Hierin is de liefde, niet dat wij God liefhebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden. 1 Johannes 4:10
Soms zien we iets of zijn we in omstandigheden die ons doen uitroepen, zoals de apostel: ‘Hierin is de liefde!’ Wanneer we de toewijding zien van een moeder aan haar kinderen, wanneer we de liefde tussen goede vrienden en in andere relaties tussen mensen opmerken, als we een glimp opvangen van de goedheid in mensenharten, zeggen we dan niet: ‘Hierin is de liefde’? Gisteren kwamen deze woorden als vanzelf in mijn gedachten op, ook al durfde ik ze niet te gebruiken, omdat ze voor iets hogers bestemd leken dan de liefde tussen schepsels onderling. Ik had de moeilijke taak om een geliefde zuster in Christus te begraven op de Abney Parkbegraafplaats. Zij was een van de meest toegewijde vrouwen onder ons. Toen ik daar stond, op die sombere, mistige dag, op die afgelegen plaats, om haar lichaam aan het graf toe te vertrouwen, was ik blij.
Ik kan u bijna niet uitleggen hoe ontzettend blij ik was om bijna honderd voornamelijk arme mensen bij elkaar te zien om de laatste eer te bewijzen aan hun vriendin. Zij had hen vaak geholpen om hen van eten en kleding te voorzien en ze had iedere mogelijkheid aangegrepen om hen te wijzen op Christus. Duizenden zeer oprechte en meest hemelse tranen werden gestort. Terwijl ik voorging, werd mijn hart vervuld met meeleven, niet alleen met de rouwende echtgenoot, maar ook met degenen die zoveel hulp van onze zuster ontvangen hadden. Mannen en vrouwen die misschien wel een werkdag hadden opgegeven en veel lange en zware kilometers hadden gelopen in het gure weer van gisteren, om hun tranen te kunnen mengen over het stoffelijk overschot van haar die hen als een echte christin zo geweldig had gediend.
Ik kon het niet helpen, het deed me denken aan de tekst: ‘Hierin is de liefde!’ Terwijl ik zag wat deze liefde had uitgewerkt en hoe ze werd beantwoord, dacht ik bij mijzelf: ‘Als liefde de weg gevonden heeft naar een hart, verspreidt ze haar zaad en draagt vruchten in de harten van honderden anderen.’ Liefde brengt liefde voort. Als dat eenmaal begonnen is, kan niemand zeggen waar het eindigen zal. Maar hoewel deze woorden zo plotseling in mijn gedachten kwamen, leken ze mij te heilig om te gebruiken, zelfs in die plechtige dienst. De apostel had ze gewijd aan een andere liefde, veel verhevener, dieper, volmaakter en hemelser. Ik zal u vanavond vragen om te kijken naar en na te denken over het wonder dat de apostel ontdekte. Het deed hem met opgeheven handen uitroepen: ‘Hierin is de liefde!’
Het wonder dat hem verbaasde, vertelt hij, was niet dat wij God liefgehad hebben. Want zelfs wanneer alle mensen God liefhadden, zou dat iets wonderlijks zijn? God heeft ons geschapen. Wij zijn de schitterende voorbeelden van Zijn kracht en wijsheid. De verschillende systemen die onze gezondheid waarborgen en ons in leven houden; de voorzieningen in het lichaam en daarbuiten; de manier waarop de hele wereld ondergeschikt is gemaakt aan de mens. Het is zoals George Herbert zegt: ‘De mens is een wereld op zich en heeft een wereld om hem te dienen.’ Deze bewijzen van genade zouden ieder mens tot liefde voor God moeten aansporen. Het zou niet verbazingwekkend zijn als ieder schepsel dat uit Adams lendenen is voortgekomen een volmaakt leven in gehoorzaamheid leidde en onophoudelijk eerbied bewees aan de God Die hem geschapen heeft en in zijn noden voorziet. God is de liefde van al Zijn schepselen waard. Wij zouden Hem lief moeten hebben als Hij Zijn zon voor ons laat schijnen, ons vruchtbare seizoenen schenkt, ons in leven houdt en ons voor het verderf behoedt. Als we dat zouden doen, zou dat geen enkele verbazing hoeven te wekken.
