Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. Openbaring 1:7
Als we het eerste hoofdstuk van het boek Openbaring lezen, valt het direct op hoe de geliefde apostel Johannes de zeven gemeenten van Azië groet met de woorden: ‘Genade zij u en vrede’ (vers 4). Gezegende mannen verspreiden zegen. Wanneer de zegen van God op ons rust, dan wensen wij die zegen ook anderen toe. Na deze zegen heft Johannes een hartelijk loflied aan tot eer van de grote Koning der koningen. Zij die mensen graag een zegen meegeven, zullen ook graag God verheerlijken.
Johannes zingt hier voor ons een schitterend lied: ‘Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed, en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen’ (Openb. 1:5-6).
Het gaat er dus om dat Hij ons heeft liefgehad en gewassen. Liefgehad en gewassen – neem die woorden mee. Laat ze op uw tong liggen om uw gebed en gezang te veraangenamen. ‘Hem Die ons heeft liefgehad en ons … gewassen heeft… zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.’
Vervolgens beschrijft Johannes welke eer de Heere ons geeft door ons tot koning en priester te maken, waarbij Hij uiteindelijk het koningschap en oppergezag aan Hemzelf toeschrijft. Johannes prijst al in vers 5 de grote Koning, Die hij ‘de Overste van de koningen der aarde’ noemt. Dat was Hij, dat is Hij en dat zal Hij zijn (Openb. 4:8).
Nadat Johannes over het koningschap heeft gesproken, dat zo natuurlijk is voor onze God en Heere, en de heerschappij, die Hijzelf door strijd verkregen heeft als beloning van de Vader op al Zijn arbeid, zegt hij vervolgens dat Christus ‘ons gemaakt heeft tot koningen’. Onze Heere verspreidt Zijn koningschap over Zijn verlosten.
Wij prijzen Hem omdat Hij in Zichzelf Koning is, omdat Hij mensen tot koningen maakt en Zelf de Bron van eer en majesteit is. Hij heeft niet alleen genoeg koninklijke waardigheid voor Zichzelf, maar schenkt een deel daarvan aan Zijn volk. Hij maakt arme zondaren, zoals wij zijn, tot koningen. Zouden we Hem daar niet voor danken? Zouden wij dan onze kroon niet aan Zijn voeten werpen? Hij heeft ons de kroon gegeven; zouden we die dan niet aan Hem teruggeven?
‘Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.’ Een goddelijke Koning! Een Koning met een kinderlijk recht! Een Kroongever Die de bedelaar opheft uit de mesthoop om hem tussen vorsten te zetten! De Koning der koningen, Die unaniem geliefd wordt door al Zijn gekroonden! ‘Gij zijt het, U zullen Uw broeders loven’ (Gen. 49:8)! Heers voor eeuwig! U zij alle eer en lof. Heere van hemel en aarde, laat alles wat is en wat ooit zijn zal, U de allerhoogste eer geven!
Geliefden, ontbrandt er in uw ziel geen vuur als u denkt aan de heerlijkheid van Immanuël? O, ik zou graag heel het heelal vervullen met Zijn lof. ‘O, om met duizend tongen te zingen’ tot eer van de Heere Jezus! Als de Geest, Die de woorden van Johannes heeft ingegeven, onze geest in bezit heeft genomen, zullen wij er grote vreugde in scheppen om Hem te aanbidden. Nooit zijn wij zó dichtbij de hemel als wanneer wij ons geheel overgeven tot aanbidding van Jezus, onze Heere en God. O, dat ik Hem nu al zo zou kunnen beminnen als ik zal doen wanneer mijn ziel, verlost van dit hinderlijke lichaam, Hem zal zien in volle eer en heerlijkheid!
Het lijkt erop dat Johannes’ loflied in dit hoofdstuk wordt aangespoord door de verwachting van de wederkomst, want hij roept: ‘Zie, Hij komt met de wolken.’ In Johannes’ lofprijzing komt een diep gekoesterde verwachting tot leven, een brandend verlangen dat diep in zijn ziel ligt en nu tot uitbarsting komt. ‘Zie, Hij komt.’ Een diep ontzag brengt hem tot deze uitroep. Hij aanbad de Heere net zolang totdat zijn geloofsoog Hem in nog meer glans en heerlijkheid mocht zien.
Ik denk ook dat zijn ontzag zo diep was en zijn lofprijzing zo krachtig, doordat hij ervan overtuigd was dat de Heere spoedig zou komen. ‘Zie, Hij komt.’ Hij is onderweg. Johannes wilde zeggen dat Hij ook nu onderweg is. Zoals arbeiders worden aangespoord harder te werken als ze de voetstap van hun meester horen, zo zal de toewijding van Gods kinderen ook ongetwijfeld verlevendigd worden wanneer zij beseffen dat Degene Die zij aanbidden nabij is. Hij is enige tijd naar de Vader gegaan en Hij heeft ons dus tijdelijk alleen in deze wereld achtergelaten. Maar Hij heeft gezegd: ‘Ik [kom] weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt waar Ik ben’ (Joh. 14:3). Wij zijn ervan overtuigd dat Hij Zijn Woord zal houden. Hoe heerlijk is het om die liefdevolle belofte te overdenken.
