En het geschiedde toen Mozes van de berg Sinaï afging… zo wist Mozes niet dat het vel zijns aangezichts glinsterde. Exodus 34:29
We leren hier iets over de uitnemende heerlijkheid van onze Heere Jezus Christus. Hoezo? Wel, dit was om zo te zeggen de lagere trap van Mozes’ verheerlijking. Het kwam niet verder dan dat zijn gezicht van licht straalde. Maar toen Christus kwam, werd Hij wat Zijn Persoon betreft geheel verheerlijkt. Niet alleen Zijn gezicht straalde, maar ook Zijn hele Persoon en Zijn klederen. Mozes kon zijn gezicht bedekken, maar het stralende licht van onze Heere kon zo niet worden bedekt. Niets kon de heerlijkheid van onze Heere verbergen. Die was zo groot, dat terwijl Israël die bevend zag, de discipelen erdoor in een diepe slaap vielen. Hij was een en al klaarheid en licht. Met de heerlijkheid van Christus is niets te vergelijken, het is de heerlijkheid die alles te boven gaat. O wist ik maar hoe ik erover moest spreken! Ik voel me net als Paulus, toen hij zei: Ik kon door de heerlijkheid van dat licht niet zien. Het overweldigt me. Het Lam is het Licht van de hemel zelf. Wat zal ik meer zeggen? Johannes heeft op de rots van Patmos onze Heere in een visioen gezien, en gezegd: ‘Zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt in haar kracht. En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten.’ Mozes had op zijn gezicht een licht dat bedekt kon worden, maar Jezus was en is louter Licht, en in Hem is ‘gans geen duisternis.’ ‘Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld.’ ‘Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is ons door Jezus Christus geworden.’