En, lieve broeders en zusters, wanneer de genade van God een mensenhart vervult, de satan uitdrijft en ons de mogelijkheid teruggeeft om God lief te hebben, dan is het geen wonder als we Hem liefhebben. Denk niet aan de alledaagse liefde die je vindt onder gewone christenen. Ja, het bijzondere daaraan is dat het zo gewoontjes is, zo weinig, zo zwak. Het is een groot wonder, waarbij de tranen je in de ogen schieten. God doet zoveel voor ons en wij geven Hem zo weinig liefde terug. Isaac Watts verwoordde dit heel goed:
Lieve Heere! Zullen we ons neerleggen bij deze armzalig lage prijs? Onze liefde voor U is zo zwak,
zo kil en de Uwe voor ons zo groot! Kom, Heilige Geest, hemelse Duif met al Uw levendmakende kracht!
Kom, stort de liefde van de Heiland uit, dat kan onze liefde ontsteken.
Maar denk nu eens aan oprecht ijverige zendingswerkers. Mannen zoals Carey, Moffat of John Williams, mannen, die alle gemakken van het leven opgeven, alle kans op een goed salaris, en die zich onder barbaarse volken begeven, om hoon te verdragen en misschien zelfs wel de dood onder ogen te zien om Christus’ wil. Ze trotseren de verschrikkingen van koorts en pest. Ze reizen door oerwouden. Ze tarten onstuimige zeeën. Geen berg is te hoog en geen weer slecht genoeg om hen tegen te houden. Ze banen zich een weg tot in het hart van Afrika, of bereiken hoog in het Noorden de Eskimo’s. Als ze sterfelijke mensen maar over de liefde van Jezus kunnen vertellen. Voor ons lijken ze geloofshelden. Maar als we het vergelijken met wat Christus voor hen deed, mogen en zullen zij ook niet meer doen dan neerzinken en erkennen dat ze niets lofwaardigs gedaan hebben. Ze hebben slechts hun plicht gedaan en ze belijden allemaal dat ze tekortschieten in de dienst die Christus waard is. Hoewel we in zekere zin zouden kunnen zeggen: ‘Hierin is de liefde’, is het maar een schamele vergelijking, omdat het maar gedeeltelijk waar is.
Zeiden we niet ‘Hierin is de liefde’ toen we in het Martelarenboek van Foxe of andere verhalen lazen over de heiligen? We lazen hoe ze Christus’ Naam beleden voor de inquisiteurs. Ze zongen prachtige lofzangen terwijl hun gewrichten op de pijnbank uit elkaar getrokken werden. Terwijl ze moedig op de vlammende brandstapels stonden en hun lichamen werden verteerd, bleven ze getuigen van de dierbaarheid van Christus. Nou, dat zouden we kunnen zeggen als we onze liefde met die van hen vergeleken. Maar alles bij elkaar genomen, is het maar een kleinigheid om vrijwillig verbrand te worden voor Degene Die je heeft gered van het eeuwige vuur. Het gaat er hevig aan toe, maar genade houdt de martelaar staande in deze vurige beproeving. Het is snel voorbij en de beloning zal alles ruimschoots vergoeden.
Als we het vergelijken met de alles overtreffende liefde van Christus is er niets, zelfs niet in de liefde van martelaren, dat onze lof waard is. Zij zijn maar sterren, laten ze hun gezicht verbergen in aanwezigheid van de Zon. Zij zijn zoete bloemen, maar ze zijn niet te vergelijken met de Roos van Saron, de Lelie uit de dalen, van Wie de liefelijke geur de aarde en de hemel vervult. Mensen met geestelijke zintuigen die in staat zijn te oordelen, vergeten alles om hen heen als ze verrukt staan te kijken bij deze verzameling van alles wat lieflijk is. Ze roepen uit: ‘Hierin is de liefde!’
O! Deze liefde van Christus is verheven boven iedere graad, maatstaf of grootheid. In vergelijking hiermee smelt iedere andere liefde, hoe verheven en nobel ook, als sneeuw voor de zon. Daarom wil ik u nu vragen om wat meer in detail na te denken over de liefde van God in Christus Jezus voor ons, waar de tekst het over heeft.