Die zekerheid gaf een lieflijke geur aan Johannes’ lofprijzing. Hoe mooi is het dat Johannes aan het einde van deze lofzang, waarin hij het uitriep: ‘Zie, Hij komt’, de Heere Zelf mocht ontmoeten. Nadat hij als een van de reinen van hart de Heere heeft geloofd, ziet hij Hem. Nadat hij de Koning heeft aanbeden, ziet hij Hem de rechterstoel beklimmen en verschijnen op de wolken des hemels.
Als we het over hemelse zaken hebben, weten we niet hoe ver we kunnen gaan en hoe hoog we kunnen klimmen. Johannes, die begon met een zegen voor de gemeenten, ziet nu zijn Heere. Moge de Heilige Geest ons ontzag geven voor de heerlijke komst van onze gezegende Heere. Hij zal verschijnen tot vreugde van Zijn volk en tot ontzetting van de goddelozen!
Drie zaken wil ik overdenken naar aanleiding van de tekst. Sommigen zullen misschien zeggen: wat een clichés! Ja, het zijn inderdaad clichés van ons heilig geloof, maar ze zijn van het grootste belang.
1. De Heere Jezus zal wederkomen: ‘Zie, Hij komt met de wolken.’
2. Christus’ komst zal door iedereen worden gezien: ‘En alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben.’
3. Zijn komst zal veel verdriet veroorzaken: ‘En alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven.’
1. De Heere Jezus zal wederkomen
Moge de Heilige Geest ons helpen wanneer wij overdenken dat de Heere Jezus Christus zal wederkomen! Deze boodschap wordt voorafgegaan door een woord dat duidt op een diepe bewondering. In het Latijn staat hier het woord ‘ecce’. ‘Zie, Hij komt.’ Zoals een drukker vroeger wel eens een afbeelding van een hand in de kantlijn plaatste die naar een bijzonder gedeelte wees, zo is het ook met dit woord ‘Zie!’ Het is een ‘nota bene’, dat ons oproept om goed te letten op wat we lezen. Hier staat iets wat we goed op ons moeten laten inwerken. Nu horen we een stem roepen: ‘Kom en zie!’ De Heilige Geest gebruikt nooit te veel woorden. Als Hij roept: ‘Zie!’, dan is er reden genoeg om Zijn woorden goed in ons op te nemen.
Keert u zich af als Hij u vraagt een ogenblik te zwijgen en na te denken? U die naar de ijdelheid hebt omgezien, kom en zie het feit dat Jezus zal komen. U die allerlei nutteloze dingen hebt gezien en gedacht, vergeet die voorbijgaande zaken toch en kom eens kijken naar een schouwspel dat zijn weerga niet kent. Het gaat niet zomaar om een feestvierende vorst, maar om de Koning der koningen in Zijn heerlijkheid. ‘Deze Jezus’ (Hand. 1:11), Die vanaf de Olijfberg ten hemel is gevaren zal wederkomen naar de aarde, zoals Zijn disipelen Hem ten hemel hebben zien varen. Kom en zie dit grote schouwspel. Als er ooit iets op de wereld de moeite waard is om naar te kijken, is het dit wel. Zie! Zie eens of Zijn heerlijkheid zijn weerga ooit heeft gekend!
Luister eens naar het geroep dat te middernacht klinkt: ‘Zie, de bruidegom komt!’ (Matth. 25:6) Deze stem heeft ook een les voor u. ‘Gaat uit, hem tegemoet!’ (Matth. 25:6) Deze oproep komt tot u, o mensenkinderen. Keert u niet overschillig van Hem af, want de Heere God Zelf vraagt uw aandacht. Hij gebiedt het u: ‘Zie!’ Bent u blind terwijl God u gebiedt te zien? Sluit u uw ogen terwijl uw Zaligmaker roept: ‘Zie’? Wijst de vinger van de inspiratie u de weg en volgen uw ogen die aanwijzing niet op? ‘Zie, Hij komt.’ O geliefden, ik bid u: Zie hier!
Een levendig besef
Als wij de woorden van onze tekst zorgvuldig lezen, toont dit woord ‘Zie’ ons in de eerste plaats dat wij ons dringend bewust dienen te zijn van Zijn komst. Ik geloof dat ik Johannes zie. Hij is in de geest, maar plotseling wordt zijn aandacht bijzonder gespitst. Hij is alerter dan anders, hoewel hij altijd een heldere blik had en ver kon zien. (We vergelijken hem wel met een arend vanwege de hoogte van zijn vlucht en de scherpte van zijn gezichtsvermogen.) Maar plotseling lijkt hij een adembenemend visioen te krijgen. Hij roept het uit: ‘Zie! Zie! ’ Hij krijgt zijn Heere in het oog. Hij zegt niet: ‘Hij zal dan en dan komen’, maar: ‘Ik zie Hem; Hij komt eraan!’ Hij had een levendig besef van de wederkomst. Hij besefte dat de wederkomst een feit was, een feit waarover gesproken en ook geschreven moest worden. ‘Zie, Hij komt!’
