Des anderen daags wilde Jezus heengaan naar Galilea, en vond Filippus. Johannes 1:44
Toen begon u te bidden. Maar wie heeft u leren bidden? Met het echte gebed was u niet vertrouwd geweest. Vaak hebt u veel woorden in de mond genomen, en dat was dan alles. Toen evenwel begon u te roepen: ‘O God, wees mij zondaar genadig!’ O, dat zuchten van uw geest en die angst van uw hart in uw roepen tot God! Wie heeft u die angst gegeven? Wie heeft u geheel verbroken, en gemaakt dat elk gebroken been schreeuwde om genade? Wie, ja wie, dan Christus, Die door de kracht van de Heilige Geest met macht in uw ziel heeft gewerkt? En toen u zichzelf aan Christus overgaf, toen u in Jezus geloofde en verlossing vond, waar kwam dat geloof vandaan? Is het niet altijd het werk van Gods Geest? Is het geloof niet Gods gave, en belijdt u niet dat het bij u zo is? Vroeger, toen ik een klein kind was, dacht ik dat ik een speld over de tafel zag gaan, en ik zou me hebben afgevraagd wie die speld zo had laten bewegen. Ik was evenwel oud genoeg om te begrijpen dat iemand onder de tafel een magneet bewoog. De speld volgde de magneet die ik niet kon zien. Zo werkt de Heere met Zijn krachtige magneet van de genade vaak op de harten van mensen in, en wij denken dat hun verlangen naar God en hun geloof in Christus van henzelf zijn. In zekere zin zijn het verlangen en het geloof van hen, maar er is een Goddelijke kracht die op hen inwerkt, wat deze uitwerkingen tot gevolg heeft. Het is Jezus, Die Filippus vindt, ook al weet Filippus het niet. Filippus denkt dat hij Jezus vindt, maar achter de sluier is het Jezus, Die Filippus vindt. Dat was het werk dat voorafging.