1. De liefde van God is liefde die uitgaat naar mensen die Hem niet liefhebben.
‘Niet dat wij God liefhebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad.’ Wanneer God degenen liefheeft die Hem liefhebben, lijkt dat nog te verklaren uit de natuur. Maar als Hij houdt van mensen die Hem niet liefhebben, is dat boven alle logica verheven. Dat kan alleen volgens de uitzonderingsregel van genade. Er is op aarde nooit een mens geweest die God uit zichzelf liefhad. Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één (Rom. 3:12). Toch heeft de Heere Zijn oog van verkiezende liefde laten vallen op zondaren, die geen greintje liefde voor Hem bezaten.
Een onbekeerd hart bevat niet meer liefde voor God dan dat er leven mogelijk is in een brok graniet. Een ongeredde ziel bezit niet meer liefde tot God dan dat er vuur is in de diepte van de oceaan. En hier is het wonder, dat God ons liefgehad heeft toen wij geen enkele liefde voor Hem hadden. Dit is nog zachtjes uitgedrukt, want in plaats van God liefhebben, mijn broeders en zusters, hebben u en ik Hem zelfs de geringste erkenning onthouden. Wij waren zorgeloos en onverschillig. Er gingen dagen en weken voorbij waarin we nauwelijks aan God dachten. I let zou voor onze gedachten, gewoonten en gesprekken weinig uitmaken als er geen God zou zijn. God kwam niet in onze gedachten voor. En we zouden het misschien zelfs als een leuk nieuwtje beschouwd hebben als iemand ons zou vertellen dat God dood was. Dan konden we onze eigen gang gaan, zonder angst voor Zijn veroordeling. Ook al zijn we nu dankbaar dat Hij van ons houdt, toen kwamen we tegen Hem in opstand in plaats van dat we Hem liefhadden. Welke wet hebben we n iet overtreden? We kunnen geen enkel gebod aanwijzen zonder toe te moeten geven dat we het hebben overtreden of dat we tekortkomen in wat het van ons vraagt.
Vanavond wil ik niet uitweiden over een algemeen leerstuk. Liever wil ik ieder mens ervan overtuigen dat God van hem houdt. U weet allemaal heel goed dat God u niet liefheeft omdat u Hem liefhad. Want er was (zoals u eerlijk moet toegeven) geen liefde voor God in u. Veel eerder was er een aangeboren vijandschap en afkeer van Hem. Waarom hield Hij dan van u? Over het algemeen houden wij niet van mensen die ons haten, mensen die ons uit wrok dwarsbomen of uitschelden. En toch houdt God van ons! Er zijn zelfs sommigen van het volk van God, mensen die God liefheeft, die er voor hun bekering een gewoonte van maakten God in Zijn gezicht te vervloeken! Zij gebruikten de zondag voor plezier en genot. Dronkenlappen, onrein en walgelijk. Toch had God hen lief! Wat een wonder! God hield van hen toen ze nog stonken naar de bordelen van zonde, toen geen zonde te snood en te laaghartig voor hen was. O, denk niet dat Hij van u begon te houden toen u van Hem begon te houden! Integendeel! Hij had u onvermoeibaar en trouw lief toen u nog in uw zonden zwolg. In Zijn liefde sloeg Hij Zijn armen om u heen. Hij trok u op uit uw zondige bestaan en maakte u tot wat u nu bent.
Dit is vast een goed bericht voor sommigen van u! Misschien leeft u nog steeds in de zonde, zoals al Gods volk vroeger. U weet niet eens waarom u hier bent binnengedwaald. Maar misschien, terwijl u hier zit en luistert, hoort u hoe God u liefheeft. Mocht het zo zijn dat u een van Zijn uitverkorenen blijkt te zijn! Dat God u liefheeft, ook al leeft u in zonde. Dat God u zal blijven liefhebben tot u uw zonden verlaat, u naar Christus toekeert en vergeving ontvangt! Bid toch lieve christenen, dat er zo iemand mag zijn. God hoort het gebed. Bid nu zachtjes: ‘Heere, trek vanavond enkelen van Uw uitverkoren volk tot Christus. Laat de mensen die nooit aan U denken, maar die liever doorgaan met zondigen, tot U gebracht worden, op Jezus zien en door Hem bekeerd worden.’ ‘Hierin is de liefde.’ God houdt van onaantrekkelijke, haatdragende, gemene en verdorven mensen. Hij heeft hen lief, ook al hebben zij Hem niet lief.