Hebben u en ik ooit zo’n levendig besef gehad van de komst van Christus? Misschien geloven we dat Hij zal komen. Ik hoop dat we dat allemaal geloven. Als wij geloven dat de Heere Jezus éénmaal gekomen is, geloven we ook dat Hij zal wederkomen. Maar zijn wij doordrongen van deze waarheden? Misschien hebben wij levendige indrukken gehad van Zijn eerste komst, van Bethlehem tot Golgotha, en hebben we de Heere van het kruis gevolgd naar de Olijfberg. Misschien hebben wij die gezegende uitroep verstaan: ‘Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt’ (Joh. 1:29). Ja, ‘het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader), vol van genade en waarheid’ (Joh. 1:14). Maar hebben wij met evenveel kracht de waarheid omhelsd dat Hij ‘ten anderen male zonder zonde gezien [zal] worden van degenen die Hem verwachten tot zaligheid’ (Hebr. 9:28)? Zeggen wij nu tegen elkaar, als we in blijdschap samen zijn: ‘Ja, onze Heere komt’?
Dit zou niet alleen een profetie moeten zijn die wij met zekerheid geloven, maar ook een tafereel dat in onze ziel is afgebeeld en een gebeurtenis waar wij van harte naar uitzien. In mijn gedachten heb ik mij vaak een voorstelling gemaakt van die ontzaglijke gebeurtenis. Maar wat nog beter is, mijn geloof heeft het beseft. Ik heb de wagenwielen van de Heere horen naderen en ik heb mijn huis opengesteld om Hem te ontvangen. Ik heb gevoeld hoe de grote wolk die Hem zal dragen, mijn wereldsgezindheid heeft overschaduwd. Ik hoor zelfs nu in mijn geest het geklank van de laatste bazuin. Dat luide bazuingeschal brengt mijn ziel in beweging en geeft kracht aan mijn leven. Ik bid God dat ik mij meer en meer mag laten beïnvloeden door die heerlijke gebeurtenis!
Broeders en zusters, ik nodig u tot dit besef. Een van Christus’ volgelingen zei, nadat de Heere was opgestaan, tot zijn vrienden: ‘De Heere is waarlijk opgestaan’ (Luk. 24:34). Ik wil dat u met net zoveel zekerheid ervaart dat de Heere werkelijk zal terugkomen. Ik wenste wel dat wij, als we onze medechristenen ontmoeten, tegen elkaar zouden zeggen: ‘Zie, Hij komt!’ We weten zeker dat Hij zal terugkomen en dat Hij onderweg is, maar het zou van onschatbare waarde zijn als we daar een levendiger besef van zouden hebben.
Een vurige boodschap
Deze komst dient vurig te worden verkondigd. Johannes zegt niet kalmpjes: ‘Hij komt’, maar Hij roept vol vuur: ‘Zie, Hij komt!’ Zoals de heraut van een koning zijn boodschap aankondigt met een trompetstoot om de aandacht te vragen, zo roept Johannes: ‘Zie!’ Zoals een stadsomroeper vanouds gewend was zoiets te roepen als ‘Hoort en zegt het voort! ’ om aandacht te vragen voor zijn aankondiging, zo roept Johannes in ons midden: ‘Zie, Hij komt! ’ Hij trekt de aandacht met dat ene woordje: ‘Zie!’ Het was niet zomaar iets wat Johannes zei en hij wilde ook niet dat wij er als zodanig mee zouden omgaan. Hij verkondigt de boodschap met zijn hele hart. Hij verkondigt haar overluid, hij verkondigt haar ernstig en hij verkondigt haar met gezag: ‘Zie, Hij komt.’
Een herhaalde boodschap
Geliefden, afgezien van de eerste komst van de Heere zou er geen enkele waarheid vaker moeten worden verkondigd dan Zijn wederkomst. Zijn eerste komst is niet in de volle lengte en breedte uit te stallen als men de wederkomst uit het oog verliest. Bij het Heilig Avondmaal kunt u het lichaam van de Heere niet onderscheiden, tenzij u Zijn eerste komst mag onderscheiden, maar u kunt ook Zijn beker niet ten volle drinken, tenzij u Hem hoort zeggen: ‘Totdat Ik zal komen’ (Openb. 2:25). U moet zowel achteruit als vooruit zien.
Zo moet het ook in al onze preken zijn. Wij moeten Christus aan het kruis en op de troon zien. Wij moeten levendig beseffen dat Hij, Die eenmaal is gekomen, zal wederkomen. Anders vervallen wij in al onze woorden tot eenzijdigheid. Onze prediking is maar kreupel als wij een van beide komsten buiten beschouwing laten.
Een overtuigende boodschap
Bovendien moet deze waarheid overtuigend gepreekt worden. ‘Zie, Hij komt.’ Er staat niet: ‘Misschien zal Hij komen’ of ‘Wellicht verschijnt Hij nogmaals’. ‘Zie, Hij komt.’ Deze woorden zouden dogmatisch verkondigd moeten worden als een absolute waarheid, die wordt doorleefd in het hart van de man die haar verkondigt.
Alle profeten hebben gezegd dat Hij zal komen. Vanaf Henoch tot de laatste profeet wiens woorden werden geïnspireerd, verklaarden ze: ‘Zie, de Heere komt met Zijn vele duizenden heiligen’ (Jud. 1:14, Eng. vert.). U zult er niet een vinden die met goddelijk gezag heeft gesproken, die niet direct of indirect zegt dat de Zoon des mensen zal komen en dat de menigten die geboren zijn uit vrouwen, voor Zijn rechterstoel zullen worden gedaagd om vergelding te ontvangen voor hun daden. Alle beloften gaan gepaard met deze profetie: ‘Zie, Hij komt.’
