons van vijanden of de vooringenomenheid van vrienden ertoe, als vanbinnen het getuigenis van een goed geweten klinkt? We durven niet op onze eigen werken te vertrouwen, noch hebben hier enig verlangen of enige noodzaak toe gehad, want onze Heere Jezus heeft ons voor eeuwig verlost. En toch: ‘Want onze roem is deze, namelijk de getuigenis van ons geweten, dat wij in eenvoudigheid en oprechtheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods in de wereld verkeerd hebben.’
Als de christen een goed soldaat van Christus wil zijn, moet hij ononderbroken gemeenschap met Jezus, zijn Heere, onderhouden. Als zijn gemeenschap verbroken wordt, zal zijn verzadiging verdwijnen. Als Jezus in ons is, zullen we vanbinnen verzadigd zijn, maar ook alleen dan. Wordt onze gemeenschap met Hem onderhouden, en dat kan van dag tot dag, van maand tot maand en van jaar tot jaar ondervonden worden (en waarom zou hij uiteindelijk ooit onderbroken moeten worden?), dan zal de verzadiging voortduren en de ziel zal voortdurend zelfs boordevol zijn met de gelukzaligheid die God alleen kan geven. Als wij door de Heilige Geest overvloedig gemaakt worden in goede werken of geduldig in het lijden, als, in één woord gezegd, wij onszelf volledig aan God onderwerpen, dan zullen we merken dat er een volheid van genade in ons wordt geplant.
Een vijand vergeleek sommigen van ons met gebroken vaten, en we mogen deze omschrijving nederig aanvaarden. We vinden het moeilijk om goede dingen vast te houden. Zij vloeien uit onze lekkende kruiken weg. Maar ik zal u vertellen hoe een gebroken kruik voortdurend vol gehouden kan worden. Leg hem op de bodem van een altijd stromende rivier en hij moet vol zijn. Dus zelfs al zijn we lek en gebroken, wanneer we in de liefde van Christus blijven, zullen we met Zijn volheid vervuld zijn. Zo’n ervaring is mogelijk. We kunnen ‘gedompeld zijn in de diepste zee van de Godheid, en verloren zijn in Zijn onmetelijkheid.’
Dan zullen we vol zijn, vol tot overlopens toe. Zoals de psalmist zegt: ‘Mijn beker is overvloeiende.’ De man die in Gods wegen wandelt, door gehoorzaam geheel op Christus te rusten, door voor al zijn behoeften naar de grote eeuwige reservoirs op te zien, dat is de man die vervuld zal zijn, vervuld met precies die dingen die hij voor zichzelf gekozen heeft, vervuld met de dingen die zijn dagelijkse vreugde en verlangen zijn. Wel mag de getrouwe gelovige vervuld zijn, want hij heeft de eeuwigheid om hem te vervullen. De Heere heeft hem liefgehad met een eeuwige liefde. Daar is de eeuwigheid die al voorbij is: ‘Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijn verbond zal van u niet wijken.’
En daar is de eeuwigheid die nog komt. Hij heeft oneindigheid, ja hij heeft de Oneindige zelf, want de Vader is Zijn Vader, de Zoon is Zijn Zaligmaker, de Geest van God woont in hem. De Drie-eenheid kan het hart van deze mens wel vervullen. De gelovige heeft de almacht om hem te vervullen, want alle macht is aan Christus gegeven en van die kracht zal Christus ons geven naar dat wij het nodig hebben. Door in Christus te leven en Hem van dag tot dag aan te hangen, geliefden, zullen we een ‘vrede met God hebben die alle verstand te boven gaat, om onze harten en zinnen te bewaren door Christus Jezus.’ Mogen wij deze vrede genieten en de naam van de Heere voor eeuwig grootmaken.
Amen.