2. Ook moeten we ons verwonderen over Degene Die ons liefheeft.
‘Hierin is de liefde, niet dat wij God liefhebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad.’ Wat wil God eigenlijk bereiken met Zijn liefde voor ons? U hebt nog nooit een vlieg op de koepel van de kathedraal zien lopen. Die is veel te klein. Nou, een vlieg op de koepel van de kathedraal is een monster, ontzagwekkend groot, vergeleken met u zoals u op deze wereld rondkruipt. De verhouding van die vlieg tot de kathedraal is vele malen groter dan die van u tot de aardbol! Wat bent u een onbeduidend klein schepsel! U kunt zich al niet voorstellen dat u van die vlieg zou kunnen houden. Nog wonderlijker zou het zijn als een engel van die vlieg zou kunnen houden. Maar dat God ons liefheeft, is een veel groter wonder.
Kijk eens omhoog naar de hemel en tel de sterren. Een astronoom vertelde mij eens dat die minuscule stipjes enorme werelden voorstellen, sommige daarvan veel beter dan de onze. In onze lucht schitteren miljoenen en miljoenen van zulke werelden. Mogelijk zijn al die miljarden sterren die wij zien slechts een klein hoekje, een molshoop, vergeleken bij alles wat God gemaakt heeft en bevat het grenzeloze heelal ontelbaar veel werelden. Ontelbaar als het zand dat de grote en machtige oceaan omspant. Hoe klein is één mens op aarde? Hoe onbetekenend één mens in een myriade van werelden, één mens in het universum? En hierin is de liefde dat God een dergelijk nietig schepsel liefheeft. Want wat is God, vergeleken met deze hoeveelheid werelden en hun mogelijke omvang in de ruimte? God is oneindig veel groter dan het beeld dat wij door zulke vergelijkingen oproepen. God Zelf is veel groter dan het universum. Zelfs de wijste professoren kunnen zich geen voorstelling maken van de grootheid van God zoals Hij in werkelijkheid is.
Toch verwaardigt dit grootse en glorieuze Wezen, dat alle dingen tot ontplooiing brengt en alle dingen onderhoudt door het woord van Zijn macht, Zich om Zich op ons te richten. Let erop dat het niet Zijn medelijden is, dat het niet Zijn gedachten zijn, maar dat het liefde is vanuit het diepst van Zijn ziel, wat Zijn hele wezen inhoudt, want Hij is liefde. ‘Hierin is de liefde!’ Een onbetekenend schepsel, verachtelijk, smerig en verdorven, wordt bemind door de verheven Schepper, bemind met al de oneindige genegenheid van Jehova’s hart. Sta eens stil en verwonder u. U kunt deze diepte niet peilen, u kunt deze verhevenheid niet schatten, want het uiterste bereik van ons voorstellingsvermogen is daarvoor niet toereikend.
3. Is het geen reden om ons te verwonderen dat deze liefde niet werd gezocht?
Hierin is de liefde, niet dat wij God liefhebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond. Wij stuurden nooit een afvaardiging naar Hem, maar Hij stuurde er een naar ons. Stel u voor dat wij, nadat wij gezondigd hadden, allemaal op onze knieën waren gevallen en aanhoudend hadden gebruld: ‘O Vader, vergeef ons!’ Stel u voor dat wij elke dag kwamen, met berouwvolle tranen die uit onze ogen stroomden, roepend en smekend om vergeving. Het zou al heel bijzonder zijn als God dan een manier had gezocht om ons vergeving te schenken. Maar nee, het was precies tegenovergesteld. God heeft een ambassadeur naar ons gestuurd om met ons over vrede te spreken. Wij zonden geen gezantschap naar Hem. De mens draaide God de rug toe en ging steeds verder bij Hem vandaan. Hij dacht er zelfs niet over om terug te keren naar zijn beste Vriend.
Niet de mens keert als bedelaar terug bij God om verlost te worden. Het is, als ik me zo mag uitdrukken, alsof de eeuwige God Zelf Zijn schepsels smeekt om zich te laten verlossen. Jezus Christus is niet in de wereld gekomen om gezocht te worden, maar om te zoeken wat verloren is. Het begint allemaal bij Hem. Jezus kwam naar de wereld, terwijl de voorwerpen van Zijn medelijden Hem niet zochten of welkom heetten. Ik vraag me af: Zullen er vanavond sommigen hier gevonden worden door de God Die ze nooit gezocht hebben? Zoiets is al vaker voorgekomen.