Hij heeft ons Zelf Zijn woord gegeven en daarom mogen wij er dubbel van verzekerd zijn. Hij heeft ons Zelf verteld dat Hij zal terugkomen. Hij heeft Zijn discipelen er vaak van verzekerd dat Hij, als Hij bij hen vandaan zou zijn gegaan, weder zou komen (Joh. 14:28). Hij heeft ons als een aandenken het Heilig Avondmaal nagelaten, dat gevierd moet worden totdat Hij komt (1 Kor. 11:26). Elke keer als wij het brood breken, worden wij herinnerd aan het feit dat deze instelling, hoewel het een heerlijke instelling is, toch tijdelijk is en niet meer gevierd zal worden wanneer onze afwezige Heere weer in ons midden is.
Wat, geliefden, zou Christus kunnen verhinderen te komen? Toen ik deze woorden ‘Zie, Hij komt’ bestudeerde en overdacht, heb ik tegen mezelf gezegd: Ja, Hij komt. Wie zal Hem daarvan weerhouden? In Zijn hart is Hij bij Zijn Kerk op aarde. Op de plaats waar Hij de strijd heeft gestreden, wil Hij de overwinning vieren. Zijn ‘vermakingen zijn met der mensen kinderen’ (Spr. 8:31). Hij en al Zijn heiligen verwachten de dag van Zijn komst. De aarde zucht, smartelijk uitziend naar Zijn komst (Rom. 8:22), haar verlossing. De schepping wordt enige tijd aan de ijdelheid onderworpen, maar als de Heere wederkomt zal de schepping zelf ook ‘vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods’ (Rom. 8:21).
Als Hij niet reeds eenmaal was gekomen, zouden we ons kunnen afvragen of Hij nogmaals zou komen. Wees er echter zeker van dat Hij, Die eens in Bethlehem kwam, Zijn voeten weer op de Olijfberg zal zetten. Twijfel er niet aan dat Hij, Die kwam om te sterven, ook zal komen om te regeren. Kwam Hij om ‘veracht en de onwaardigste onder de mensen’ te worden (Jes. 53:3), waarom zouden we dan betwijfelen of ‘Hij zal [komen] om … wonderbaar te worden in allen die geloven’ (2 Thess. 1:10)? Er is geen enkele reden om aan Zijn wederkomst te twijfelen.
Een persoonlijke boodschap
Lieve vrienden, het feit dat Hij zal wederkomen, moet onderwezen worden als iets wat ons persoonlijk raakt. ‘Zie, Hij komt met de wolken.’ Zie het voor u, kijk ernaar, denk erover na. Het is de moeite waard. Het raakt u persoonlijk. Overdenk dit steeds weer opnieuw. ‘Hij komt.’ Hij zal hier zo spoedig zijn dat het er in de tegenwoordige tijd staat: ‘Hij komt.’ Die aardbeving, die zons- en maansverduistering, dat vlieden van de hemel en de aarde van voor Zijn aangezicht – dit alles is zo dichtbij, dat Johannes het beschrijft alsof het al gebeurde. ‘Zie, Hij komt.’
De gedachte die hierachter ligt, is dat Christus al onderweg is. Alles wat Hij in Zijn voorzienigheid en genade doet, is een voorbereiding op Zijn komst. De hele geschiedenis van de mensheid, alle grote beslissingen van Zijn heerlijke majesteit waarmee Hij alle dingen regeert – alles neigt naar de dag van Zijn komst. Denk niet dat Hij Zijn komst vertraagt om dan plotseling hier overhaast te verschijnen. Hij heeft in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid het ogenblik bepaald. Wij weten niet wat Hem ertoe beweegt nog niet te komen, maar de Heere weet het en dat is genoeg.
U wordt ongerust omdat er nu bijna tweeduizend jaar zijn verstreken sinds Zijn Hemelvaart, terwijl Jezus nog niet is teruggekomen; maar u weet niet wat er allemaal nog moet gebeuren en hoeveel tijd er absoluut noodzakelijk is voor de plannen van de Heere. Het zijn geen geringe zaken die deze grote tijdspanne hebben gevuld: de tussenliggende eeuwen zijn vol wonderen geweest. In de hemel zelf moeten er misschien nog wel duizend dingen gebeuren voordat het einde kan komen. Als onze Heere komt, zal blijken dat Hij zo spoedig is gekomen als Hij in Zijn oneindige wijsheid kon. Hij kan Zich niet anders gedragen dan wijs, volmaakt, goddelijk. Hij kan niet worden bewogen door vrees of woede zodat Hij haastig zou handelen, wat u en ik maar al te vaak doen.