Toen John Williams bekeerd werd, had hij met een groep vrienden afgesproken om zondige dingen uit te gaan halen. Misschien kennen jullie dat verhaal wel. Het waren niet zomaar wat onschuldige overtredingen. De vrienden stuurden John Williams naar de kerk van Whitefield om op de klok te kijken. De klok hing toevallig hoger dan de deur, zodat de jonge Williams er niet onderuit kon om een eindje het gangpad in te lopen. Er was een groep mensen in de kerk aanwezig en iets dat de prediker zei, ving zijn aandacht. Hij stond stil en luisterde. Zijn vrienden buiten werden ongeduldig, omdat hij hen zo lang liet wachten. Hij liet hen echter nog langer wachten en de duistere daad die ze hadden willen doen, is nooit uitgevoerd. God had John Williams gevonden, die nooit naar Hem gezocht had.
Dit vertel ik jullie niet om jullie aan te sporen tot het uitstellen van het zoeken van de Heere. De opdracht is: ‘Zoek de HEERE terwijl Hij te vinden is, roep Hem aan terwijl Hij nabij is’ (Jes. 55:6). Dit is genade. Er staat: ‘Ik ben gevonden door hen die Mij niet zochten, Ik heb Mij geopenbaard aan hen die naar Mij niet vroegen.’ De genade van God is soms als een politieagent die een man in de kraag vat en zegt: ‘Vanavond moet u zich bekeren.’ Jezus Christus komt soms naar mensen toe, zoals Hij bij Zacheüs deed. Die zat hoog in de vijgenboom. Jezus zei: ‘Kom naar beneden, want heden moet Ik in uw huis verblijven.’ Hij zei niet: ‘als u wilt’, maar: ‘Ik moet, Ik moet, Ik wil het zo.’
O Heere, maak het vanavond een moeten voor velen van ons, dat U in hun huis moet blijven. Dan moeten ze hun zonden opgeven en zich tot U bekeren! Maar hierin is de liefde, de heerlijke liefde van God, dat Hij zo diep afdaalt: Hij wacht niet alleen op ons, Hij komt Zelf naar ons toe met Zijn doeltreffende genade en redt ons. Hoewel ik maar zwakjes over dit onderwerp spreek, hoop ik dat uw hart niet zwakjes klopt. Ik vertrouw erop dat de kinderen van God de Heere zullen prijzen en verhogen als ze bij zichzelf zeggen: ‘Precies zo heeft de Heere met mij gedaan, zo heeft Hij mij Zijn genade bewezen.’ ‘Hierin is de liefde!’
4. Ook de vriendelijkheid die uit Gods liefde voortkomt, mag onze bewondering wel opwekken: ‘Hierin is de liefde, niet dat wij God liefhebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.’ Kijk eens wat Gods overwegingen waren. Wij hadden Gods wet overtreden. Die wet was niet willekeurig tiranniek, maar belichaamde een grondwet die onpartijdig en goed was, geschikt voor het bestuur van het heelal. Zij was met zoveel wijsheid ontworpen. Gehoorzaamheid bracht geluk, en ongehoorzaamheid leidde tot ellende. Zelfs de straf op het overtreden van Gods wet was niet irrelevant en stond niet los van alle belangen. Als de schuldigen niet gestraft zouden worden, zouden onschuldigen de dupe worden.
Bedenk eens wat een schade en onrecht alle eerzame burgers van Londen aangedaan zou worden als de dieven nooit gestraft werden voor hun boevenstreken. Het zou lijden betekenen voor onschuldiger», als men de schuldigen zou laten ontsnappen. Daarom moet God ons straften als wij verkeerd gedaan hebben. Niet naar willekeur, maar omdat het recht zijn loop moet hebben. Is er een mogelijkheid om deze straf Ie ontlopen? Zijn machtige liefde kwam met een plan. Het plan dat ontworpen werd, zou nooit bedacht kunnen zijn door een raad van engelen en zelfs niet door een bijeengeroepen vergadering van alle intelligente wezens die God ooit gemaakt heeft. Door dit ontwerp blijven de eeuwige wetten van goed en kwaad overeind, blijft Gods eer onaangetast en krijgt God toch de mogelijkheid om ons te vergeven. Gods liefde bedacht dit schitterende concept, waarin Jezus de Plaatsvervanger werd. 11 ij stond in onze plaats, zodat wij vrijuit konden gaan. Maar ik wil niet langer stilstaan bij de schets van het ontwerp. We kijken nu verder naar de openlijke manifestatie van deze vriendelijkheid en liefde voor ons.