Hij woont in de vrijheid van de eeuwigheid en in de doorluchtigheid van Zijn almacht. Hij hoeft Zijn werk niet in dagen, maanden en jaren in te delen omdat Hij Zijn levenswerk anders niet af zou krijgen. Nee, omdat Hij eindeloos leeft, vordert Hij gestadig. Bij Hem zijn duizend jaren als één dag (2 Petr. 3:8). Wees er daarom zeker van dat de Heere ook op dit moment onderweg is. Hij zorgt ervoor dat alles zich naar dat einde toe beweegt. Alle dingen werken samen naar dat grote toppunt. Op dit moment, ja al vanaf het moment dat Hij ons verliet, is de Heere bezig met Zijn wederkomst. ‘Zie, Hij komt! ’ Hij is onderweg! Hij komt elk uur dichterbij!
Een zichtbare boodschap
En ons wordt verteld dat Zijn komst vergezeld zal gaan van een bijzonder teken: ‘Zie, Hij komt met de wolken.’ We zullen ons niet hoeven af te vragen of het echt de Zoon des mensen is, Die gekomen is en of Hij wel echt is teruggekomen. Dit zal geen geheim zijn: Zijn komst zal net zo zichtbaar zijn als die wolken daarginds. In de woestijn was de aanwezigheid van Jehova overdag te zien aan een wolkkolom en ‘s nachts aan een niet minder zichtbare vuurkolom (Ex. 13:21-22). Die wolkkolom was een teken dat de Heere in Zijn heiligdom was, tussen de cherubijnen. Zo is het ook met het teken van de wederkomst van de Heere Jezus Christus.
In Gods Woord staat: ‘En alsdan zal in de hemel verschijnen het teken van de Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen de Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid’ (Matth. 24:30). Ik kan hier niet alle Schriftgedeelten aanhalen waaruit blijkt dat onze Heere zal terugkeren ‘op de wolken’ (Openb. 14:14-16) of ‘met de wolken’, maar die zijn er in overvloed. Is dat niet omdat Zijn wederkomst vol majesteit zal zijn? Hij zal rijden op de wolken. Hij komt met grote heirlegers, die veel heerlijker zijn dan enig leger dat een aards vorst ooit voor zich zal kunnen laten strijden.
Hij komt met wolken van engelen, cherubijnen, serafijnen en alle hemelse heirlegers. Met alle natuurkrachten, donderwolken en zware stormen zal de Heere van allen triomferend terugkeren om de wereld te oordelen. In die vreselijke strijd zal Hij op de wolken staan, in die dag waarin Hij Zichzelf zal ontdoen van Zijn vijanden, waarin Hij hen met Zijn donder van de aarde zal slingeren en hen door het vuur van Zijn bliksem zal verteren. De hemel zal zich in volle glans en luister verzamelen bij de grote wederkomst van de Heere, die gepaard zal gaan met het grootste natuurgeweld. Jezus zal niet komen als de Man van smarten, veracht en de onwaardigste onder de mensen. Nee, Hij zal komen zoals Jehova kwam op de Sinaï, omringd door dikke wolken en een vreselijke donkerheid. Zo zal de wederkomst zijn van Hem, Wiens komst ook het laatste oordeel zal zijn.
Een machtige boodschap
De wolken dienen niet alleen om de majesteit, maar ook om de kracht van Zijn wederkomst te tonen. ‘Geeft Gode sterkte; Zijn hoogheid is over Israël, en Zijn sterkte in de bovenste wolken’ (Ps. 68:34). Van ditzelfde koninklijke teken schrijft ook de profeet Daniël: ‘Verder zag ik in de nachtgezichten, en zie, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon’ (Dan. 7:13). Niets minder dan goddelijk is de heerlijkheid van de Zoon van God, Die eenmaal geen plaats had waar Hij het hoofd kon neerleggen. De meest verheven zaken in de natuur zullen dienen voor de verheerlijking van de terugkerende Koning. ‘Zie, Hij komt.’ Niet in de luiers van Zijn kindertijd, niet met de vermoeidheid van Zijn volwassenheid, of met de schande van Zijn sterven, maar met de heerlijkste tapijten van de hemelzalen. De rijkste versierselen van de goddelijke troonzaal zullen Zijn statige komst vergezellen.
Een beangstigende boodschap
De wolken wijzen ook op de verschrikking die Zijn komst met zich mee zal brengen voor de goddelozen. Zijn heiligen zullen samen met Hem in de wolken worden opgenomen, om de Heere te ontmoeten in de lucht (1 Thes. 4:17); maar de wolken zullen degenen die op aarde achterblijven niets dan duisternis geven en angst inboezemen. Dan zullen de onboetvaardigen dit angstige tafereel voor hun ogen zien gebeuren: ‘de Zoon des mensen komende op de wolken des hemels’.
De wolken zullen hen vervullen van angst. En terecht, want die wolken zullen barsten van wraak en zullen de oordelen over hun hoofden uitgieten. Zijn grote witte troon, hoewel heerlijk en hoopgevend voor Zijn volk, zal door diezelfde glans en reinheid vanwege Zijn vlekkeloze rechtvaardigheid, alle hoop de bodem inslaan van hen die hebben gedacht dat zij wel konden zondigen zonder gestraft te hoeven worden. ‘Zie, Hij komt met de wolken.’