5. ‘Hierin is de liefde.’ Wat een zelfverloochenende, verbazende en ongeëvenaarde liefde! De woorden waarmee ik de uitnemendheid van deze liefde wil beschrijven, ontbreken mij. Het is goddelijke liefde, liefde buiten alle proporties. God zond Zijn Zoon tot een verzoening voor onze zonden. Het was noodzakelijk dat deze eniggeboren Zoon van de Vader in het vlees leed. Hij moest overgegeven worden in de handen van zondaren. Hij werd wreed mishandeld, bespuugd, aan een stuk hout gespijkerd en gedood.
Wie van ons zou zijn eigen zoon opgeven? We houden zoveel van de kinderen die uit ons zijn voortgekomen! Misschien zouden we hen opgeven voor ons land in tijden van oorlog. We zouden misschien zeggen: ‘Laat onze jongemannen gaan om huis en haard te beschermen.’ Maar wat zou het zwaar zijn. Veel moeders hebben dat ervaren toen ze de dodenlijst lazen en begrepen dat hun dappere jongen onder de gevallenen was. De met bloed bevlekte oorlogsbanier had sindsdien maar weinig roemrijks meer in zich. Maar wie van ons zou zijn zoon opgeven om voor zijn vijand te sterven? Voor een vijand die hem nooit één dienst bewezen had, maar ondankbaar was, alle liefde had afgewezen en koppig zijn nek verhard? Er is geen mens die dat zou kunnen opbrengen.
O! Bedenk dan eens wat een liefde het is dat de eniggeboren Zoon van God vrijwillig wilde sterven, dat de Heilige een mens wilde worden. Hij wilde onze zonden op Zich nemen en voor die zonden lijden. Hij was gewillig om het bloedige zweet te verdragen, om de schouders te ontbloten voor de gesel van de beul. Hij gaf zich met lichaam en ziel vrijwillig over aan de doodsangsten van een levenseinde zoals nooit vóór- of nadien werd gekend. ‘Hierin is de liefde!’ Als ik ooit sprekers-gaven heb begeerd zoals God die aan sommige mannen geeft, is het vanavond wel. Ik zou het vermogen willen hebben om zielen te ontroeren en harten met geestdrift te vervullen. Want hoe kan ik woorden geven aan de wonderschone tragedie van het kruis? Hoe kan ik de doodsstrijd van mijn lieve Heere en Meester uiteenzetten?
In plaats van een poging te doen die toch zal falen, vraag ik u om in gedachten eens te kijken naar het gebeuren zelf: Hij, de Heere der heerlijkheid, wordt bespot door ruwe soldaten. Zij spugen in Zijn gezicht. Ze trekken aan Zijn haren. Ze noemen Hem hun koning en buigen in schijnbare huldebetuiging voor Hem neer. Hij wordt gegeseld, en dat is geen kinderspel. Hij wordt gebracht naar een heuvel buiten de stadspoorten (de Old Bailey[1], het Tyburn[2] van Jeruzalem). Hij wordt op zijn rug gegooid. En ijzeren spijkers worden door zijn handen en voeten geslagen. Hij wordt opgetild. Het kruis wordt met een schok op zijn plaats gezet om Zijn botten te ontwrichten. Hij schreeuwt: ‘Als water ben Ik uitgestort, ontwricht zijn al Mijn beenderen.’ Hij krijgt koorts door de prikkeling van zenuwen in handen en voeten. Zijn mond wordt droog als een oven en Zijn tong kleeft aan Zijn gehemelte. Hij roept: ‘Mij dorst!’ en ze geven Hem azijn, gemengd met gal. Ondertussen wordt mijn ziel gemarteld, zoals geen mens ooit meegemaakt heeft. Zijn geest wordt geslagen door een orkaan van goddelijke toorn. Zijn binnenste wordt als een kokende zee in beroering gebracht, onophoudelijk heen en weer geslingerd.
Och, wat was Jezus’ smart van een ongekende diepte. Dit doorstond Hij voor Zijn vijanden, voor óns. Wij hadden Hem niet lief. Wij vroegen nooit om Zijn genade en weigerden zelfs om hem te ontvangen. Als wij ertoe gebracht worden om deze genade te ontvangen, realiseren wij ons niet wat het Hem kostte. Zelfs als we het een beetje begrijpen, voelen wij geen dankbaarheid die daarbij past. En als we al dankbaarheid voelen, laten we het niet merken, maar gaan onze eigen weg en vergeten hel weer. Wij zijn een zodanig grote liefde absoluut onwaardig! ‘Hierin is de liefde!’ Sta stil en verwonder u! Ik vraag u niet meer dan dat ii zich met mij verbaast. God geve dat onze verwondering resulteert in wederkerige liefde tot God en daadwerkelijke liefde voor onze naaste.
6. Ik wil afsluiten met de volgende vraag: Wat zou het effect op ons moeten zijn van het zien op dit grote wonder? Het is zoals de apostel ons in het volgende vers vertelt: ‘Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben.’ Christenen, vanwege de liefde die (iod aan u heeft geopenbaard, bent u verplicht om uw medechristenen lief te hebben. U moet hen liefhebben, ook al hebben zij veel gebreken. 11 hebt er zelf ook wel een paar. Als u een uitbundig mens niet liefhebben kunt, heeft hij misschien wel moeite met u omdat u zo rustig bent. Jezus heeft u lief met al uw gebreken. Houd van uw broeders met hun gebreken.
U zegt dat u bent gekrenkt door een broeder, maar u heeft Christus gekrenkt. Wat! Wilt u dat Christus u uw ontelbare overtredingen vergeeft en kunt u uw broeder niet vergeven? Waar gaat het eigenlijk over?
‘Nou, hij behandelde me niet met respect.’ O! Is dat het? Een armzalige worm wil met respect behandeld worden? ‘Maar hij kleineerde mij. En een zuster hier mag dan een christen zijn, maar zij sprak ook zeer onvriendelijk over mij.’ Welja, maar wat maakt dat uit? Ik heb vaak gedacht als mensen kwaad van mij spraken en het was echt onwaar: ‘Als ze me beter gekend hadden, hadden ze wellicht iets gevonden dat waar zou zijn.’ Het is zoals we soms zeggen van een jongen die onterecht een pak slaag heeft gehad: ‘Ach, hij heeft het verdiend, als het niet voor deze keer is dan wel voor een andere keer.’ Glimlach eens om een belediging in plaats van boos te worden. Wie zijn wij dat wij van iedereen respect verwachten, terwijl niemand onze Heere eervol behandelde? Laten we direct bereid zijn om te vergeven, zelfs tot zeventigmaal zevenmaal toe.
Een goed voorbeeld van iemand met een edele geest, zoals een christen die behoort te bezitten, is dat van een man die op een dag zijn paard in het depot van de politie vond. De boer die het paard er gebracht had, zei: ‘Ik vond uw paard op mijn land, daarom heb ik het naar het depot gebracht. Als ik het weer op mijn land vind, breng ik het er weer naartoe.’ ‘Nou’, antwoordde de ander, ‘kortgeleden vond ik op een nacht zes van uw koeien op mijn erf. Ze aten mijn hooi op. Ik heb ze naar uw erf teruggedreven. Ik heb ze niet naar het depot gebracht. Als ik ze weer op mijn erf vind, doe ik hetzelfde.’ De boer zei: ‘U bent een beter mens dan ik.’ Beschaamd ging hij naar het depot, betaalde het verschuldigde bedrag en haalde het paard van zijn buurman eruit. Zo edelmoedig moet u zijn, zeker als het uw medechristenen betreft. Als God zo’n wonderlijke liefde voor ons heeft, laten we dan de mensen die ons ergeren liefhebben.
Laten we medelijden hebben met de armen onder Gods volk. Het is niet moeilijk om beleefd te zijn tegen mensen die hoger geklommen zijn dan wij, en respect te tonen voor mensen die netjes gekleed zijn. Maar het is de kunst om Gods kinderen lief te hebben als ze gebrekkig zijn. Ja we moeten hen zelfs met meer en tederder liefde liefhebben vanwege hun armoede. Zij lijken in bepaalde opzichten meer op Christus dan wij. Christus was arm, en dat zijn zij ook.