Ik hoef hier gelukkig niet over te fantaseren. Het zou erg zijn als iemand over dit onderwerp zijn fantasie te veel de vrije loop zou laten. Dat zou dit heerlijke onderwerp zeer schaden. Dit onderwerp dient in alle eenvoud bij eenieder op het hart gebonden te worden. Denk eens een ogenblik goed na en laat de betekenis tot u doordringen. Jezus Christus komt terug in weergaloze en heerlijke majesteit. Als Hij wederkomt, zal Zijn troon ver verheven zijn boven alle aanvallen van Zijn vijanden, de vervolgingen van de goddelozen en het gespot van Zijn haters. Hij komt op de wolken des hemels en wij zullen getuige zijn van Zijn komst. Laten we daar eens wat dieper op ingaan.
2. Iedereen zal Hem zien
Mijn tweede gedachte naar aanleiding van deze tekst is dat de wederkomst van de Heere door iedereen zal worden gezien. ‘Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben.’ In mijn ogen laat het woord ‘alle’ geen ruimte voor uitzonderingen. Niemand wordt buitengesloten. ‘Alle oog zal Hem zien.’
Met natuurlijke ogen
Ten eerste leid ik uit deze woorden af dat Hij zo zal komen, dat dit werkelijk zichtbaar is. Als de wederkomst een geestelijke openbaring zou zijn die alleen merkbaar zou zijn in de gedachten van de mens, dan zou er hebben gestaan: ‘Iedereen zal Hem opmerken.’ Maar dat staat er niet. We lezen: ‘Alle oog zal Hem zien.’ Welnu, in onze gedachten kunnen wij geestelijke dingen zien, maar het oog kan alleen maar iets zien wat stoffelijk en zichtbaar is. De Heere Jezus Christus zal niet in geestelijke zin komen, want in die zin is Hij al hier. Maar Zijn komst is werkelijk en stoffelijk, want ‘alle oog zal Hem zien’, ook die geesteloze ogen die Hem stekend en vol haat hebben aangezien.
Zeg nu niet dromerig tegen uzelf: ‘O, hier kleeft vast een geestelijke betekenis aan.’ Doe het onderwijs van de Heilige Geest niet teniet door de gedachte dat er een geestelijke openbaring zal komen van de Christus Gods en dat Hij dus niet werkelijk zal wederkomen. Dan doet u de Bijbel geweld aan. De Heere Jezus zal bij de wederkomst net zo werkelijk naar de aarde komen als bij Zijn eerste komst. De Christus Die een stuk van een gebraden vis en van honingraten at nadat Hij uit de dood was opgestaan; de Jezus Die zei: ‘Tast Mij aan en ziet, want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet dat Ik heb’ (Luk. 24:39) – ‘deze Jezus … zal alzo komen’ (Hand. 1:11), met een stoffelijk lichaam, op de wolken des hemels. Zoals Hij is opgevaren, zo zal Hij ook neerdalen. Hij zal werkelijk gezien worden. Deze woorden kunnen we echt niet anders lezen.
‘Alle oog zal Hem zien.’ Ja, ik verwacht dat ik mijn Heere Jezus werkelijk met deze ogen zal zien, net zoals Job, die, hoewel reeds lang geleden ontslapen, een gelovige verwachting koesterde: ‘Als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen’ (Job 19:26). Hij geloofde dat hij het met zijn ogen – en niet met die van een ander – zou kunnen zien. Er zal een werkelijke opstanding van het lichaam zijn – al twijfelen de moderne geleerden daaraan.
Wij zullen Jezus met onze eigen ogen zien. Wij zullen ons niet in een land van vage, dromerige, zweverige verbeeldingen bevinden waarin wij wel iets kunnen opmerken maar niet kunnen zien. Wij zullen geen mysterieuze, vage, ongrijpbare wezens zijn. Nee, wij zullen onze heerlijke Koning werkelijk zien. Zijn komst zal geen spookvoorstelling of hersenschim zijn. Geen enkele dag zal ooit realistischer zijn dan de dag des oordeels. Geen tafereel zal ooit werkelijker zijn dan de Zoon des mensen, zittend op de troon van Zijn heerlijkheid. Zult u dit ter harte nemen, zodat u de kracht ervan mag ervaren? We drijven tegenwoordig veel te ver af van de feiten en laten ons meevoeren naar het rijk van mythen en fabelen. ‘Alle oog zal Hem zien.’ Dat heeft niets te maken met waanideeën.
Met allerlei soorten ogen
Let erop dat allerlei soorten mensen Hem zullen zien: ‘Alle oog zal Hem zien’ – de koning en de landman, de geleerdste en de eenvoudigste. De mensen die te voren blind waren, zullen zien als Hij verschijnt. Ik weet van een blindgeboren man die onze Heere hartelijk liefhad en er zó intens blij van kon worden dat zijn ogen afgezonderd waren voor zijn Heere. Hij zei: ‘De eerste die ik ooit zal zien is de Heere Jezus Christus. Het eerste wat mijn genezen ogen zullen zien, is de Zoon des mensen in Zijn heerlijkheid.’ Hierin ligt een grote troost voor mensen die nu het zonlicht niet kunnen aanschouwen. Omdat alle oog Hem zal zien, zult u ook de Koning in Zijn schoonheid zien.
Het zal geen aangenaam tafereel zijn voor de mensen die opgeblazen zijn van goddeloosheid en trots. U hebt hier geen boodschap aan, maar toch zult u het moeten zien als Hij komt, of u het nu leuk vindt of niet. Allen die op aarde wonen, zullen – misschien niet op hetzelfde moment, maar toch heel zeker – de eens gekruisigde Heere aanschouwen.
Ze zullen niet in staat zijn zich te verbergen voor Zijn ogen. Ze zullen schrikken, maar het zal hen overvallen, zoals de zon schijnt over de dief, die het liefst in het donker werkt. Ze zullen wanhopig moeten constateren dat ze de Zoon des mensen zien. Ze zullen er zo door overweldigd worden, dat zij het niet zullen kunnen ontkennen.
Ook degenen die reeds lange tijd gestorven zijn, zullen Hem zien. Wat zal dat zijn voor Judas, voor Pilatus, voor Kajafas en voor Herodes! Wat zal dat zijn voor hen die hun leven lang hebben gezegd dat er geen Zaligmaker was en dat ze er geen nodig hadden, of dat Jezus gewoon een mens was en dat Zijn bloed niet kon betalen voor de zonde! Zij die Hem hebben bespot en beschimpt zijn reeds lange tijd gestorven, maar zij zullen net als alle anderen weder opstaan om Hem, Die zij hebben gelasterd, te zien zitten op de wolken des hemels.
Gevangenen krijgen het benauwd als ze de rechter zien. De trompet van het gerechtshof klinkt een crimineel niet bepaald als muziek in de oren. Maar u zult het moeten horen, o onboetvaardige zondaars! Al ligt u in uw graf, u zult de stem van de Zoon van God horen, tot leven komen en uit het graf komen om weg te dragen hetgeen door het lichaam is geschied, hetzij goed, hetzij kwaad (2 Kor. 5:10). De dood is voor u geen schuilplaats, de grafsteen kan u niet verbergen, de verrotting kan u niet redden. U zult met uw eigen ogen de Heere zien, Die zowel u als uw medemensen zal oordelen.
Met ogen die Hem doorstoken hebben
In de tekst wordt benadrukt dat Hij ook gezien zal worden door ‘degenen die Hem doorstoken hebben’. Dit zijn allen die Hem aan het hout hebben genageld, maar ook degenen die Zijn zijde met een speer hebben doorstoken – ja, allen die de hand hebben gehad in Zijn wrede kruisiging. Het gaat hier niet eens alleen over deze mensen, maar over nog veel meer. Het zijn er niet weinigen, ‘die Hem doorstoken hebben’.
Wie hebben Hem doorstoken? Wel, zij die ooit zeiden dat ze Hem liefhadden en teruggekeerd zijn naar de wereld. Zij liepen eerst wél, maar wat heeft hen verhinderd (Gal. 5:7)? Nu gebruiken ze hun tong om Christus, Die ze eerst zeiden lief te hebben, zwart te maken. Ook zij die door een ongeregelde levenswandel de heilige naam van Jezus smaad hebben aangedaan, hebben Hem doorstoken. Ook zij die Zijn liefde geweigerd hebben, hun geweten hebben toegeschroeid en Zijn bestraffingen in de wind hebben geslagen, hebben Hem doorstoken. Helaas, hoevelen van u doorsteken Hem ook op dit moment, doordat u Zijn heil zo achteloos naast u neerlegt! Ook zij die elke zondag over Hem hebben horen vertellen, maar die ‘alleen hoorders [zijn], [zich]zelven met valse overlegging bedriegende’, die hun eigen ziel naar de ondergang leiden in plaats van dat zij zich overgeven aan Zijn oneindige liefde, hebben Zijn tedere hart doorstoken.
Geliefden, ik wenste wel dat ik dit met zoveel overtuigingskracht op uw hart zou kunnen binden, dat u niet langer voort zou willen leven met degenen die Hem hebben doorstoken. Als u nu op Jezus ziet en weent over uw zonden, zal Hij uw zonden wegdoen. Dan zult u niet beschaamd uitkomen als u Hem in die dag zult zien. Al hebt u Hem dan doorstoken, u zult kunnen zingen: ‘Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed’ (Openb. 1:5). Maar geliefden, als u Hem blijft doorsteken en tegen Hem blijft vechten, dan zult u Hem in die dag tot verschrikking en tot wanhoop ontmoeten. Hij zal door u en mij worden gezien, hoe slecht we ons ook gedragen. En hoe verschrikkelijk zal dat voor ons zijn!
Ik ben vaak ziek; wie weet hoe snel mijn einde nadert? Ik wil alle lichaamskracht die ik nog heb als God het geeft gebruiken om het Evangelie te verkondigen. Wij weten nooit hoe snel onze levensdraad wordt afgesneden, maar daarna hebben wij nooit meer de kans om onze medemens tot zegen te zijn. Het zou jammer zijn om weggenomen te worden terwijl wij een kans om goed te doen, hebben laten liggen. Daarom smeek ik u in het licht van deze grote waarheid: maak u gereed, want wij zullen beiden de Heere zien op de dag van Zijn wederkomst.
Ja, ik zal in die grote menigte staan. Hoe zult u zich dan voelen? U bent er misschien niet aan gewend om naar een plaats van aanbidding te gaan, maar u zult er zijn. Het zal een indrukwekkende dag zijn voor u. Misschien komt u nu niet naar de gezelschappen van Gods kinderen, maar op die dag kunt u niet wegblijven. U zult er zijn, in die grote menigte. U zult de Heere Jezus net zo zien alsof u de enige was die voor Hem stond en Hij zal op u neerzien alsof u de enige was die voor Zijn gerecht was gedaagd.