Laten we ook trouw aan de zijde van Gods vervolgden blijven staan. Sommige mensen rennen al weg van iemand als er een handvol vuil naar hem wordt gegooid. Maar als God ons zo liefheeft gehad toen wij nog zondaars waren, zijn wij ook verplicht onze medechristenen lief te hebben als zij in diskrediet gebracht worden. Als zij vervolgd worden vanwege de gerechtigheid, zou iedere moedige geest moeten zeggen: Ik ben voor die man, ik sta voor die man in.’ Ik verheugde me over de opmerking van een broeder die ik onlangs tegenkwam. Hij zinspeelde op de liefde die hij voor zijn predikant voelde en zei: ‘De belangrijkste reden waarom ik hem wilde horen en liefhebben, was dat ik zag hoe hij in alle kranten uitgescholden werd. Ik dacht: ‘Ik weet zeker dat die man iets goed heeft. Juist omdat hij zwak staat en iedereen tegen hem is, ga ik aan zijn kant staan tot ik van het tegendeel wordt overtuigd.’ Zorg dat u zich om de vervolgde christen heen schaart! Zeg, wanneer er kwaadgesproken wordt van een kind van God: ‘Ik sta aan zijn kant. Ik wil delen in die eer, zodat ik ook mag delen in de eer die de heiligen in het hiernamaals mogen verwachten.’
Ik heb geprobeerd om te spreken tot sommigen hier die onbekeerd zijn. Ik wilde hun een paar bemoedigende gedachten aanbieden. Als ze naar huis gaan en de Heere zoeken, zal Hij door hen gevonden worden. Als ze zonder uitstel op Jezus vertrouwen, zullen zij gered worden. Een jongedame las de krant. Haar moeder vroeg: ‘Ben je klaar?’ Ze antwoordde ‘Ja, ik ben klaar. Ik keek naar de overlijdensadvertentie van Jane. Arme meid, we waren samen juf op de zondagschool.’ Nou, ze zei wel dat ze klaar was met de krant, maar het feit dat een van haar vriendinnen overleden was, was nog niet klaar met haar. Het zou tot haar blijven spreken en haar blijven bezighouden. Zelfs al zou ze het van zich afschudden, dan nog zou ze erop moeten reageren. Vanavond heeft u een preek gehoord. Nu zou u kunnen denken: ‘Mooi, daar zijn we weer vanaf.’ Dat kunt u wel denken, maar deze preek is nog niet klaar met u.
U zult ter verantwoording geroepen worden voor iedere waarheid die deze preek bevat, voor iedere waarschuwing en voor iedere liefdevolle uitnodiging die uw hart bereikt. Er zijn maar weinig preken die ooit helemaal af zijn. De meeste worden beluisterd en vergeten, maar wat zou het een zegen zijn als alle preken klaar waren, als hun raadgevingen en waarschuwingen ten uitvoer gebracht waren. Ik denk, nee, ik weet haast zeker dat er vanavond mensen zijn die deze tekst nooit af zullen ronden, niet in dit leven en niet in het volgende. Want de tekst zegt vanavond: ‘Ook al hebt u God nu niet lief, toch zult u Hem liefkrijgen, want Hij had u lief, Hij had u lief met een eeuwige liefde.’ De gedachte aan deze tekst zal u verleiden om Jezus te zoeken. U zult uitzoeken of het echt waar is wat er staat. En als u Hem dan gevonden heeft, zult u uw kinderen vertellen: ‘Er is in de Bijbel geen mooier vers dan dit: ‘Hierin is de liefde, niet dat wij God liefhebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad.’ En nog later zult u uw kleinkinderen vertellen dat die tekst op een avond uw ziel binnenkwam en aan het luiden ging als de oude klok op de Inchcape Rock. Hoe harder de storm, hoe luider de klok. U zult hem horen luiden tot hij u tot Christus geleid zal hebben, recht de hemel in. Dan, in de hemel, zal hij prachtige muziek voor uw oren zijn en zelfs daar zal hij blijven luiden: ‘Hierin is de liefde, niet dat wij God liefhebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.’
Amen.
[1] Een gerechtshof in Londen waar zware misdadigers worden veroordeeld.
[2] Een galgenveld dat (toen) net buiten Londen lag.