Denk hier alstublieft eens over na. Overleg deze zaken in uw hart. Zeg het maar vaak tegen uzelf: ‘Alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben.’
3. Zijn komst zal verdriet veroorzaken
Mijn derde gedachte is nogal pijnlijk, maar ik moet er toch op ingaan: Zijn komst zal groot verdriet veroorzaken. Wat zegt de tekst over Zijn komst? ‘Alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven.’
Een algemeen verdriet
‘Alle geslachten der aarde.’ Het verdriet zal dus heel algemeen zijn. U dacht misschien dat Christus bij Zijn wederkomst een blijde wereld zal aantreffen, die Hem verwelkomt met gezang en muziek. U dacht misschien dat er enkele goddelozen zullen zijn die Hij in één adem van de wereld blaast, maar dat het grootste deel van de mensheid Hem met vreugde zal ontvangen. Het is heel anders, lees het maar: ‘Alle geslachten der aarde’ – alle soorten mensen op aarde, mensen uit alle volken, tongen en natiën. Ze zullen wenen en klagen en met hun tanden knersen als Hij komt. O, wat een droevig vooruitzicht! Dit is geen blijde profetie, vindt u wel?
Een groot verdriet
Dit verdriet zal heel groot zijn. Ze zullen ‘rouw bedrijven’. Ik ben niet in staat de betekenis daarvan in woorden uit te drukken. Spreek het maar eens langzaam uit en laat de betekenis tot u doordringen. Mannen die in de handen wrijven en luid staan te schreeuwen, oosterse vrouwen die in hun smart hun kleren scheuren en klaaglijk hun stem verheffen. ‘Alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven.’ Rouw bedrijven zoals een moeder doet als haar kind is gestorven, wenen zoals een man doet die zonder uitzicht op bevrijding in de gevangenis zit en ten dode is opgeschreven. Zo groot zal het verdriet zijn van alle geslachten der aarde als ze Christus zien komen op de wolken. Als zij zich niet bekeren, dan zullen zij het uitwenen. Zij zullen niet in staat zijn hun smart te onderdrukken of te verbergen. Nee, ze zullen rouw bedrijven en openlijk hun verschrikking tonen. Wat een ontzaglijk geluid zal dat zijn als Jezus in volle kracht en majesteit op de wolk zit en hen voor het gerecht daagt! Dan zullen ze ‘over Hem rouw bedrijven’.
Zal uw stem instemmen met het geween? Zal uw hart breken in die algemene wanhoop? Hoe zult u ontvlieden? Als u tot de ‘geslachten der aarde’ behoort en u niet bekeert, zult u met de anderen rouw bedrijven. Tenzij u nu tot Christus vlucht, in Hem schuilt en zo een van de hemelingen wordt; tenzij u zich bekeert en een van Zijn verkoren, met bloed gewassen kinderen wordt, die Zijn Naam prijzen omdat Hij hen heeft gewassen van hun zonde, zult u rouw bedrijven voor de rechterstoel van Christus. U zult een van hen zijn.
Uit deze tekst blijkt dat de mensheid niet in zijn geheel zal worden bekeerd als Christus wederkomt. Als dat zo was, zouden ze namelijk geen rouw bedrijven. Dan zouden ze roepen: ‘Welkom, Zoon van God! ’ De komst van Christus zou dan zijn zoals in het volgende lied wordt gezongen:
Hoor die kreten van gejuich!
Hoor die luide lofakkoorden!
Jezus beklimt de hoogste plaats.
Voor dit schouwspel zijn geen woorden!
afleggen. Ongewassen en ongereinigd zullen ze geen rekenschap kunnen afleggen zonder te weten dat het oordeel zal zijn: ‘Gaat weg van Mij, gij vervloekten’ (Matth. 25:41). Dit is de reden waarom ze over Hem rouw zullen bedrijven.
O lieve mensen, met alle liefde van mijn hart zou ik u aangename dingen willen verkondigen, maar dat is mijn opdracht niet. Ik hoef het nu ook weer niet zo erg te vinden dat ik geen slap evangelie voor u heb, want er zijn er al zo veel die daar mee rondgaan, ten koste van u. Omdat ik uw onsterfelijke zielen liefheb, durf ik u niet te vleien. Omdat ook ik hiervan op die grote dag rekenschap moet afleggen, moet ik u de waarheid vertellen.
Ga nu direct op zoek naar Gods genade. Het doet me pijn, maar ik heb dit geschreven om u te smeken: laat u met God verzoenen! ‘Kust de Zoon, opdat Hij niet toome, en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toom maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen die op Hem betrouwen’ (Ps. 2:12).
Ziet u echter niets in mijn Heere Jezus? Hij zal toch wel komen. Hij is al onderweg en als Hij er is, dan zult u ‘over Hem rouw bedrijven’. O, zoek toch Zijn vriendschap, zodat u Hem met blijdschap zult ontmoeten! Geloof en u zult leven. Dat God uw ziel nu, op dit moment, zou redden, Zijn Naam tot eer.
Amen.